Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR226064
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR226064/1
Beleidsnota speelruimte 2012
Geldend van 01-01-2000 t/m heden
Intitulé
Beleidsnota speelruimte 2012Hoofdstuk Samenvatting
Artikel
De gemeente Enkhuizen wil de openbare ruimte zodanig inrichten dat de leefbaarheid van buurten goed is en alle kinderen en jongeren plezierig buiten kunnen spelen. Belangrijk hierbij is dat de openbare ruimte zelf bespeelbaar is (informele speelruimte) en dat waar dit niet geval is, een veilige, goed bereikbare, hoogwaardige speelplek (formele speelruimte) aanwezig is voor de verschillende leeftijdscategorieën. Op die speelplekken moeten kinderen voldoende speelaanleidingen aangeboden krijgen die afgestemd zijn op hun behoeften. Het realiseren of renoveren van een speelplek gebeurt in overleg met ouders en kinderen.
De hoeveelheid informele speelruimte verschilt per wijk. Met name in de binnenstad is hieraan een tekort. Het huidige aanbod aan formele speelvoorzieningen is veilig en kwalitatief goed. En daar waar de mogelijkheden aanwezig zijn, zijn de speelvoorzieningen ook redelijk verspreid. Er bestaan echter ook ‘witte vlekken’ en de speelwaarde van sommige speelvoorzieningen is beperkt. Het is gewenst het aantal informele en formele speelruimte te vergroten.
Om voldoende openbare speelruimte in Enkhuizen te hebben wordt voorgesteld om:
- -
3% van de openbare ruimte in nieuw te realiseren woonwijken te reserveren voor speelruimte;
- -
in de bestaande wijken en in de binnenstad zoveel mogelijk te streven naar 3 % speelruimte;
- -
dat de schoolpleinen na schooltijd gebruikt kunnen worden als openbare speelplek;
- -
de samenwerking met Welwonen te continueren met betrekking tot aanleg en onderhoud van speelvoorzieningen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Artikel
Volgens artikel 31 van het VN verdrag “Rechten van het kind” heeft elk kind het recht op een veilige speelplaats waar hij of zij zich kan ontplooien en uitleven. Het college hecht aan een degelijk voorzieningenniveau voor alle inwoners van Enkhuizen. Hieronder vallen natuurlijk ook de speelvoorzieningen voor de jeugd. De behoefte aan duidelijke beleidskaders voor speelruimte is de aanleiding tot het opstellen van deze beleidsnotitie.
Spelen is voor kinderen belangrijk omdat het bijdraagt aan hun lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling. De woonomgeving zal een veilige en uitdagende ruimte aan kinderen moeten bieden om aan hun speelbehoefte tegemoet te komen. De gemeente Enkhuizen geeft invulling aan deze taak door het realiseren en in stand houden van voldoende speelvoorzieningen van goede kwaliteit voor jongeren tot achttien jaar. Onder goede kwaliteit wordt verstaan: een goede situering (veilig en bereikbaar), een goede inrichting (uitdagend en toch veilig) en een goede staat van onderhoud.
Overigens strekt het belang van een goed speelruimtebeleid verder dan alleen de speelbehoeftes van de jeugd. Een kindvriendelijke gemeente oogt levendig, voelt veilig aan en stimuleert sociale contacten in vergelijking met een gemeente die hier geen aandacht aan besteedt. In bijlage 1 wordt het belang van spelende kinderen voor de gemeente verder uitgewerkt.
In totaal heeft de gemeente ruim 60 speelplaatsen met ca. 230 speeltoestellen die ingericht zijn voor verschillende leeftijdscategorieën. Daarnaast zijn er ca. 16 niet als speelplek ingerichte grasveldjes die wel voor allerlei spelactiviteiten gebruikt kunnen worden.
Artikel Doel beleidsnotitie
Het doel van deze beleidsnotitie is drieledig. Ten eerste is deze notitie bedoeld om richting te geven aan het speelvoorzieningenbeleid. Tot op heden heeft de gemeente Enkhuizen geen formeel beleid t.a.v. speelruimte vastgesteld. Wel worden er enkele richtlijnen gehanteerd ten aanzien van de geografische spreiding van de toestellen en is er gevolg gegeven aan de Wet Attractiebesluit 1997.
Ten tweede is deze notitie bedoeld om meer duidelijkheid te verschaffen en afspraken te maken over het gebruik van schoolpleinen en openbare terreinen van derden.
En tot slot geeft deze notitie een aanwijzing voor de inrichting van nieuwe woonwijken met betrekking tot gewenste speelvoorzieningen.
Hoofdstuk 2 Probleemstelling
Artikel
De belangrijkste knelpunten zijn het ontbreken van een vastgesteld beleid en een onderbouwing van de benodigde financiële middelen. Hieronder worden de belangrijkste problemen kort toegelicht.
Formeel beleid: Er is geen overkoepelende beleidsnotitie die een samenhangende visie op speelruimte presenteert. In de praktijk leidt dit tot beheer op ad-hoc basis, waarbij keuzes worden gemaakt op basis van individuele verzoeken en situaties.
Schoolpleinen en terreinen van derden: In een aantal delen van de stad is weinig speelruimte beschikbaar. Schoolpleinen kunnen een oplossing bieden voor de beperkte speelruimte. Echter schoolpleinen behoren bij scholen en zijn primair bedoeld voor de schoolkinderen. Extra gebruik buiten de schooluren geeft extra slijtage en onderhoud wat voor de schoolbersturen extra onderhouds- en vervangingskosten met zich mee brengt. Het is reëel dat schoolbesturen een bijdrage ontvangen in de kosten van het onderhoud en de vervanging indien de speelvoorzieningen ook na schooltijd door buurtkinderen worden gebruikt.
Bij nieuw in te richten woonwijken speelt altijd de discussie welke openbare voorzieningen gerealiseerd dienen te worden. Het gaat daarbij onder andere om wegen, parkeervoorzieningen, openbaar groen en speelvoorzieningen. In het verleden bleek dat er (te) weinig rekening gehouden werd met speelvoorzieningen voor de kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën. Pas in een later stadium wanneer de wijk in gebruik is genomen komen de klachten over het gebrek aan de verschillende voorzieningen. Het is gewenst om net als bij het parkeren vaste normen te hanteren voor het aantal en de grootte van de speellocaties.
Hoofdstuk 3 Spelen
Artikel Wat is spelen?
Het meest kenmerkende element van spelen is vrijheid. Binnen de mogelijkheden van de omgeving kiest het kind zijn eigen spel en bezigheden. Spelen is interactie met de omgeving; speelruimte is vooral experimenteerruimte. De vorm van spel zijn bewegingsspel, constructiespel, rollenspel, regel- en wedstrijdspel en ontmoeting of rust. Spel en activiteit zijn geen synoniemen. Spelen is niet alleen bewegen, maar ook rust. 30% van de tijd dat kinderen buitenspelen zijn ze in rust (bij elkaar zitten, nieuwtjes uitwisselen, plannen maken, kijken naar andere kinderen). Daarnaast brengen kinderen niet meer dan 10 % van hun tijd op speeltoestellen door. Een open ruimte nodigt uit tot beweging en is dus ideaal om bijvoorbeeld te rennen, te fietsen of met een bal te spelen. Een gesloten omgeving leent zich voor rust.
Artikel Effecten van buitenspelen
Buitenspelen is belangrijk. Kinderen en jeugdigen moeten dan ook veilig en zonder onnodige bemoeienis van volwassenen buiten kunnen spelen.
De effecten van buitenspelen zijn:
- -
een evenwichtige ontwikkeling van het kind op lichamelijk, geestelijk, emotioneel en sociaal vlak waardoor het kind een betere gezondheid heeft en een betere toekomst krijgt;
- -
bevordering van de leefbaarheid van de buurt: in een omgeving waar kinderen rondom hun eigen huis buiten kunnen spelen, komen hun ouders vanzelfsprekend met elkaar aan de praat en ontstaat meer betrokkenheid. Een openbaar speelplekje, een brede stoep of een plantsoentje zijn ideale ontmoetingsplaatsen voor buurtbewoners;
- -
verhoging economische waarde van een wijk: vandalisme krijgt minder kans als het aanbod aan speelplekken en ontmoetingsplekken in een wijk is afgestemd op de verschillende leeftijdsgroepen van kinderen en jongeren. Daarbij komt dat de aanwezigheid van veel en goede speelruimte de aantrekkingskracht van een wijk sterk vergroot;
- -
niet kunnen spelen schept maatschappelijke verschillen. In een stimulerende omgeving zijn minder maatschappelijke tegenstellingen.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit in speelruimte
Artikel Informele speelruimte
Kinderen spelen het liefst overal en het liefst op plekken die daar juist niet exclusief voor bedoeld zijn; zij zien de gehele woonomgeving als speelruimte. Deze ruimte wordt informele speelruimte genoemd. Helaas is die in een aantal wijken steeds minder aanwezig.
Voorbeelden van grotere informele speelruimten in Enkhuizen zijn het eiland tussen De Laars en Duizendroed, het buurtbos in Kadijken, de vestingwal, de Weeshuispolder en delen van het Wilhelminaplantsoen. Belangrijk is dat de ruimte veilig is en voldoende uitdagend, spannend en aantrekkelijk is om er te kunnen spelen.
Artikel Formele speelruimte
Een formele speelplek is bij een tekort aan informele speelruimte een goede mogelijkheid om toch veilig buiten te kunnen spelen. Hoe minder openbare ruimte, hoe meer behoefte aan formele speelruimte. In de meeste wijken is de informele speelruimte beperkt en dient de formele speelruimte dit te compenseren.
Voor kinderen zijn complexiteit en uitdaging bij het spelen belangrijke uitgangspunten. Standaardisering en herhaling moeten worden vermeden door gebruik van een grote variatie in materialen en vormen waarbij de fantasie geprikkeld wordt. Door een grotere speelvariatie wordt de ‘speelwaarde’ van een voorziening verhoogd.
Hoofdstuk 5 Wetgeving
Artikel
Hoewel veel wet- en regelgeving zijdelings te maken heeft met speeltoestellen, blijkt dat in de praktijk maar enkele wetten en normen direct van belang zijn. Verreweg de belangrijkste hierbij zijn het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (kortweg “Attractiebesluit”) en de richtlijnen voor de verdeling van speelterreinen over het stedelijk gebied. Zoals in de inleiding reeds is vermeld, is er nog geen gemeentelijk beleid voor speeltoestellen. Wel is er een notitie Schoolterreinen opgesteld. Deze notitie wordt in hoofdstuk 9 behandeld.
Artikel Normen voor speelplaatsen
Hoewel er geen wettelijke verplichting bestaat ten aanzien van het aanleggen van speelterreinen zijn er in de praktijk een aantal normen opgesteld die door veel gemeenten als leidraad worden aangehouden. Zo zijn er normen opgesteld door NUSO[1], de gemeente Leiden en de gemeente Rotterdam. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal leeftijdscategorieën die ieder hun eigen eisen hebben qua speelgelegenheid en actieradius (dit is de maximale afstand die een kind bereidt is te lopen/fietsen voor een speelvoorziening) .
Leeftijd |
Actieradius |
Minuten lopen |
Verzorgings-gebied |
Benodigde speelruimte |
Aard van de speelruimte |
0-6 jaar |
100 m |
2 minuten |
3 ha |
250-500 m2 |
Openbare speelplaats |
6-12 jaar |
400 m |
6 minuten |
50 ha |
1000-2000 m2 |
Speelterrein of trapveld (3000 m2) |
12-18 jaar |
1000 m |
15 minuten |
300 ha |
1000-3000 m2 |
Ruimte voor sportieve activiteiten |
Tabel 1. Benodigde speelruimte met verzorgingsgebied per leeftijdscategorie (bron: NUSO)
Naast deze normen moet ook rekening gehouden worden met de bereikbaarheid. Als de afstand hemelsbreed niet meer dan 100 meter bedraagt maar wel wordt doorsneden door een drukke weg of sloot dan is de speelvoorziening voor de leeftijdscategorie 0 tot 6 jarigen niet (zelfstandig) bereikbaar.
In hoofdstuk 9 wordt uitgewerkt dat volgens deze norm de verdeling over de stad niet in balans is. In een aantal wijken (Binnenstad, Noord en de eerste fasen van Kadijken) zijn er relatief weinig speellocaties en is bovendien de verdeling over de wijk onregelmatig. In de overige wijken is het speelaanbod redelijk goed afgestemd op het aantal kinderen in de wijk.
In de praktijk betekent deze tabel ook een getrapt aanbod van speelvoorzieningen. De meeste speelvoorzieningen zijn ingericht voor de leeftijdsgroep 0-6 jaar. Omdat de actieradius van oudere kinderen (6 tot 12 jaar) wat groter is, kan volstaan worden met een kleiner aantal speelvoorzieningen op grotere afstand. Voor een gemeente met de grootte van Enkhuizen betekent dit dat er 7 à 8 (formele) speelplaatsen beschikbaar moeten zijn voor deze leeftijdsgroep. Voor de oudste leeftijdgroep (12-18) zouden 2 á 3 speelplaatsen voldoende moeten zijn. Naast de formele speelvoorzieningen, moeten kinderen ook ruimte hebben om vrij te kunnen spelen. Voetbal en andere buitenactiviteiten vergen de nodige ruimte. Het is daarom belangrijk om voldoende ruimte te reserveren voor trapveldjes en ander openbaar groen waarin gespeeld kan worden.
Het belang van voldoende ruimte voor speeltoestellen is ook op Rijksniveau erkend. Zo is er in 2006 een brief gestuurd door de minister voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu waarin de gemeenten verzocht werden om 3% van de voor wonen bestemde gebieden te reserveren voor formele buitenspeelruimte[2]. In bestaande situaties is het streven om zo mogelijk naar dit percentage uit te groeien indien er nog niet aan wordt voldaan. Stoepen en vergelijkbare openbare ruimtes worden in deze norm niet meegeteld. Groenvoorzieningen kunnen wel worden meegeteld, mits deze hiervoor geschikt zijn en de omschrijving in het bestemmingsplan duidelijk maakt dat deze gebieden een bestemming hebben als speelruimte.
[1] NUSO is een landelijke organisatie die zich inzet voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie.
[2] Beleidsbrief ‘Nader beleid buitenspeelruimte’, april 2006, kenmerk NIB 2005/217590
Artikel Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen
In 1997 is het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (W.A.S.) in werking getreden[1]. Dit besluit is ook wel bekend als “Attractiebesluit”. De voornaamste doelstelling van het besluit is het terugdringen van het aantal ongelukken op speelplaatsen. Uitgangspunt is dat speeltoestellen niet alleen veilig moeten zijn, ze moeten ook veilig blijven.
De eerste doelstelling wordt bereikt door speeltoestellen te keuren, waarbij toestellen aan de wettelijke veiligheidseisen moeten voldoen. De wet hanteert bij toepassing van de veiligheidseisen Europese Normen, de EN 1176 (speeltoestellen) en EN 1177 (valdempende ondergronden). Nieuwe toestellen moeten zijn voorzien van een certificaat van typekeuring, een bouwtekening en een logboek. Trampolines, skateboardbanen, watertoestellen, waterglijbanen en speeltoestellen voor gehandicapten, tenzij het gaat om therapeutische toestellen, vallen ook onder het besluit. Zelfs kunstwerken met een duidelijke speelfunctie moeten voldoen aan het Besluit.
Voor beheerders betekent het Attractiebesluit dat speeltoestellen veilig zijn, en dat ook dienen te blijven. In dat kader moeten zij een logboek bijhouden van alle activiteiten die relevant zijn voor de veiligheid. Bovendien dient de gemeente alle speeltoestellen vier keer per jaar te controleren op veiligheid. Naast de eigen inspecties worden er ook inspecties uitgevoerd door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Deze inspecteurs maken zowel aangekondigd als onaangekondigde inspecties, waarbij zij kijken of de gemeente zich houdt aan het Attractiebesluit.
In 2003 is de wet geëvalueerd. De resultaten geven aan dat het W.A.S. grotendeels zijn doelstelling heeft bereikt. Er gebeuren minder ongelukken dan voor invoering van de wet. Wel is het aantal ziekenhuisopnames ten gevolge van ongelukken op speelplaatsen licht toegenomen. Er gebeuren dus minder ongevallen, maar deze zijn gemiddeld wel ernstiger. Daar staat tegenover dat het aantal speeltoestellen en ook het gebruik ervan is toegenomen. Ook de kwaliteit van de speeltoestellen is de afgelopen jaren toegenomen.
Daarnaast bleek uit de evaluatie dat het Attractiebesluit over het algemeen voldoende wordt nageleefd. De kwaliteit van de toestellen en het veiligheidsbewustzijn bij beheerders van toestellen zijn duidelijk toegenomen. Het besluit zal dan ook op maar enkele punten worden aangepast. De belangrijkste wijziging voor de gemeente betreft de “reikwijdte notitie”. In de reikwijdte notitie wordt duidelijk(er) aangegeven welke toestellen wel, en welke toestellen niet onder het Attractiebesluit vallen. Hierbij wordt uitgegaan van het gebruik van een toestel. Zo kan bijvoorbeeld een kunstwerk, indien het beschikbaar wordt gesteld aan recreatieve gebruikers, ook worden beschouwd als speeltoestel.
Soms wordt weleens de mogelijkheid geopperd om bewoners meer verantwoordelijkheid te geven voor het beheer en onderhoud van de speelvoorzieningen in hun buurt. Zoals uit voorgaande blijkt is door invoering van de Attractiewet de gemeente eindverantwoordelijke voor de veiligheid en onderhoud van haar speeltoestellen. Hoewel het betrekken van de bewoners bij beheer van de speeltoestellen een loffelijk streven is, blijkt dit vaak op praktische problemen te stuiten. Zijn er genoeg mensen? Hoe is de vervanging geregeld? Wie is waar voor verantwoordelijk? Ook de ervaringen van andere gemeentes stemmen in dit opzicht niet positief. Het is daarom aan te raden om het beheer en onderhoud van speeltoestellen in eigen hand te houden. Wel worden bewoners uitdrukkelijk gevraagd mee te denken bij de (her)inrichting van speellocaties.
[1] Overigens was dit besluit voor 1 september 2003 bekend als “Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen”.
Hoofdstuk 6 Visie, doelstelling en uitgangspunten
Artikel Visie
De gemeente Enkhuizen heeft de volgende visie op speelruimte beleid:
De gemeente Enkhuizen wil de leefbaarheid van buurten en wijken bevorderen en hierin een preventief beleid voeren door in nauwe samenwerking met bewoners (ouders en kinderen) formele speelruimte te realiseren. In nieuwbouwwijken wordt extra aandacht geschonken aan de informele speelruimte. Dit moet tegemoetkomen aan de verschillende type speelbehoeftes zoals bewegingsspel, constructiespel, rollenspel, regel- en wedstrijdspel en ontmoeting of rust van alle gebruikers.
Artikel Doelstelling
Op basis van de visie heeft de gemeente de volgende doelstellingen van het speelruimtebeleid in Enkhuizen:
De gemeente Enkhuizen stelt zich ten doel bij de aanleg van een wijk of een grootschalige inbreilocatie de openbare ruimte meer in te richten als bespeelbare woonomgeving en 3% van de voor wonen bestemde gebieden te reserveren voor buitenspeelruimte
en
de bestaande speelvoorzieningen evenwichtig over de gemeente te verdelen en goed af te stemmen op de behoeftes van kinderen en andere bewoners.
Artikel Uitgangspunten van het speelruimtebeleid
- -
De woonomgeving moet bespeelbaar zijn;
- -
De gemeente vindt dat er voldoende ruimte hoort te zijn om buiten te spelen en hanteert daarom als richtlijn dat 3% van de ruimte van de voor wonen bestemde gebieden wordt ingericht als speelruimte. Dit komt overeen met 300m2 per hectare. Stoepen en vergelijkbare openbare ruimte worden hierin niet meegeteld. Groenvoorzieningen kunnen hierin wel worden meegeteld mits deze hiervoor geschikt zijn.
- -
Op plaatsen waar niet voldoende veilige en bespeelbare openbare ruimte is creëert de gemeente waar mogelijk formele speelplekken.
- -
De gemeente wil de schaarse speelruimte zo optimaal benutten en streeft naar hoogwaardige speelplekken.
- -
De gemeente werkt samenlevingsgericht. Ze neemt het initiatief bij de aanpassing van de ruimte en luistert goed naar de bewoners om tot een goed ontwerp te komen dat aansluit op hun wensen. De bewoners hebben dan ook een belangrijke stem in hoe een speelvoorziening eruit gaat zien. De gemeente geeft de randvoorwaarden aan en neemt uiteindelijk de beslissing.
- -
De gemeente draagt zorg voor de aanleg, onderhoud en beheer van de formele speelplekken tenzij er andere afspraken zijn zoals met schoolbesturen of woningcorporaties.
- -
Om meer ruimte te creëren in bestaande wijken met te weinig speelruimte heeft de gemeente het initiatief genomen om met schoolbesturen een convenant te sluiten over het gebruik van de schoolpleinen door buurtkinderen buiten schooltijd.
Hoofdstuk 7 Beheer speeltoestellen
Artikel
De werkzaamheden met betrekking tot het beheer en onderhoud speeltoestellen kunnen ruwweg in de volgende categorieën worden verdeeld.
- -
Veiligheidinspecties (in kader van de zorgplicht)
- -
Onderhoud
- -
Bijhouden gegevens
Artikel Veiligheidsinspecties
Volgens het Attractiebesluit moeten speeltoestellen veilig zijn. Het besluit omschrijft deze algemene veiligheidseis als ‘bij redelijkerwijze te verwachten gebruik geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen’. Deze eis geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe speeltoestellen.
Een gevolg van deze veiligheidseis is dat ieder speeltoestel om de drie maanden geïnspecteerd moet worden. Het besluit eist verder dat de resultaten van deze inspecties ook worden bijgehouden in een logboek.
Artikel Onderhoud
Bij de uitvoering van de veiligheidsinspectie wordt gelijktijdig een reguliere onderhoudsronde uitgevoerd, waarbij kleine reparaties worden verricht en onveilige situaties direct worden weggenomen.
Daar waar grotere reparaties dienen plaats te vinden, wordt beoordeeld of een en ander past binnen de meerjarenplanningen (toestel herstellen, vervangen of verwijderen) en het beschikbare budget.
Als het onderhoud eenmaal heeft plaatsgevonden, dan wordt dit ook weer ingevoerd in het logboek. Op deze manier blijven de gegevens omtrent speeltoestellen altijd actueel.
Hoofdstuk 8 Verdeling speelterreinen
Artikel
Behalve dat de speeltoestellen veilig en in een redelijke staat van onderhoud moeten zijn, moet de gemeente ervoor zorgen dat de verdeling van de speelvoorziening over de gemeente gelijkmatig is verspreid. De verdeling van speelterreinen over de verschillende wijken van Enkhuizen is redelijk te noemen. Slechts in enkele wijken (o.a. de binnenstad en Noord) is er sprake van onvoldoende dekking. Omdat de verschillende wijken nogal variëren qua karakter en samenstelling wordt hieronder een samenvatting per wijk gegeven. Per wijk wordt ook een richting aangegeven voor de verder te verwachten ontwikkelingen t.o.v. speelvoorzieningen.
Zoals eerder is aangegeven speelt niet alleen de NUSO-norm een rol maar ook de bereikbaarheid. Naast de feitelijke beschikbare ruimte is ook de geografische indeling van een wijk bepalend voor een adequaat voorzieningenniveau. Gommerwijk Oost heeft bijvoorbeeld veel kleine speellocaties die voor slechts een klein aantal kleine kinderen toegankelijk zijn omdat drukke wegen of sloten een veilige bereikbaarheid belemmeren.
Bij de beoordeling van het aantal speellocaties dient wel rekening gehouden te worden dat een aantal locaties erg summier is ingericht. Bij het behouden van deze voorzieningen zal enige opwaardering voor de hand liggen.
Artikel Informele speelruimte
Voordat overgegaan wordt tot een beschrijving van de formele speelruimtes in de verschillende wijken is het ook belangrijk om stil te staan bij informele speelruimte. Kinderen spelen in principe overal – op stoepen, in rustige straten, op (school)pleinen en op officiële speelplekken. Landelijke tellingen geven zelfs aan dat drie op de vier spelende kinderen buiten de officiële speelplekken wordt gesignaleerd[1]. Dit geeft aan dat de informele speelruimte zeker zoveel aandacht verdient als het formele gedeelte. In Enkhuizen verschilt de informele speelruimte per wijk. Zo is er in de binnenstad en in Noord , behoudens in de parken en plantsoenen, relatief weinig informele speelruimte, terwijl de overige wijken relatief veel informele speelruimte hebben in de vorm van woonerven, rustige straten en openbaar groen. Het eiland nabij de Duizendroed is een mooi voorbeeld van informele speelruimte. Kinderen uit de buurt bouwen hier vaak hutjes, graven kuilen en kunnen zich uitleven in een natuurlijke omgeving. Zolang de veiligheid en de eventuele overlast richting de omwonenden niet in het geding zijn en de schade aan de beplanting beperkt blijft zullen dergelijke activiteiten worden toegestaan.
In Kadijken is begonnen om het parkeren niet op het niveau van de rijbaan te situeren maar op het niveau van het trottoir. Het grote voordeel hiervan is dat wanneer de auto’s hier niet geparkeerd staan kinderen op een veilige wijze gebruik kunnen maken van deze ruimte. De informele speelruimte wordt hiermee op een effectieve wijze vergroot zonder dat dit een extra claim legt op de ruimte als geheel. Vooropgesteld moet worden dat dit niet ten koste mag gaan van het beoogde percentage van 3% dat gereserveerd dient te worden voor speelruimte .
Een initiatief dat de aandacht verdient in deze context is dat van de Stichting Speelstraten. (www.speelstraten.nl). Hierbij worden straten, afhankelijk van de wensen van de bewoners, gesloten voor verkeer op bepaalde dagen, meestal woensdagmiddag of zondag. Doordat de straat dan autovrij is, hebben kinderen veel meer speelruimte dan meestal het geval is. Ervaringen in de proefstad ’s-Hertogenbosch waren zeer positief. De gemeente-enquête liet zelfs zeer hoge positieve scores zien (80%) ten gunste van speelstraten. Het stimuleren van dergelijke initiatieven kan een enorme meerwaarde geven aan de speelbeleving binnen de gemeente.
Dit betekent echter niet dat de formele speelgelegenheid onbelangrijk is. Kinderen moeten een zo groot mogelijke variatie aan speelgelegenheid krijgen om zodoende hun motoriek, cognitieve vaardigheden en sociale ontwikkeling te stimuleren. Formele speelgelegenheid vormt daarbij een belangrijke aanvulling op de informele speelruimte. De gemeente zal daarom een bepaald minimum niveau aan formele speelplaatsen moeten blijven bieden.
[1] Stichting SPEELRUIMTE, 1996
Artikel Binnenstad
De binnenstad is het historische centrum van Enkhuizen. Er is weinig informele speelruimte en het aantal speellocaties is beperkt. De meeste speelvoorzieningen zijn gelegen langs de Vestingwal en in de plantsoenen. Bij inbreilocaties worden voor zover mogelijk wel speelvoorzieningen opgenomen.
Gezien de beperkte openbare ruimte in de binnenstad is uitbreiding van de speelmogelijkheden moeilijk. Wel kan worden geëist dat bij grotere nieuwbouwlocaties in de binnenstad ook ruimte wordt gereserveerd voor speellocaties (bijv. de Vette Knol).
