Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR227086
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR227086/1
Regeling vervallen per 21-04-2017
Brandbeveiligingsverordening 2012
Geldend van 19-10-2022 t/m 20-04-2017
De raad van de gemeente Naarden;
De raad van de gemeente Naarden;
Gezien de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dd 13
februari 2012 (zie bijlage)
Gelet op artikel 3 van Wet veiligheidsrisico's en de aanpassing daarop (Stb.
2012, 145 en 146) en het Bouwbesluit 2012 (Stb.2011, 416 en 676)
Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de
brandbeveiligingsverordening nummer RV12.029.
b e s l u i t :
Brandbeveiligingsverordening 2012 en toelichting
Paragraaf 1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde
plaats voor zover die geen bouwwerk is;
b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Paragraaf 2 Gebruiksvergunning
Artikel 2 Verbodsbepaling
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college
verleende gebruiksvergunning een
inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:
a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,
b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van
verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,
c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer
dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen
dagverblijf zal worden verschaft.
2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden
met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5.
3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden
verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien hetbelang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond
van een verandering va inzichten of verandering van de
omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het
verlenen van de gebruiksvergunning
Artikel 3 Weigering
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde
wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van
voorschriften ook niet kan worden bereikt.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en brandgevaar
Artikel 4 Gebruikseisen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen
1.16. 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5. 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit
2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstig toepassing op
vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen
Paragraaf 4 Het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand
Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen
6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met
uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstig
toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 6 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk
aan de brandweer te melden.
Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die
voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een
ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van
de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de
voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand
en het beperken van de gevolgen van brand.
Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8 Bestuurlijke boete
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt
opgedragen aan ambtenaren van de Regionale Brandweer organisatie Gooi &
Vechtstreek en daartoe door het college aangewezen ambtenaren
Artikel 9 Intrekking oude regeling
De Brandbeveiligingsverordening van 2010 wordt ingetrokken.
Artikel 10 Overgangsrecht
1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de
Brandbeveiligingsverordening 2010 en die
van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze
verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze
verordening.
2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening
een aanvraag om vergunning op grond van de
Brandbeveiligingsverordening 2010 is ingediend waarop nog niet is
beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag
om vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening 2010 wordt
beslist met toepassing van deze verordening.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt één dag na publicatie in de ‘Naarder Nieuws’ in
werking.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2012.
Toelichting 1 Nieuwe Toelichting
Algemeen
De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in
artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het
brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde
bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de
brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7).
Naar verwachting treedt deze amvb pas op zijn vroegst medio 2012 in werking.
Tot die tijd moet op grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een
4
brandbeveiligingsverordening van kracht zijn.
Als een gemeente na het in werking treden van de Wet veiligheidsregio’s (op 1
oktober 2010) nog geen nieuwe brandbeveiligingsverordening heeft vastgesteld
is zij verplicht dit alsnog te doen. De op de Brandweerwet 1985 gebaseerde
brandbeveiligingsverordening is namelijk van rechtswege bij de
inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's vervallen.
De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de
inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard.
De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn.
De verordening bevat tevens regels voor de bestuurlijke boete.
Brandbeveiligingsverordening is vangnet
De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of
krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij
het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de
gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al
voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet
veiligheidsregio's als opdracht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat
wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere
woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor
brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen
wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de
brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden
naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en
van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk is er natuurlijk een
aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.
Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn
De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, restregelgeving, zij regelt de
brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is
weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het
gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het
namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'.
Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een
drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te
bepalen.
De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel,
n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen
beperking van object.
De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.
Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk
is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken
echter op bekende bouwwerken.
Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de
specifieke situatie.
5
Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor zijn in elk
geval het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening ex de Woningwet van
toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening
en de toepassing ervan in het Bouwbesluit 2012 is een constructie die drijft op
het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide
regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het
juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de
brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een
ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een
bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een
kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de
brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld.
Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder,
mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting.
Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein
De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de
brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor
voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en
standplaatsen en het gebruik van bouwwerken. Het Bouwbesluit 2012 regelt
ook het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich
moeten bevinden. De beperking die de Woningwet en het Bouwbesluit 2012
opleggen, als hogere regelingen, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en
terrein.
Bouwwerk
Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt
in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond,
bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk
1) constructie,
2) van enige omvang,
3) met de grond verbonden,
4) bedoeld om ter plaatse te functioneren
wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.
Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet
zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot
de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is.
De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een
uitgebreide opsomming van jurisprudentie staat in de toelichting op de
modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers
bv, Den Haag).
6
Open erf en terrein
Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening,
ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de
verordening. Het Bouwbesluit 2012 voorziet hierin. Hiervoor kunnen dus geen
eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.
De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht
(Bor) dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid
uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998,
5).
Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf
kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan
of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het
hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen
worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van
een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij
dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of
beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een
bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aanen
uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere
inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw.
Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd
perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de
bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier
voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3)
dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.
Gebruiksvergunning voor een inrichting
De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die
situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke
aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet
gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningplicht, omdat tussen die
situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan
in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet
worden voldaan.
Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de
verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van
toepassing zijn, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die
geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting.
Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet
goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen
van een vergunning vormvrij.
Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.
Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk)
kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal
verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en
de Woningwet).
7
Wabo
De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden
dat er voor gekozen is de modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken
aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Dienstenrichtlijn
De modelbrandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtiijn.
Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust
krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en
wethouders opgedragen ambtenaren.
De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet
veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare
feiten.
Bestuurlijke boete
De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om,
indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete
wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede
lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van
bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de
boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de
Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar
is genoemd, bedraagt in 2011 € 9.000.
De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van
deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden.
Een alternatief artikel is aan het model van de verordening toegevoegd.
Strafbepaling
Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64
eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste
een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een
sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit
gebied in de verordening zelf.
Overgangsrecht
In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat
het nodig kan zijn dat vergunningen op grond van de
brandbeveiligingsverordening van voor 2008 en die van 2010 nog van kracht
moeten zijn.
Intrekken, vervallen regeling
8
De brandbeveiligingsverordening die nog gebaseerd is op de Brandweerwet
1985, is van rechtswege vervallen op het moment van inwerkingtreding van de
Wet veiligheidsregio's (1 oktober 2010).
De intrekking moet worden bekendgemaakt op de in artikel 144 Gemeentewet
genoemde wijze.
Bekendmaking
De bekendmaking van deze wijzigingsverordening dient op een zodanig tijdstip
plaats te vinden dat de verordening op het moment van inwerkingtreding van
het Bouwbesluit 2012 in werking kan treden. Dit kan:
a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te
geven gemeenteblad;
b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd
van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het
college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in
een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Voor de
wijze van elektronische bekendmaking zie:
http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=68223&it=2#tocBK_37
Intrekken vergunning
De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning
in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingsbepaling de gemeente
onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De
aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is
welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen
intrekkingsgrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de
bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om
deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit
hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de
beschikking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
der gemeente Naarden, gehouden op woensdag 26 september 2012.
de voorzitter,
de griffier,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl