Subsidieverordening Particuliere Woningverbetering (PWV) 2000

Geldend van 14-04-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Subsidieverordening Particuliere Woningverbetering (PWV) 2000

Gemeenteblad 2000

Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 januari 2000, 99SOB5947; raadsstuk 2000-68;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, het wetsontwerp Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

tot vaststelling van de hierna volgende Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000.

Artikel I

HOOFDSTUK 1

Algemeen Deel.

Artikel 1.1

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder wijkaanpak verstaan de samenhangende inspanning op stedenbouwkundig, sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op het versterken van de leefbaarheid van wijken en buurten.

2. De door de gemeenteraad aangewezen strategische wijkaanpakgebieden zijn gebieden waar een samenhangend beleid op fysiek, sociaal en economisch terrein nodig wordt geacht om de in die gebieden bestaande leefbaarheidsproblemen op te lossen.

3. Daarnaast is het mogelijk dat de raad overige wijkaanpakgebieden aanwijst waar een krachtig wijkaanpakbeleid mogelijk wordt geacht zonder dat hiervoor een geheel eigen bestuurlijk organisatiemodel wordt ingesteld.

Artikel 1.2

1. De gemeenteraadraad stelt het budget, tevens subsidieplafond, voor de wijkaanpak vast.

2. Bovengenoemd budget kan door de gemeenteraad in deelbudgetten verdeeld worden.

3. De deelbudgetten kunnen worden onderscheiden in stedelijk in te zetten budgetten en gebiedsgebonden budgetten.

4. Vaststelling van het budget kan betrekking hebben op één of meer budgetjaren.

5. De gemeenteraad kan delen van stedelijke en gebiedsgebonden budgetten, overeenkomstig artikel 2.1.4, aanwijzen voor particuliere woningverbetering.

6. Overeenkomstig het vijfde lid aangewezen budgetten gelden voor de uitvoering van deze verordening als deelbudgetten, tevens subsidieplafonds.

7. Het budget en de deelbudgetten worden bekend gemaakt in één of meer dag- of weekbladen.

Artikel 1.3

1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het belang van de wijkaanpak en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening subsidies te verlenen en vast te stellen.

2. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met andere subsidie die op grond van deze verordening of enige andere regeling is of kan worden verleend.

3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van subsidie verplichtingen verbinden.

Artikel 1.4

Burgemeester en wethouders weigeren subsidie indien verlening zou leiden tot overschrijding van het betreffende subsidiebudget of subsidiedeelbudget.

Artikel 1.5

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de wijkaanpak afwijken van de bepalingen van deze verordening met uitzondering van artikel 1.4.

Artikel 1.6

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de behandeling van aanvragen om subsidie.

HOOFDSTUK 2

Woningvoorraadbeheer

§ 2.1 Begripsbepalingen

Artikel 2.1.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. aanwijzingsbesluit: raadsbesluit tot het aanwijzen van panden voor particuliere woningverbetering met een daaraan gekoppeld subsidieplafond;

b. begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en uitbetaling van de door de gemeente verleende subsidie;

c. bouwplan: de beschrijving van de te treffen voorzieningen zoals deze op het door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier door de aanvrager is gedaan, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening;

d. subsidieplafond: bedrag aan subsidie (budget) dat door de gemeenteraad voor één of meer jaren beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van de uitvoering van deze verordening;

e. initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van subsidie;

f. kosten van de voorzieningen: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van voorzieningen;

g. onderhoudsplan: een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 15 jaar nodig worden geacht, om het bouwtechnische kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, minimaal te handhaven dan wel te verbeteren;

h. particuliere huurwoning: huurwoning die niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling;

i. plan: de opsomming van alle voorzieningen, zoals die op het door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier door de aanvrager zijn vermeld, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens zoals vereist op grond van deze verordening;

j. splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet;

k. uitvoeringsschema: overzicht van een nauwkeurige planning van de uit te voeren werkzaamheden en een daaraan gekoppelde termijnbetalingsregeling voor de aannemer, conform het 1000-puntensysteem, een en ander overeenkomstig Model PWV-BB-X van de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting;

l. vaststellen van de subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld en de gemeente zich verplicht tot uitbetaling, mits aan de verplichtingen als opgenomen in deze verordening is voldaan;

m. vereniging van eigenaren: een vereniging zoals bedoeld in artikel 125 en verder van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

n. verenigingbesluit: een besluit van de ledenvergadering van de vereniging van eigenaren, overeenkomstig het reglement van splitsing van de betreffende vereniging;

o. verlenen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders dat een opschortend voorwaardelijke aanspraak op subsidie verschaft;

p. voorzieningen: bouwkundige maatregelen aan een woning die strekt tot opheffing van technische gebreken, verbetering van de indeling of het woongerief;

q. woningverbeteringscontract: overeenkomst tussen huurder en verhuurder inhoudende een samenstel van afspraken betreffende de uitvoering van de werkzaamheden, de eventuele huurverhoging en mogelijke andere gevolgen van het treffen van de voorzieningen, een en ander overeenkomstig Model PWV/JURX, van de dienst Stedebouw + Volkshuisvesting.

Artikel 2.1.2

In hoofdstuk 2 van deze verordening wordt verstaan onder:

1. eigenaar: opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht is verleend dat recht geeft op gebruik van een woning;

2. eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of door een rechtspersoon verleend deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op gebruik van een woning.

Artikel 2.1.3

1. Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders subsidie/een bijdrage verlenen:

a. voor het treffen van voorzieningen aan door eigenaren zelf te bewonen woningen (§ 2-2);

b. voor het treffen van voorzieningen aan particuliere huurwoningen (§2-3);

c. voor het geheel of gedeeltelijk compenseren van de Stadsregio Rotterdam terzake van een door de Stadsregio Rotterdam, op grond van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995, verleende bijdrage ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een particuliere huurwoning, ter voorkoming van het overschrijden van de normbedragen dan wel het gereserveerde budget als bedoeld in artikel 8 tweede en vierde lid Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 (§ 2-3a);

d. aan bewoners van particuliere huurwoningen bij verhuizing en herinrichting als gevolg van het treffen van voorzieningen (§ 2-4);

e. voor het stimuleren van de voortgang van projecten

particuliere woningverbetering (processubsidies).

Artikel 2.1.4

1. Subsidie wordt slechts verleend voor woningen, waarvan de bouw is voltooid vóór 1 januari 1946, gelegen in door de gemeenteraad voor particuliere woningverbetering aangewezen gebieden.

2. De aanwijzing van gebieden als bedoeld in het eerste lid is gekoppeld aan een stedelijk dan wel gebiedsgebonden subsidieplafond.

3. Het aanwijzingsbesluit maakt melding van het tijdvak waarvoor de aanwijzing geldt.

4. De aanwijzing en het hieraan gekoppelde subsidieplafond kan betrekking hebben op meer budgetjaren.

5. Het aanwijzingsbesluit en het hieraan gekoppelde subsidieplafond worden bekendgemaakt in een of meer dag- of weekbladen.

6. Burgemeester en wethouders kunnen een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid eerder dan aan het einde van het in het derde lid bedoelde tijdvak beëindigen indien met betrekking tot het bezit van eenzelfde eigenaar dan wel onderneming naar Europees recht de de-minimis grens als bedoeld in de Europese de-minimis verordening d.d. 15 december 2006 Nr. 1998/2006 is bereikt dan wel dreigt te worden overschreden.

Artikel 2.1.5

1. Burgemeester en wethouders kunnen op een aanvraag van de subsidieaanvragen ontheffing verlenen van een in deze verordening genoemde termijn met uitzondering van de in artikel 2.2.5, zesde en achtste lid en 2.3.5, zesde en zevende lid genoemde termijnen. Een dergelijke aanvraag wordt voor het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

2. Indien burgemeester en wethouders een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

3. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Artikel 2.1.6

1. Een aanvraag om subsidie wordt gedaan voor 1 november van het jaar waarin het besluit wordt gevraagd.

2. Indien een aanvraag om subsidie na de in het eerste lid genoemde datum ontvangen wordt, kan de aanvraag aangehouden worden tot het volgende jaar.

3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

Artikel 2.1.7

1. Burgemeester en wethouders verlenen geen subsidie indien:

a. met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting niet of niet in voldoende mate wordt gediend;

b. de voorzieningen niet sober en doelmatig worden uitgevoerd;

c. de geraamde kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te bereiken resultaat;

d. met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een besluit tot het verlenen van subsidie heeft ontvangen;

e. de geraamde kosten van voorzieningen minder bedragen dan 4.500 euro per woning;

f. de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen 15 jaar voor het tijdstip van de indiening van de aanvraag met subsidie ingevolge deze verordening is verbeterd;

g. de verdeling van de kosten van de voorzieningen, conform de in de betreffende akte van splitsing opgenomen kostenverdeelsleutel, zou leiden tot een onredelijk resultaat en hiervan niet wordt, of kan worden afgeweken;

h. bij het niet-voldaan zijn aan de onder artikel 2.2.9 tot en met 2.2.14 gesteldeverplichtingen;

i. de voorzieningen niet op het gehele pand betrekking hebben.

2. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt rekening gehouden met de functie en de gebruiksoppervlakte van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.

3. Plannen met betrekking tot woningen waaraan voor de laatste maal voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling, kunnen voor verstrekking van subsidie in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2015, tenzij de op het voor het laatste maal treffen van de voorzieningen aan de desbetreffende woning van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.

4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, onder d, e, f, en g.

Artikel 2.1.8

1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot:

a. de normering van de in artikel 2.1.1, sub f. bedoelde kosten;

b. de wijze van specificatie van elk van die kostensoorten;

c. de wijze waarop, bij een gemeenschappelijke aanpak, de uitvoering van de werkzaamheden juridisch en financieel wordt georganiseerd.

2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de ontwikkeling en voortgang van woningverbeteringsprojecten overeenkomsten aangaan.

§ 2.2 Voorzieningen aan door eigenaren zelf te bewonen woningen

Artikel 2.2.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

woning: een woongebouw, of een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd.

Artikel 2.2.2.

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

a. door de eigenaar te verhuren of verhuurde woningen;

b. woningen die niet geschikt of bestemd zijn om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

c. woonwagens als bedoeld in de Woningwet of woonschepen als bedoeld in de Huisvestingswet;

d. noodwoningen.

Artikel 2.2.3

1. Ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan een door de eigenaar zelf te bewonen woning kan subsidie verleend of vastgesteld worden. De subsidie wordt berekend over de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f, met uitzondering van maatregelen waarvoor op grond van enige andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen.

2. Ingeval van brandschade worden de subsidiabele kosten berekend aan de hand van de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f, minus de verzekeringspenningen.

Artikel 2.2.4

1. De subsidie wordt verleend aan de eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen.

2. Ingeval de aanvraag een pand betreft dat is gesplitst in appartementen, wordt de subsidie verleend aan de eigenaar(s) van de appartementsrechten.

3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet indien het gaat om woningen terzake waarvan degene, die als eigenaar, of uit anderen hoofde, bevoegd is tot het treffen van voorzieningen, is aangeschreven krachtens de Woningwet, ingeval de in de aanschrijving bepaalde termijn, gedurende welke de voorzieningen dienen te worden getroffen, is verstreken.

Artikel 2.2.5

  • 1.

    De subsidie op grond van deze paragraaf wordt ten laste gebracht van het bij de aanwijzing genoemde subsidieplafond als bedoeld in artikel 2.1.4 tweede lid en verleend als bijdrage ineens.

  • 2.

    De subsidie ineens bedraagt 55% van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten van de voorzieningen met een maximum van € 17.600,- (bij maximale stichtingskosten van € 32.000,-).

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar aan wie een subsidie als bedoeld in het tweede lid is verleend en aan wie tevens een lening door het NRF is verleend die geheel of gedeeltelijk de door het NRF gehanteerde Loan to Value normen overstijgt, bij verkoop van de woning een restschuldsubsidie verlenen.

  • 4.

    De hoogte van de restschuldsubsidie wordt berekend aan de hand van het bedrag waarmee de Loan to Value normen op het moment van het verlenen van de onderhoudslening door het NRF werden overschreden.

  • 5.

    Op het in het vierde lid bedoelde bedrag worden nadien betaalde aflossingen op zowel de NRF-onderhoudslening als die strekkende tot verlaging van de hypothecaire schuld op de woning in mindering gebracht.

  • 6.

    Indien een eigenaar voor een restschuldsubsidie in aanmerking wil komen dient hij voor de eigendomsoverdracht toestemming te vragen aan en te verkrijgen van burgemeester en wethouders.

  • 7.

    Het verzoek tot toestemming vermeldt de overeengekomen koopprijs en gaat vergezeld van een recent taxatierapport van de te verkopen woning.

  • 8.

    Gedurende de eerste vijf jaren na het verlenen van de NRF-onderhoudslening wordt een restschuldsubsidie slechts verleend als er voor de verkoop van de woning bijzondere redenen kunnen worden aangevoerd.

  • 9.

    Als bijzondere redenen gelden onder meer overlijden, onvrijwillige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding en gezinsuitbreiding.

  • 10.

    Een eigenaar van een huurwoning komt niet in aanmerking voor een restschuldsubsidie.

Artikel 2.2.6

1. De subsidie wordt verleend onder de verplichting dat:

a. niet tot verkoop van de woning wordt overgaan tot aan het moment van vaststelling van de subsidie conform de bepalingen van deze verordening, tenzij voor een zodanige verkoop vooraf door burgemeester en wethouders schriftelijk toestemming is verleend;

b. de aanvang van de werkzaamheden tenminste 3 weken van tevoren schriftelijk wordt gemeld bij de afdeling Woningtoezicht van de dienst Stedebouw + Volkshuisvesting;

c. met de uitvoering van de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt binnen 22 weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;

d. binnen 3 weken na de dag waarop het totale werk is opgeleverd, de voltooiing van de werkzaamheden wordt gemeld, onder vermelding van de werkzaamheden die niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht;

e. de melding voltooiing plaatsvindt binnen 18 maanden nadat met de uitvoering van de werkzaamheden, overeenkomstig het in het eerste lid, onder c bepaalde, een aanvang is gemaakt;

f. uiterlijk binnen 13 weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, de werkzaamheden worden gereedgemeld, met dien verstande, dat de gereedmelding, na gemeentelijke controle en goedkeuring van de werkzaamheden genoemd onder het vierde en vijfde lid van dit artikel, in ieder geval volledig dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat het besluit tot het verlenen van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;

g. aan de door burgemeester en wethouders aangewezen toezichthouders op door hen te bepalen tijdstippen:

1e toegang wordt verleend tot de gebouwde onroerende zaak;

2e inzage wordt verleend in de op het treffen van de

voorzieningen betreffende bescheiden en tekeningen;

3e de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende

gegevens worden verstrekt;

4e gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op

het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende

gegevens;

h. de bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk van de verordening worden verstrekt;

i. bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het Vestigingsbesluit bedrijven.

3. De in het eerste lid, onder a, bedoelde toestemming kan slechts

worden verleend indien:

a. de koper zich schriftelijk akkoord verklaart met de pands -of projectgewijze aanpak en overname van alle rechten en verplichtingen die voor de aanvrager uit de verleningsbeschikking voortvloeien;

b. de koopprijs gezien de getaxeerde waarde van de woning voor het treffen van de voorzieningen niet onevenredig hoog is als gevolg van de verlening van de subsidie;

c. de financiering van de ingreep naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende is zeker gesteld.

3. Het treffen van de voorzieningen, zonder het besluit tot verlening van subsidie, alsmede het zonder schriftelijke toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van voorzieningen, is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

4. Controle van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder f, vindt plaats binnen 3 weken na de dag waarop de melding voltooiing van alle in het plan begrepen werkzaamheden, overeenkomstig het eerste lid, onder d, heeft plaatsgevonden.

5. Binnen 7 werkdagen na de dag waarop de werkzaamheden overeenkomstig het vierde lid zijn gecontroleerd, wordt de beslissing omtrent de goedkeuring van deze werkzaamheden, aan de aanvrager gezonden.

6. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid onder f bevat:

a. een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier Model PWV/GMF;

b. een kostenoverzicht volgens het Model PWV/KOV;

c. alle rekeningen die per kostencomponent, als in het kostenoverzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;

d. alle betalingsbewijzen gerangschikt op datum van betaling;

e. indien de kosten van het meer- en minderwerk ingevolge het gestelde in artikel 2.2.9 derde lid, sub b, nog niet door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de goedgekeurde planafwijking(en);

f. een schriftelijke verklaring van een accountant waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is;

g. een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorschriften en beperkingen waaronder de subsidie is verleend;

7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard en de omvang van de in het zesde lid, onder punt f, bedoelde verklaring.

8. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijking van het in het eerste, tweede en zesde lid gestelde toestaan.

Artikel 2.2.7

Subsidie wordt slechts verleend en vastgesteld indien de woning na het treffen van de voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1.1, onder p, voldoet aan het kwaliteitsniveau zoals dat is omschreven in het door burgemeester en wethouders goedgekeurde 'programma van eisen casco', dan wel, in aanvulling hierop 'het programma van aanbevelingen'.

Artikel 2.2.8

1. De aanvraag om verlening van subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier ingediend.

2. Naast het in het eerste lid bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

a. de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden;

b. alle overige bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

3. De in het tweede lid bedoelde gegevens dienen door de aanvrager in drievoud geleverd te worden.

4. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken nadat de in het eerste lid bedoelde aanvraag is ingediend met de mogelijkheid van verdaging met vier weken.

5. Aanvragen die overeenkomstig artikel 2.1.6, tweede lid, zijn aangehouden tot een volgend jaar worden voor wat betreft de werking van dit artikel geacht te zijn ontvangen op 1 januari van dit volgende jaar.

6. Op aanvragen als bedoeld in het vijfde lid vindt het gestelde in artikel 2.2.10, tweede lid, geen toepassing.

Artikel 2.2.9

1. Indien gedurende het treffen van de voorzieningen zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde plan, zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder i, af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders.

2. Burgemeester en wethouders stellen terzake van een planafwijking als bedoeld in het eerste lid de kosten van het meer- en minderwerk vast.

3. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

a. genoegzaam is aangegeven om welke redenen de afwijking noodzakelijk is;

b. een gespecificeerde begroting is of uiterlijk bij de gereedmelding als bedoeld in artikel 2.2.6, eerste lid, sub f, wordt overgelegd van de kosten die verband houden met de afwijking;

c. opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens, vermeld in de aanvraag zoals genoemd in artikel 2.2.8, tweede lid;

d. overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

4. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast met inachtneming van de goedgekeurde kosten van het meer- en minderwerk.

5. Indien zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, als bedoeld in het eerste lid, van het bouwplan wordt afgeweken worden de hiermee samenhangende kosten van het meerwerk niet gerekend tot de kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.2.5, tweede lid en evenmin gecompenseerd met kostenbesparingen als gevolg van eventueel minderwerk.

6. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 6 weken na ontvangst van een schriftelijke aanvraag tot afwijking of een schriftelijke aanvraag tot besteding van de reservering voor kostenverhogingen.

Artikel 2.2.10

1. In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.6 worden aanvragen om het verlenen van subsidie krachtens deze paragraaf afgehandeld naar volgorde van indiening.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft de volgorde van indiening geacht te zijn ingediend op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 2.2.8, eerste tot en met derde lid.

3. Indien de door de gemeenteraad vastgestelde budgetten als bedoeld in artikel 2.1.4, niet toereikend zijn om alle aanvragen te honoreren zijn burgemeester en wethouders bevoegd een indieningsstop met betrekking tot aanvragen om verlening van subsidie af te kondigen.

4. In afwijking van het in het eerste lid gestelde, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de beslissing omtrent aanvragen tot het verlenen van subsidie in de tijd naar voren of naar achteren te schuiven, indien dit, ten behoeve van de wijkaanpak redelijkerwijs noodzakelijk is, dan wel een afwijking als hier bedoeld noodzakelijk is, om tot een volledige uitputting van de in artikel 2.1.4 bedoelde budgetten te kunnen komen.

5. Een indieningsstop wordt bekend gemaakt in een of meer dag- of weekbladen en geldt voor een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn.

Artikel 2.2.11

1. Vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:

a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden op een daartoe door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier zijn gereedgemeld;

b. onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

c. de bij de gereedmelding behorende gegevens en bescheiden als genoemd in artikel 2.2.6, zesde lid, zijn overgelegd en door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

d. is voldaan aan de gestelde voorwaarden in artikelen 2.2.6 en 2.2.9;

e. een overzicht is overgelegd van de getroffen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten.

3. De vast te stellen subsidie is ten hoogste gelijk aan de bij de verlening goedgekeurde kosten van de voorzieningen. De goedgekeurde kosten van meerwerk worden ten hoogste tot dit bedrag verrekend met de kosten van minderwerk.

4. De subsidie wordt uitbetaald binnen drie weken na vaststelling.

5. Een restschuldsubsidie als bedoeld in artikel 2.2.5 lid 3 wordt uitbetaald aan het Nationaal Restauratiefonds te Hoevelaken.

6. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van het gestelde in het vijfde lid de restschuldsubsidie aan de eigenaar uitbetalen.

Artikel 2.2.12

1. De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de verplichting dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de woning deugdelijk zal onderhouden, gedurende een periode van 15 jaren.

2. De subsidie kan worden verleend en vastgesteld onder de verplichting dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger:

- de woning zal onderhouden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders goed te keuren onderhoudsplan als bedoeld in 2.1.1, sub g;

- deelneemt aan een door burgemeester en wethouders goed te keuren casco-fondsconstructie ten behoeve van het gezamenlijk planmatig onderhoud door eigenaren op complexniveau;

- periodiek een bouwkundig inspectierapport overlegt, opgemaakt door een daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in een dergelijk rapport geconstateerde bouwkundige gebreken onverwijld te (laten) herstellen;

3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften stellen met betrekking tot het eerste en het tweede lid.

Artikel 2.2.13

1. De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de verplichting dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de eigendom van de woning niet laat overgaan op een derde tenzij voor een zodanige eigendomsoverdracht vooraf door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

2. Toestemming als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend indien:

a. bij de eigendomsoverdracht de voorschriften en beperkingen, zoals in deze verordening bepaald, mede worden overgedragen, en,

b. leningen welke, ter financiering van de kosten van het treffen van de voorzieningen, door de eigenaar dan wel de rechtsopvolger, zijn aangegaan en waarbij de betaling van rente en aflossing door of vanwege de gemeente op enigerlei wijze is gegarandeerd, voor de eigendomsoverdracht, algeheel worden afgelost.

3. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan de toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.2.14

1. De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de verplichtingen dat:

de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen niet wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken, dan wel wordt onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond.

2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening en vaststelling van de subsidie voorwaarden verbinden.

Artikel 2.2.15

De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.12 tot en met 2.2.14 gelden gedurende een periode van 15 jaren na het vaststellen van de subsidie.

Artikel 2.2.16

1. Ingeval van overtreding van de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.12 tot en met 2.2.14 zullen burgemeester en wethouders de uitbetaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

2. Ingeval overtreding van de verplichting als bedoeld in de artikelen 2.2.12 tot en met 2.2.14 niet verwijtbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de onder het eerste lid van dit artikel genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

§ 2.3 Voorzieningen aan particuliere huurwoningen

Artikel 2.3.1

1. Deze paragraaf is mede van toepassing op het treffen van voorzieningen aan een bedrijfsruimte tot een maximum van 23.000 euro voorzover deze voorzieningen een direct en noodzakelijk gevolg zijn van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor ingevolge paragraaf 2.2, of de onderhavige paragraaf van deze verordening subsidie wordt verleend.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een bedrijfsruimte verstaan: de ruimte in een travee van een gebouw.