Artikel Noord
Noord is de oudste nieuwbouwwijk van Enkhuizen buiten de vesting. De wijk is verdeeld in een bloemen- en verzetsheldenwijk. De wijk heeft veel huurwoningen. Daarnaast zijn er nog enkele winkels en bedrijven in de wijk.
Volgens de geldende richtlijnen zijn er eigenlijk te weinig speelvoorzieningen in de wijk.
Momenteel is Welwonen bezig met een grootschalig renovatie van haar woningen in de wijk. Vervolgens zal de gemeente waar nodig de straten aanpassen en daarbij kan bekeken worden welke ruimte en behoefte er is voor aanpassingen en uitbreiding van speelvoorzieningen.
Inmiddels zijn er plannen in de uitvoeringsfase om extra speelruimte te realiseren in de grasstrook in de Dirk Wierengastraat en naast de flat in de mr. Fluitmanstraat. Behoudens in de omgeving van de Begoniastraat wordt dan ook in Noord redelijk aan de verdelingsnorm voldaan.
Artikel Oude gouw
De Oude Gouw is de tweede woningbouwlocatie buiten de vestingwal, die in twee fases tot stand is gekomen. Het eerste gedeelte is de bomenbuurt die gerealiseerd is vanaf eind jaren zestig. Dit gedeelte van de wijk vertoont veel gelijkenis met Noord. Er zijn dan ook weer relatief weinig speelgelegenheden in dit gedeelte. Vanaf de jaren zeventig ontstond aansluitend de Vogelbuurt, met een andere stedenbouwkundige opzet. Met woonerfjes, wat speelser en dichter op elkaar gebouwde huizen. In dit gedeelte van de wijk is vrij veel groen en ook voldoende speelgelegenheid aanwezig.
Artikel Gommerwijk- oost
Gommerwijk Oost is in de jaren zeventig ontwikkeld. De wijk is het beste te typeren als een “stedelijk tuindorp”. Behalve veel water en de groene Weeshuispolder is er veel kleinschalig groen. Door het vele groen is er ook voldoende informele speelruimte aanwezig. De speelplaatsen in deze wijk zijn vaak gelegen aan binnenterreinen achter de woningen. Vooral voor gezinnen met kinderen tot 4 jaar is dit een ideale situatie. De kinderen kunnen hier ongehinderd spelen, terwijl de ouders vanuit huis zicht hebben op de situatie. De bereikbaarheid van deze speelplaatsen wordt wel vaak belemmerd door sloten of drukke wegen. Dit is mede de oorzaak van het relatief grote aantal kleinere speellocaties.
Met het aantal speelvoorzieningen wordt aan de speelbehoeftes van de jeugd redelijk tegemoet gekomen. Eventueel zouden er enkele speelplekken gesaneerd kunnen worden. Bij direct saneren is er sprake van desinvestering, daarom wordt gekozen om niet te bezuinigen op onderhoud en inspecties van bestaande voorzieningen en alleen te bezuinigen door niet te sparen voor vervanging.
Artikel Gommerwijk-west
Gommerwijk-West is grotendeels in de jaren tachtig gebouwd. De wijk is een modernere versie van Oost, met eveneens veel water, maar meer gesloten bouwblokken en minder verspreid kleinschalig groen. In het centrum van de wijk is hogere en dichtere bebouwing aanwezig, terwijl de randen van de buurt iets ruimer en losser van opzet zijn. De westelijke rand, de huidige grens met het landelijke gebied, is aangelegd als groen bolwerk met lage wallen en een wandelroute tussen een dubbele rij bomen.
Samen met een aantal niet ingerichte trapvelden is de wijk goed voorzien van speelvoorzieningen. Evenals Gommerwijk Oost ligt de komende jaren hier de nadruk op het veilig houden van de speelvoorzieningen en het verhogen van de speelwaarden hiervan.
Artikel Kadijken
Nieuwbouwwijk Kadijken is nog volop in ontwikkeling. De bewoners van Kadijken zullen wat betreft voorzieningen (school, winkels) aangewezen zijn op de bestaande wijken. De noordelijk rand, is evenals in Gommerwijk-Oost, aangelegd als groen bolwerk met lage wallen. Het enige andere grootschalige groenelement in de wijk is het buurtbos.
De wijk blijkt erg aantrekkelijk te zijn voor gezinnen met jonge kinderen, en kan dan ook als kinderrijk worden omschreven. Op dit moment zijn er diverse speelplaatsen in de wijk, waaronder het Speeleiland. Dit is bedoeld voor de wat oudere jeugd van 6 tot 18 jaar. Behalve het trapveldje op het speeleiland is er nog een trapveld in het buurtbos. In het nog te ontwikkelen gedeelten van Kadijken zullen nog een aantal speelplaatsen worden gerealiseerd. Over het algemeen is de verdeling van speellocaties in Kadijken voldoende, al zijn er een aantal plekken waar een aanvulling van speellocaties wenselijk zouden zijn (bijvoorbeeld omgeving Seyndersloot/Tocht).
Wijk |
Kenmerken |
Toekomstig acties |
Binnenstad |
Weinig openbare ruimte; veel kinderen |
Uitbreiding daar waar mogelijk (vooral bij grotere nieuwbouw projecten)Verhoging speelwaarden |
Plan Noord |
Te weinig speelruimte, weinig kinderen (op dit moment) |
Uitbreiding van het aantal speellocaties Verhoging speelwaarden |
Oude Gouw |
Genoeg speelruimte, veel kinderen |
Verhoging speelwaarden |
Gommerwijk Oost |
Veel speelruimte, veel kinderen |
Verhoging speelwaarden |
Gommerwijk West |
Veel speelruimte. Veel kinderen |
Verhoging speelwaarden |
Kadijken |
Relatief weinig speelruimte. Veel kinderen. |
In de toekomst eventueel extra speelplaatsen aanbrengen |
Tabel 2: Globale karakterisering van de wijken in Enkhuizen en toekomstig acties
Hoofdstuk 9 Speelvoorzieningen van derden
Artikel
Om tot een goed oordeel te komen over het aanbod van speelgelegenheden in Enkhuizen, kunnen ook de speelvoorzieningen van derden betrokken worden. Hieronder vallen o.m. de basisscholen, de kinderdagverblijven, “Welwonen” en uiteraard de Speeltuin Kindervreugde. Het gaat in dit hoofdstuk om speeltoestellen die openbaar toegankelijk zijn. Zo valt de Speeltuin Kindervreugde niet binnen deze definitie omdat de speeltuin alleen tegen betaling toegankelijk is.
Het merendeel van de schoolpleinen bij de basisscholen is niet afgesloten van de openbare weg. Hoewel bij alle schoolpleinen het bord “verboden voor onbevoegden” hangt en de pleinen daardoor juridisch geen deel uitmaken van de openbare ruimte is het de vraag of dit relevant is, vooral waar het om kinderen gaat.
De speelpleinen van kinderdagverblijven zijn veelal na schooltijd en in vakanties niet voor openbaar gebruik beschikbaar. Voor de discussie over de verdeling en de beschikbaarheid van speelruimten zijn deze achterwege gelaten.
Artikel Basisscholen
Als gevolg van een ongeluk op de O.B.S. de Driespan (locatie Flosbeugel) enkele jaren geleden is de discussie opgelaaid wie de verantwoordelijkheid draagt voor het onderhoud op schoolpleinen. Als gevolg hiervan is de notitie Schoolterreinen opgesteld. Op 20 oktober 1998 heeft de Raad ingestemd met deze notitie[1]. Hierin is gesteld dat strikt genomen het schoolbestuur als eigenaar van het terrein en opstal volledig (risico-) aansprakelijk is voor ongevallen, als gevolg van slecht of onvoldoende onderhoud. Omdat in de praktijk de meeste schoolpleinen een openbaar karakter hebben, en omdat de raad graag wilde dat de schoolpleinen als wijkvoorziening gebruikt kunnen worden, is toen besloten tot een financiële bijdrage vanuit de gemeente.
Als voorwaarde voor de financiële bijdrage werd gesteld dat er overeenkomsten met de schoolbesturen worden afgesloten over het openbaar toegankelijk maken en houden van de schoolterreinen. Door personeelswisselingen bij de gemeente is het daar echter nooit van gekomen. Hierdoor is de (mede)financiering voor onderhoud van de speeltoestellen nooit structureel in de begroting opgenomen.
Een ander vraagstuk dat speelt bij schoolpleinen is de inspectie van speeltoestellen. Formeel gezien is het schoolbestuur eigenaar van de speeltoestellen en als zodanig volledig verantwoordelijk voor inspecties en onderhoud. Omdat de raad de schoolterreinen echter als wijkvoorziening wil benutten, en hier ook geld tegenover stelt, betekent dit dat de gemeente een zekere verplichting heeft t.a.v. inspecties en onderhoud.
Om alsnog de gewenste duidelijkheid te krijgen over schoolterreinen zijn daarom de volgende stappen gewenst:
- -
afsluiting van overeenkomsten met de scholen over gebruik van schoolterreinen;
- -
structureel opnemen in de begroting van bijdragen aan scholen voor gebruik van schoolterreinen;
- -
hervatting van de veiligheidsinspecties op schoolterreinen.
Naar aanleiding van de concept Beleidsnota Speelruimte is in de periode 2009 – 2011 met de schoolbesturen overleg gevoerd over het gebruik van de speelterreinen na schooltijd. Met de besturen zijn onder voorbehoud van de instemming door de gemeenteraad in november 2011 schriftelijke afspraken gemaakt over de openbaarheid van de schoolpleinen en het beheer en onderhoud van de speelvoorzieningen.
Met deze afspraken wordt beoogd dat:
- -
de speelplaatsen vrij toegankelijk worden/blijven voor de buurtkinderen;
- -
de gemeente met deze schoolspeelvoorzieningen rekening kan houden met eventuele aanleg of uitbreiding of inkrimping van het voorzieningenniveau in de direct omgeving van het schoolplein;
- -
de aansprakelijkheid voor partijen helder is indien na schooltijd een ongeval plaats vindt op of door een speeltoestel;
- -
de gemeente invloed kan uitoefenen op de kwaliteit (= veiligheid) van de speeltoestellen;
- -
de schoolbesturen een tegemoetkoming ontvangen in de kosten van aanschaf en onderhoud van de speeltoestellen als tegenprestatie voor het openbaar toegankelijk houden van het schoolplein;
- -
er duidelijkheid wordt geschapen met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van de speeltoestellen op de schoolpleinen.
[1] Raadsbesluit 154
Artikel "Welwonen"
Naast de basisscholen, beheert ook de woningcorporatie “Welwonen” een aantal speellocaties binnen de gemeente. Zo is de grote speellocatie in Plan Noord (wijkcentrum IJsselzand) in beheer en eigendom van Welwonen. Daarnaast is er nog één speellocatie in de binnenstad (Davidsstraat/Romeinstraat) waar de grond in eigendom is van Welwonen. Gezien de beperkte openbare ruimte in de binnenstad, en de wens om de jeugd te voorzien van voldoende speelgelegenheid heeft de gemeente afspraken gemaakt met Welwonen waarin is geregeld dat de gemeente en Welwonen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de speelvoorzieningen.
De gemeente draagt zorg voor de veiligheidsinspecties en coördineert het onderhoud en de reparaties. De kosten voor het onderhoud liggen bij Welwonen en bij renovaties worden de kosten gezamenlijk gedragen.
In 2012 realiseert de gemeente samen met Welwonen een speelvoorziening bij de flat in de mr. Fluitmanstraat / Dirk Wierengastraat.
Hoofdstuk 10 Gewenst beleid
Artikel
Uitgaande van een optimale situatie voor de kinderen, zoals dit is verwoord in de visie, de doelstellingen en uitgangspunten, dient uit gegaan te worden van de tabel zoals deze is opgesteld door NUSO. De speelvoorzieningen dienen in voldoende aantal aanwezig te zijn, voldoende groot qua oppervlak, evenwichtig verdeeld over de wijken en veilig bereikbaar
Daarnaast dient er een grote mate van variatie aan typen speelvoorzieningen te worden aangeboden. Kinderen moeten geprikkeld worden in hun fantasie, moeten hun grenzen kunnen verleggen, moeten aanvaardbare risico’s kunnen en durven nemen, moeten kunnen bewegen en een eigen plekje kunnen ervaren.
Elk aspect vraagt om een ander type speelvoorziening van natuurlijk spelen tot een trapveld en van een speelhuisje tot een waterspeelplaats.
In een ideale situatie heeft elk kind zijn eigen “wonderland”.
Het huidige niveau van de speelvoorzieningen binnen de gemeente laat een redelijk gevarieerd beeld zien. Terwijl in de meeste nieuwbouwwijken er ruim voldoende (formele) speelruimte is, zijn in de binnenstad, Noord en Kadijken (1e gedeelte) de voorzieningen beperkt. In de meeste nieuwbouwwijken is er niet alleen voldoende formele, maar ook informele speelruimte. In sommige wijken is zelf sprake van een kleine overdaad aan formele speelplaatsen. De meeste speellocaties zijn echter vrij klein met twee à drie toestellen per locatie. Hierdoor is de speelwaarde relatief gering, vooral voor de leeftijdscategorie 6-12. Het zou voor de hand liggen om enkele speelplekken op te waarderen voor deze leeftijdsgroep. Het probleem is echter dat op de meeste locaties de ruimte beperkt is en daardoor niet geschikt voor uitbreiding.
Een mogelijkheid om tot een betere verspreiding van speellocaties te komen, is het aangaan van samenwerkingsverbanden met de basisscholen in Enkhuizen. Niet alleen hebben zij de ruimte om meerdere toestellen te plaatsen, ook de doelgroep waarvoor de speeltoestellen bedoeld zijn (6-12 jarigen), is ruimschoots aanwezig. Omdat de speeltoestellen dan zowel gedurende, als na schooltijd gebruikt worden, komen de speeltoestellen op deze locaties optimaal tot hun recht. Bovendien wordt langs die weg ook nog betere invulling gegeven aan het raadsbesluit van 1998 over medegebruik van schoolpleinen. Ook de actieradius van deze doelgroep (400 à 500m) betekent dat deze speeltoestellen na schooltijd toegankelijk zijn voor de meeste kinderen.