3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere verplichtingen verbinden aan de verlening van de in het eerste lid bedoelde subsidie of hieromtrent nadere regels stellen.

Artikel 2.3.2

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

a. door de eigenaar zelf te bewonen woningen;

b. woningen die niet geschikt of bestemd zijn om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

c. woonwagens als bedoeld in de Woningwet of woonschepen als bedoeld in de Huisvestingswet;

d. woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd;

e. bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden;

f. woningen die bedrijfsmatig kamergewijs worden verhuurd;

g. noodwoningen.

Artikel 2.3.3

1. Ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan een particuliere huurwoning kan subsidie verleend of vastgesteld worden. De subsidie wordt berekend over de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f, met uitzondering van maatregelen waarvoor op grond van enige andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen.

2. Ingeval van brandschade worden de subsidiabele kosten berekend aan de hand van de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f minus de verzekeringspenningen.

Artikel 2.3.4

Op de verlening en vaststelling van de subsidie zijn de artikelen 2.2.1, 2.2.4, 2.2.6 tot en met 2.2.11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3.5

1. De subsidie op grond van deze paragraaf wordt ten laste van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2.1.4 verleend als bijdrage ineens.

2. De subsidie ineens bedraagt voor huurwoningen 55% van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten van de voorzieningen met een maximum van € 17.600,- (bij maximale stichtingskosten van € 32.000,-).

3. De subsidie ineens bedraagt voor bedrijfsruimten 55% van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten van de voorzieningen met een maximum van € 12.650,- (bij maximale stichtingskosten van € 23.000,-).

4. De op grond van deze verordening aan een begunstigde verleende subsidies bedragen in totaal nooit meer dan € 200.000,-.

Artikel 2.3.6

1. De subsidie wordt, onverminderd het gestelde in het tweede lid, verleend en vastgesteld onder de verplichting dat:

a. de huurprijs van de woning in overeenstemming zal zijn met de Huurprijzenwet Woonruimte en het Besluit huurprijzen woonruimte;

b. gedurende 15 jaren na de verlening van de subsidie op verzoek van burgemeester en wethouders een opgave van de op dat moment geldende huur wordt gedaan op een door de dienst Stedebouw + Volkshuisvesting ter beschikking gesteld formulier hetwelk is ondertekend door de verhuurder en de huurder.

2. Op de verlening en vaststelling van de subsidie ingevolge deze paragraaf zijn de artikelen 2.2.12 tot en met 2.2.16 van overeenkomstige toepassing.

§ 2.3a Aanvulling VWS 95

Artikel 2.3a.1

1. De bijdrage op grond van deze paragraaf wordt ten laste van een subsidieplafond (budget) als bedoeld in artikel 2.1.4, verleend aan de stadsregio Rotterdam.

2. Burgemeester en wethouders kunnen de nadere regels en verplichtingen met betrekking tot het verlenen van de in het eerste lid bedoelde subsidie, bijvoorbeeld terzake van betalingswijze en voorwaarden, alsmede terzake van de benodigde administratieve procedures, neerleggen in een overeenkomst met het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Rotterdam.

Artikel 2.3a.2

De bijdrage op grond van deze paragraaf wordt verleend ter gehele of gedeeltelijke compensatie van de Stadsregio Rotterdam, terzake van een door deze, op grond van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995, verleende subsidie ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een particuliere huurwoning, ter voorkoming van het overschrijden van het, voor deze subsidieverlening geldende, normbedrag dan wel het gereserveerde budget als bedoeld in artikel 8, vierde lid, dan wel artikel 8, tweede lid, van de Verordening Woninggebonden

Subsidies 1995.

Artikel 2.3a.3

1. De bijdrage op grond van deze paragraaf wordt ten laste van het budget als bedoeld in 2.1.4, verleend als een subsidie ineens.

2. De bijdrage is gelijk aan het bedrag waarmee de, in artikel 2.3a.2 bedoelde, subsidie van de Stadsregio Rotterdam het, in artikel 8 vierde lid dan wel artikel 8 tweede lid van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 bedoelde, normbedrag respectievelijk budget, voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen, overschrijdt.

§ 2.4 Subsidie aan bewoners van particuliere huurwoningen bij het treffen van voorzieningen

Artikel 2.4.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. bewoner:

degene die een woning huurt en feitelijk bewoont, met uitzondering

van degene die een woning bewoont op basis van een

overeenkomst van tijdelijke verhuur in verband met voorgenomen

sloop of het treffen van voorzieningen aan die woning;

b. budgetjaar:

kalenderjaar waarvoor het budget wordt bestemd;

c. investeringsbedrag:

ingeval sprake is van een ingreep voor alle woningen in een plan:

het gemiddelde per woning per plan van de aanvaarde kosten van

de voorzieningen;

d. kosten van de voorzieningen:

de kosten van de maatregelen tot verbetering of groot onderhoud

van woningen inclusief geluidwerende maatregelen als bedoeld in

de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995;

e. plan:

een aantal administratief samengevoegde woningen van een

eigenaar, waaraan voorzieningen worden getroffen.

f. subsidie:

geldelijke aanspraak die ingevolge deze verordening wordt

uitgekeerd als tegemoetkoming in de kosten van herinrichting of

noodzakelijke verhuizing ten gevolge van het treffen van

voorzieningen aan een huurwoning;

g. verlening van subsidie:

het besluit van het bevoegde orgaan tot het verlenen van subsidie

voor het treffen van voorzieningen aan particuliere huurwoningen op

grond van § 2.3 van deze verordening of § 6 van de Verordening

Woninggebonden Subsidies 1995;

h. woning:

elk gebouw of gedeelte van een gebouw dat afzonderlijk voor

zelfstandige bewoning bestemd is of feitelijk als zodanig in gebruik

is.

Artikel 2.4.2

1. Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het budget als genoemd in artikel 2.1.4, een subsidie verlenen aan bewoners van particuliere huurwoningen ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 2.4.1, sub g is genomen.

2. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de vastgestelde kosten van de voorzieningen meer dan 23.000 euro per woning bedragen.

3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken nadat de aanvraag is ingediend.

Artikel 2.4.3

Bij het treffen van voorzieningen ontstaat recht op subsidie voor die bewoner die:

a. bij aanvang van en na de werkzaamheden de woning bewoont, of;

b. bij aanvang van de werkzaamheden de woning bewoont, maar niet gedurende de totale duur van de werkzaamheden. In dit geval bedraagt de subsidie de helft van het in artikel 2.4.7 genoemde bedrag. De andere helft wordt uitgekeerd aan de volgende bewoner mits ook deze ten tijde van een deel van de werkzaamheden de woning bewoond heeft.

Artikel 2.4.4

Per woning wordt nooit meer dan één subsidie verleend.

Artikel 2.4.5

1. Afzonderlijke verlening van de subsidie vindt slechts plaats indien daarom schriftelijk is verzocht.

2. Indien er meer bewoners per woning zijn, wordt de subsidie per woning gelijkelijk over de bewoners verdeeld.

Artikel 2.4.6

Een bewoner die, eventueel met anderen, aan elkaar grenzende woningen bewoont, heeft slechts recht op subsidie terzake van één woning.

Artikel 2.4.7

De hoogte van de subsidie bedraagt 700 euro per woning.

Artikel 2.4.8

De aanvraag tot subsidie dient door de bewoner of met zijn instemming door tussenkomst van de verhuurder te worden ingediend binnen 12 weken na het vaststellen van de subsidie, zoals bedoeld in de onder artikel 2.4.1, sub g, bedoelde verordeningen.

Artikel 2.4.9

De aanvraag wordt slechts in behandeling genomen na verlening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 2.4.1, sub g.

Artikel 2.4.10

In aanvulling op het tweede lid van artikel 1.3 van deze verordening geldt dat, indien andere subsidie op grond van deze verordening of enige andere regeling is of kan worden verleend terzake van verhuis- of herinrichtingskosten, slechts een subsidie wordt verleend indien en voor zover deze de eerder genoemde subsidie overtreft en aan de overige vereisten als genoemd in deze paragraaf is voldaan.

Artikel 2.4.11

De subsidie wordt aan de bewoner uitbetaald na vaststelling van de subsidie zoals bedoeld in de onder 2.4.1, sub g, genoemde verordeningen.

§ 2.5 Verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders

Artikel 2.5.1

1. Artikel 4.1, eerste lid, sub c, van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998 komt te luiden:

Artikel 4.1, eerste lid, sub c, kosten van de voorzieningen de door burgemeester en wethouders

goedgekeurde, geraamde kosten van de in onderdeel h genoemde voorzieningen, voor zover die meer bedragen dan 23.000 euro;

2. Na artikel 4.1, tweede lid, sub e, wordt de toelichtende tekst vervangen door:

Ten aanzien van de onderdelen b tot en met d geldt dat de berekening van de subsidies zal plaatsvinden overeenkomstig § 2.2 en § 2.3 van de Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000.

3. Artikel 4.2, eerste lid, sub c, vervalt.

4. Artikel 4.2, tweede lid, sub d, komt te luiden:

Artikel 4.2, tweede lid, sub d, de naar het oordeel van burgemeester en wethouders te treffen voorzieningen een lager bedrag betreffen dan 23.000 euro en met het treffen van de voorzieningen wordt begonnen voordat op de aanvraag is beslist.

5. artikel 4.2, tweede lid, sub e, en artikel 4.5, tweede lid, sub g, vervallen.

Artikel II

Slot- en overgangsbepalingen

1. Ten aanzien van aanvragen waarbij, voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, subsidie is verleend blijven de bepalingen van de verordening, op grond waarvan die subsidie is verleend, van toepassing.

2. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop zij is bekend gemaakt.

3. Deze verordening kan worden aangehaald als de Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2000.

De Secretaris, De Voorzitter,

N. van Eck I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 11 februari 2000 en ligt op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, stadskantoor kamer 100, ingang Rodezand 18.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING PARTICULIERE WONINGVERBETERING 2000

HOOFDSTUK 1

Algemeen deel

Artikel 1.1

De definitie van artikel 1 correspondeert met de definitie zoals die luidt of komt te luiden in de Verordening op de wijkaanpak.

Artikel 1.2

lid 1

Het in het eerste lid bedoelde budget heeft betrekking op het totale door de gemeenteraad voor één of meer jaren voor de wijkaanpak beschikbaar gestelde budget. Dit budget is tevens het totale subsidieplafond voor de wijkaanpak.

lid 2 en 3

In deze leden worden de stedelijke budgetten en de gebiedsgebonden budgetten geïntroduceerd. Met de gebiedsgebonden budgetten worden de budgetten bedoeld die zijn gekoppeld aan de onderscheiden strategische wijkaanpakgebieden. Als voorbeeld voor een stedelijk budget kan worden gedacht aan een stedelijk budget PWV ten behoeve van de afmaak van reeds voor de introductie van de wijkaanpak geïnitieerde pwv-projecten in het kader van actief beleid (bijvoorbeeld in het kader van het Intensief Beheerbeleid).

lid 4, 5 en 6

Een stedelijk budget en delen van vastgestelde Strategische Wijkaanpak-budgetten kunnen, op initiatief van de stuurgroepen, worden aangewezen voor particuliere woningverbetering. De wijze waarop deze aanwijzing moet plaatsvinden is beschreven in artikel 2.1.4. Deze (deel-)budgetten gelden voor de uitvoering van deze verordening als subsidieplafonds. Dat wil zeggen dat subsidieaanvragen worden geweigerd indien verlening van de subsidie zou leiden tot overschrijding van het betreffende (meerjarige) budget.

Artikel 1.3

tweede lid

Deze bepaling is opgenomen teneinde de subsidiegelden zo doelmatig mogelijk in te zetten en voorts om te voorkomen, dat een onbedoelde cumulatie van uitkeringen plaatsvindt. Bij een cumulatie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een subsidieregeling voor het vervangen van loden leidingen. Is een dergelijke regeling van toepassing, dan moet hiermee bij de berekening van de subsidiebijdrage op grond van deze verordening vanzelfsprekend rekening gehouden worden.

Artikel 1.4

Het in dit artikel bepaalde strekt ertoe overschrijdingen van het op grond van artikel 1.2 begrote bedrag te voorkomen en tevens burgemeester en wethouders een mogelijkheid tot weigeren te geven.

Artikel 1.5

Deze 'hardheidsclausule' is opgenomen, omdat de wijkaanpak een dynamisch en innoverend proces is en zich daarom bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarbij in het belang van de wijkaanpak van de verordening wordt afgeweken. Deze afwijkingen kunnen zowel ten voordele als ten nadele van de aanvrager strekken. In daartoe aanleiding gevende gevallen kunnen burgemeester en wethouders de betrokken raadscommissie(s) horen.

HOOFDSTUK 2

Woningvoorraadbeheer

Artikel 2.1.1

h. In een separate stichtingskostennota zal invulling gegeven worden

aan de diverse kosten (zie artikel 2.1.8, eerste lid ).

Artikel 2.1.2

In bijzondere omstandigheden kan ook een economisch eigenaar voor subsidie in aanmerking komen. Gezien het ontbreken van de verplichting de economisch eigenaar in het Kadaster in te schrijven, komt een economisch eigenaar slechts voor een bijdrage ineens in aanmerking.

Artikel 2.1.5

Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een ontheffing te geven voor burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen.

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van (tussentijdse) gereedmeldingstermijnen.

Artikel 2.1.6

Hoewel er sprake kan zijn van een meerjarige budgetvaststelling wordt toch met een sluitingsdatum aan het einde van elk budgetjaar gewerkt. Dit maakt het mogelijk om een budgetjaar administratief goed af te sluiten en te evalueren. Vanzelfsprekend wordt ingeval van een doorlopende budgetzekerheid van deze mogelijkheid slechts gebruik gemaakt indien dit voor een goede administratieve verwerking nodig is.

Artikel 2.1.7, eerste lid

Ter beoordeling van de doelmatigheid is een beoordeling van de relatie tussen de aan te brengen voorzieningen en de kosten noodzakelijk.

Artikel 2.1.8, eerste lid

Een nadere uitwerking van het hier gestelde is te vinden in de stichtingskostennota.

Artikel 2.1.8, tweede lid

Gezien de prioriteit voor de complexmatige aanpak van de particuliere woningverbetering is in dit artikel tevens de mogelijkheid opgenomen tot het aangaan van overeenkomsten door burgemeester en wethouders om een dergelijke aanpak te realiseren.

§ 2.2 Voorzieningen aan door eigenaren zelf te bewonen woningen.

Artikel 2.2.3, eerste lid

Indien op grond van enig andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten van maatregelen kan worden verkregen wordt op basis van deze regeling geen tegemoetkoming gegeven.

Artikel 2.2.3, tweede lid

Dit betekent dat de subsidiabele kosten op de gebruikelijke manier berekend worden minus de verzekeringspenningen.

Artikel 2.2.5

Ingeval van eigendomsoverdracht voordat de looptijd van 15 jaar na de vaststellingsbeschikking is verstreken, wordt conform lid 8 en 9 gehandeld.

Bij het voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen zoals in dit hoofdstuk opgenomen wordt de subsidie uitbetaald na de eigendomsoverdracht.

Artikel 2.2.6

Het merendeel van de bepalingen in dit artikel benadrukt het belang van een regelmatige voortgang van het bouwproces. Op deze wijze kunnen problemen tijdig geconstateerd worden. Een oplossing voor het probleem is in de meeste gevallen dan ook op korte termijn mogelijk.

Artikel 2.2.7

Dit artikel beperkt de werking van deze verordening tot die door de gemeenteraad aangewezen woningen of aangewezen complexen waarvan de bouw is voltooid vóór 1 januari 1946.

Artikel 2.2.10

Aanvragen worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld met inachtneming van de termijnen van artikel 2.2.8.

Het vijfde lid geeft de mogelijkheid eerdere aanvragen naar achteren te schuiven en latere aanvragen naar voren te schuiven.

Dit gebeurt op grond van:

- het nieuwe beleid dat een grote prioriteit geeft aan de wijkaanpak;

- ten einde te komen tot een volledige uitputting van de budgetten als bedoeld in artikel 2.1.4.

Artikel 2.2.11

Hier wordt nog eens benadrukt dat de gemaakte kosten inzake de ingreep aangetoond moeten worden aan de hand van rekeningen en betalingsbewijzen en door burgemeester en wethouders goedgekeurde planafwijkingen.

Onder andere aan de hand van deze gegevens worden de goedgekeurde kosten vastgesteld, waarbij als bovengrens geldt de bij de verlening goedgekeurde kosten. Meer - en minderwerk worden ten hoogste gecompenseerd tot aan de bij de verlening goedgekeurde kosten.

Artikel 2.2.12 tot en met 2.2.16

Deze artikelen geven de beheervoorwaarden weer, de looptijd ervan en de sancties bij overtreding van de beheervoorwaarden.

Het gaat om:

- verkoop;

- sloop en onttrekken;

- onderhoud.

Voor alle beheervoorwaarden geldt dat de termijn waarbinnen de voorwaarden gesteld zijn en er sancties bij overtreding zullen volgen op 15 jaar is gesteld. Na de vaststelling van de subsidie gaat deze termijn lopen. De sancties zijn in artikel 2.2.16 gesteld.

Bijzondere aandacht verdient in dit verband nog de voorwaarde met betrekking tot het onderhoud. Ingevolge deze voorwaarde moeten de woningen gedurende een periode van 15 jaar na de uitvoering van de werkzaamheden deugdelijk worden onderhouden.

Om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad niet telkens opnieuw moet worden verbeterd dient deze voorwaarde nauwgezet te worden gecontroleerd. Het niet nakomen van deze beheervoorwaarde leidt tot het niet uitbetalen van de subsidie.

In verband met artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht dient tegen een overtreding van de beheervoorwaarden binnen een termijn van 5 jaar te worden opgekomen. Woningen die met subsidie particuliere woningverbetering zijn verbeterd worden dan ook om de 4 jaar en de laatste keer voor uitbetaling van de subsidie door de afdeling Woningtoezicht geïnspecteerd. De onderlegger voor deze inspectie is het PvE-casco.

Indien tijdens de inspectie tekortkomingen worden geconstateerd in het onderhoud wordt de eigenaar gesommeerd om deze tekortkomingen te herstellen op straffe van intrekking van de subsidie.

Aldus is gewaarborgd dat er deugdelijk onderhoud wordt gepleegd gedurende termijn waarbinnen de beheervoorwaarden gelden en wordt de eigenaar zoveel mogelijk gestimuleerd het onderhoud ook na de gesubsidieerde ingreep op een planmatige wijze te verrichten.

§ 2-3 Voorzieningen aan particuliere huurwoningen

Artikel 2.3.1

Werkzaamheden ten behoeve van de bovenliggende woningen in de bedrijfsruimte worden gesubsidieerd overeenkomstig de methodiek van dit hoofdstuk.

Een argument om deze methodiek toe te passen:

- in het kader van een integrale aanpak is het niet meer dan billijk om ook de bedrijfsruimte mee te nemen in het plan;

- het gaat in veel gevallen om een andere eigenaar dan de eigenaar van de woningen (bij Verenigingen van Eigenaars) hetgeen een aparte subsidiëring rechtvaardigt;

- het wordt geacht een bedrijfsmatige exploitatie te zijn.

Het kan gaan om bedrijfsruimte in combinatie met eigenaar-bewoners (EB) en eigenaarverhuurders.

Indien de kosten ten laste van de bedrijfsruimte door de verdeelsleutel van de Vereniging van Eigenaars (V.v.E.) te hoog worden in vergelijking met een redelijke verdeling, kan de V.v.E. gedwongen worden de verdeelsleutel aan te passen. Dat kan als subsidievoorwaarde gesteld worden. Een uitwerking van de toedeling van de kosten is te vinden in de stichtingskostennota.

Artikel 2.3.2, sub g

Bedrijfsmatige kamerverhuur, met voornamelijk het oogmerk van het behalen van winst wordt uitgesloten. Indien er ideële en/of sociaal-maatschappelijke motieven aangetoond worden kan er afgeweken worden van deze bepaling.

Artikel 2.3.3.

Indien op grond van enig andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten van maatregelen kan worden verkregen wordt op basis van deze regeling geen tegemoetkoming gegeven.

Artikel 2.3.7

Overeenstemming met de huurders over de huurgevolgen daarvan voor het uitvoeren van de werkzaamheden is van groot belang voor het welslagen van de ingreep.

§ 2-4 Subsidie aan bewoners van particuliere huurwoningen bij het treffen van voorzieningen

Artikel 2.4.1

a. De formulering moet bewerkstelligen dat alleen degene die een

huurovereenkomst met de eigenaar of beheerder heeft gesloten

voor een subsidie in aanmerking komt;

onderhuurders zijn hiermee van een subsidie uitgesloten.

e. Indien er sprake is van een vereniging van eigenaars, in de zin van

artikel 125, boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, wordt onder

eigenaar de vereniging verstaan.

g. Indien het gaat om het treffen van voorzieningen aan particuliere

huurwoningen is de verlening van subsidie bepalend voor het verlenen van een vergoeding in deze paragraaf.

Artikel 2.4.2

Onder meer met dit artikel wordt aangegeven dat een verleningsbeschikking op grond van deze of de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 een noodzakelijke voorwaarde is om als bewoner van een particuliere huurwoning een subsidie op grond van deze paragraaf te krijgen.

Artikel 2.4.3

Met de term 'aanvang van de werkzaamheden' wordt bedoeld de startdatum van de daadwerkelijke uitvoering.

Artikel 2.4.4

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat, indien er bijvoorbeeld sprake is van inwoning, aan meer bewoners een volledige subsidie zou moeten worden uitbetaald. Indien sprake is van meer bewoners in een woning dient de volledige subsidie te worden verdeeld over deze bewoners.

Artikel 2.4.6

Het gaat hier om veelal grotere huishoudens die vanwege ruimtegebrek en gebrek aan grotere woonruimte aan elkaar grenzende woningen van een eigenaar hebben kunnen huren. Bij verhuizing vanwege het treffen van voorzieningen gaat het derhalve om één verhuizing.

Artikel 2.4.10

In dit artikel wordt aangegeven dat, indien op grond van een andere titel dan het onderhavige een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten bij het treffen van de voorzieningen is of kan worden verkregen, slechts indien en voor zover de subsidie op basis van deze paragraaf hoger is het meerdere van de subsidie verleend wordt.

Vanzelfsprekend moet aan de overige vereisten van deze paragraaf voldaan worden.

Artikel 2.4.11

Wanneer de subsidie zou worden uitbetaald nog voordat de voorzieningen officieel door de gemeente zijn goedgekeurd zou een situatie kunnen ontstaan dat bewoners nog verder weigeren mee te werken aan de juiste uitvoering van de werkzaamheden.

Met dit artikel zal de medewerking van de bewoner soepeler verlopen.

§ 2-5 Verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders

Artikel 2.5

De verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders was een zogenaamde kopkostenregeling. Daaraan is door nieuwe regelingen een einde gekomen. Daarvoor in de plaats geldt nu een minimum investeringsniveau van vijftigduizend gulden per pand of ander object als bedoeld onder artikel 4.1, sub d, Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998, waarboven het mogelijk is de monumentale meerkosten tot aan de in artikel 4.3 van dezelfde verordening genoemde maxima te subsidiëren.