Terwijl in de nieuwbouwwijken het medegebruik van schoolpleinen gewenst is, is dit in de binnenstad vrijwel onontbeerlijk. Door de dichte bebouwing in de binnenstad zijn de gemeentelijk voorzieningen beperkt, en vormen de speeltoestellen van de scholen en “Welwonen” een waardevolle aanvulling op de gemeentelijk speelplaatsen.
Bij de ontwikkeling van nieuwe wijken of herinrichting van straten dient er meer aandacht te komen voor de informele speelruimte. Verreweg de meeste spelende kinderen worden niet aangetroffen op formele speelplaatsen, maar juist erbuiten. Brede trottoirs en veel openbaar groen bijvoorbeeld, maken het mogelijk dat kinderen ook op (veel) andere plekken kunnen spelen. In delen van Kadijken is de straat zo ingericht dat de auto’s parkeren in aangegeven vakken op het trottoir. Als er geen auto’s staan is een breed speeltrottoir voor de kinderen beschikbaar. Een functioneel dubbelgebruik ten gunste van de speelruimte voor de kinderen.
Ook de routes van en naar speelruimtes is belangrijk. Relatief simpele inrichtingsmaatregelen zoals het aanbrengen van hoogte verschillen of paden door het struikgewas of bossage, doen de aantrekkelijkheid van een speelplaats toenemen.
Initiatieven voor het tijdelijk inrichten (een dagdeel afsluiten voor verkeer) van speelstraten dienen met positieve grondhouding beoordeeld te worden om daarmee de leefbaarheid in de woonomgeving voor kinderen te verbeteren.
Ook de open ruimten zijn belangrijk als speelruimte. Vooral voor de oudere jeugd (8 jaar en ouder) zijn trapveldjes een belangrijk onderdeel van de buitenspeelruimte. Een vlak open gebied, waar geen speeltoestellen staan, biedt kinderen de ruimte om te spelen en zich uit te leven. Bovendien kan een aantal activiteiten, zoals balspelen, rennen, gymnastiek, fantasiespel e.d. alleen plaats vinden als er genoeg ruimte is. Behalve dat er genoeg trapveldjes moeten zijn, zal er ook voldoende variatie geboden moeten worden. Hoewel het overgrote gedeelte uit grasveldjes zal blijven bestaan, kan er ook behoefte zijn (m.n. bij de oudere jeugd) aan verharde trapveldjes (snellere voetbal) en basketbalvelden.
Voor wat betreft de verdeling van speelplaatsen dient in eerste instantie de tabel genoemd in hoofdstuk 5 te worden aangehouden. Wel mag worden uitgegaan van enige verruiming van de normen, aangezien de maatstaaf die de NUSO hanteert nogal stringent zijn.
In de groep van 0 tot 6 jaar hebben ook de ouders een verantwoordelijkheid om kinderen te begeleiden naar speellocaties. Ouderlijk toezicht is onontbeerlijk niet alleen bij de speellocatie maar zeker op de route ernaar toe.
Voor de groep van 6 tot 12 jaar is een verruiming van de afstand ook acceptabel. Zeker als de oudere kinderen in deze groep ook al zelfstandig naar school gaan, die in het algemeen op een grotere afstand is gelegen dan de hier gehanteerde actieradius.
Indien wordt uitgegaan van een actieradius van 150 meter bij de leeftijdsgroep 0-6 en 500 meter voor de groep van 6 – 12 jarigen dan komt men tot de volgende verdeling voor wat betreft de speellocaties.
Leeftijd |
Actieradius |
Minuten lopen |
Verzorgings-gebied |
Benodigde speelruimte |
Aard van de speelruimte |
0-6 jaar |
150 m* |
2 minuten |
7 ha |
250-500 m2 |
Openbare speelplaats |
6-12 jaar |
500 m |
8 minuten |
80 ha |
1000-2000 m2 |
Speelterrein of trapveld (3000 m2) |
12-18 jaar |
1000 m |
15 minuten |
300 ha |
1000-3000 m2 |
Ruimte voor sportieve activiteiten |
Tabel 3: Benodigde speelruimte (verruimd) met verzorgingsgebied per leeftijdscategorie
* afhankelijk van de fysieke en psychische barrières
In totaal komt een dergelijk verdeling neer op 100m2 formele speelruimte per hectare. Dit komt overeen met ca. 1% speelruimte. Indien deze tabel wordt aangehouden, dan wordt de 3% norm van het ministerie niet gehaald. Echter, zoals al aangegeven in de brief van de minister kunnen ook openbaar groen, schoolpleinen, en natuurterrein dienen als speelruimte. De bedoeling is dan ook dat deze elementen tezamen 3% van de openbare ruimte vormen (300 m2 per hectare). Dergelijke plekken dienen dan tegelijk als kwaliteitsverhogend element voor de openbare ruimte. Bovendien, zoals al eerder is aangegeven, worden 3 van de 4 kinderen buiten de formele speelplekken aangetroffen. Vooral trapveldjes zijn in dit opzicht belangrijk, omdat het de jeugd de gelegenheid biedt om zowel veilig te kunnen voetballen als andere buitenactiviteiten te ontplooien.
Tenslotte, hoewel normen enig houvast bieden bij het aanbieden van speellocaties is de praktijk vaak weerbarstiger. Men zal er dan ook flexibel mee om moeten gaan, afhankelijk van de situatie ter plekke. Het gevaar van een norm is dat die een eigen leven gaat leiden. Kinderen en jongeren houden zich niet aan speelruimtenormen. Teveel aan normen vasthouden, zonder dat er wordt gekeken naar ruimtelijk kwaliteit van de omgeving en het speelgedrag van de kinderen kan leiden tot een speelsituatie dat niet aansluit bij de behoefte. Met andere woorden, een absolute norm is geen garantie voor een goed plan.
Hoofdstuk 11 Financiële aspecten
Artikel
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke middelen beschikbaar zijn en welke middelen nodig zijn voor goed beheer en onderhoud van de speeltoestellen. Kort samengevat maken de volgende elementen deel uit van de exploitatiebegroting:
- -
onderhoud speeltoestellen;
- -
reservering voor vervanging (afschrijving);
- -
vervanging en onderhoud valdempende bodemmaterialen;
- -
inspectie door derden;
- -
vergoeding scholen.
Na invoering van het Attractiebesluit in 1997 heeft de gemeente Enkhuizen alle speelplekken bekeken. Dit resulteerde in de constatering dat veel speelterreinen en speelvoorzieningen niet meer aan de geldende normen voldeden. Er zijn toen veel speeltoestellen vervangen of verwijderd. Hierbij is een omvangrijke investering gedaan in nieuwe toestellen.
De huidige aanwezige speeltoestellen vertegenwoordigen een waarde van ca. € 800.000. Gemiddeld genomen moet voor de prijs van de ondergrond ongeveer 2/3 gerekend worden van het toestel waar voor het bedoeld is. Gemiddeld vertegenwoordigt de ondergrond een waarde van € 500.000. Gezamenlijk staat er voor € 1.300.000,- aan speelvoorzieningen in de stad.
Op langere termijn is het belangrijk dat de exploitatiebegroting met betrekking tot speeltoestellen toereikend is voor goed en regelmatig onderhoud. Op dit moment (2012) is in de begroting een bedrag van € 136.000 opgenomen voor beheer en onderhoud en vervanging van de speeltoestellen.
Artikel Jaarlijkse onderhoudskosten
Voor de jaarlijkse keuringen en het bijbehorende klein onderhoud wordt gemiddeld € 40.000 uitgegeven.
Artikel Vervanging op termijn
Bij aanschaf van speeltoestellen moet rekening gehouden worden met een afschrijvingstermijn. Conform de financiële verordening wordt een periode van 15 jaar gehanteerd. In de praktijk worden duurzame toestellen aangeschaft, die ook werkelijk 10 tot 15 jaar meegaan. Dit betekent misschien een iets hogere aanschafprijs, maar dat betaalt zich ruim terug in lagere onderhoudskosten en een langere levensduur.
Na de invoering van het Attractiebesluit zijn in de gemeente Enkhuizen grote hoeveelheden speeltoestellen vervangen die waren afschreven met als resultaat dat we momenteel een gezond speelvoorzieningenareaal bezitten. Vanaf 2012/2013 zal de inspanning zich voornamelijk richten op het in stand houden van de bestaande speellocaties en het verhogen van de speelwaarden hiervan.
Op basis van het aantal speeltoestellen van 230 stuks en een afschrijvingsperiode van 15 jaar zullen er jaarlijks gemiddeld 15 toestellen worden vervangen.
De totale kosten van vervangen en plaatsen van een speeltoestel is gemiddeld € 5.700. Dit betekent dat gemiddeld elk jaar € 85.000 nodig is voor het vervangen van 15 speeltoestellen.
Artikel Vervangen ondergronden
In het nabije verleden werden een aantal verschillende ondergronden gebruikt bij de speeltoestellen van de gemeente. Zo werden zowel houtsnippers, zand, gras, kunstgras en rubber tegels toegepast.
In middels zijn door strengere regelgeving de eisen voor de ondergronden verhoogd en wordt momenteel voornamelijk kunstgras en rubbertegels gebruikt.
De kosten voor het onderhoud en vervanging van de ondergronden zijn meegenomen in de jaarlijkse onderhoudskosten en de vervangingen op termijn.
Artikel Financiële consequenties
Het bedrag dat nodig is voor het onderhoud van speeltoestellen in de gemeente is afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt. Een aantal keuzes is inmiddels gemaakt. Zo wordt het onderhoud en de keuringen niet meer door eigen personeel gedaan maar is volledig uitbesteed.
Een belangrijke keuze is de afschrijvingstermijn van de speeltoestellen. Veelal wordt rekening gehouden met een technische afschrijving van 10 jaar. Echter meerdere toestellen gaan langer mee dan de 10 jaar. Ten aanzien van de ondergronden zijn nog geen ervaringscijfers bekend in Enkhuizen. In deze rapportage wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 15 jaar (conform de financiële verordening).
Voor het in standhouden (inspectie, onderhoud en vervanging) van de huidige speelvoorzieningen bedragen de kosten jaarlijks:
Inspectie en onderhoud € 40.000
Vervanging € 85.000
Bijdrage scholen € 11.000 (keuringen en de jaarlijkse bijdrager per schoolplein)
€ 136.000
Dit komt overeen met het huidige beschikbare budget.
Hoofdstuk 12 Conclusies en aanbevelingen
Artikel
Het huidige aanbod aan speeltoestellen is, in de meeste wijken, voldoende en er wordt redelijk tegemoet gekomen aan de speelbehoeftes van de jeugd van Enkhuizen. Qua verdeling van de speellocaties over de verschillende wijken is er sprake van een onregelmatige verdeling over de gemeente. Bij een aantal wijken (Noord, Binnenstad en Kadijken) is het aanbod van speellocaties beperkt. De meeste nieuwbouwwijken daarentegen, zijn ruim voorzien van speelplaatsen. Een groot gedeelte van de speelplaatsen is relatief klein (twee á drie toestellen per locatie) waardoor de speelwaarde gering is, vooral voor de leeftijd 6 tot 12 jaar.
Het huidige beschikbare budget voor de speeltoestellen is toereikend om op langere termijn het huidige kwaliteitsniveau te waarborgen.
Artikel Aanbevelingen
RUIMTELIJK
- a)
Voor de nieuw te realiseren wijken wordt minimaal 3% (300 m2/ha) van de ruimte gereserveerd voor speelruimte zoals die wordt voorgesteld door het Ministerie van VROM. Minimaal 1% (100 m2/ha) wordt benut voor formele speelplekken volgens de verruimde NUSO normen zoals deze in hoofdstuk 10 is genoemd. De overige ruimte wordt ingericht voor informele speelruimte (groenelementen).
Zo nodig worden bestaande speellocaties opgewaardeerd.
- b)
Bij (grote) inbreilocaties in de binnenstad en in bestaande woonwijken wordt zo mogelijk 3% van de ruimte gereserveerd voor speelruimte. Een minimale speelruimte bedraagt 250 m2.
- c)
De (verruimde) NUSO normen zoals aangeven in tabel 3 (hoofdstuk 10) worden als uitgangspunt gehanteerd bij inrichting van nieuwe woonwijken en herinrichting van bestaande woonwijken.
- e)
Initiatieven voor het realiseren van speelstraten worden vanuit een positieve grondhouding beoordeeld.
SAMENWERKING DERDEN
- f)
De veiligheidsinspecties van speeltoestellen bij de basisscholen onder verantwoording van de gemeente worden hervat.
- g)
Met de schoolbesturen zijn overeenkomsten afgesloten (onder voorbehoud van goedkeuring door de raad) over het (mede)gebruik van schoolterreinen na schooltijd conform het raadsbesluit van 1998.
- h)
De samenwerking met “Welwonen” wordt gecontinueerd, waarbij de gemeente bijdraagt in de aanschaf en onderhoudskosten van de openbare speelvoorzieningen die op terreinen van Welwonen” zijn gesitueerd.
FINANCIEEL
- i)
Op jaarbasis € 85.000 reserveren voor vervanging van afgeschreven speeltoestellen, om daarmee het speelvoorzieningenniveau te handhaven. In de huidige begroting (2012) is hiervoor een bedrag van € 82.000 gereserveerd in de voorzieningen en € 3.000 in de exploitatiebegroting.
- j)
Jaarlijks € 40.000 in de begroting op te nemen voor veiligheidsinspecties en onderhoud van de speeltoestellen. In de begroting 2012 is hierin reeds voorzien.
- k)
Aan de schoolbesturen een bijdrage beschikbaar stellen van € 1000,- per locatie voor het medegebruik van de schoolpleinen (totaal € 9.000). En de veiligheidsinspectie uitvoeren in opdracht van de gemeente (kosten € 2.000).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl