Regeling vervallen per 31-07-2019

Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening

Geldend van 10-10-2010 t/m 03-09-2014

Intitulé

Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      dienst: het in of vanuit Sint Maarten:

  • in bewaring nemen van effecten, bankbiljetten, munten, muntbiljetten, edele metalen en andere waarden;

  • openstellen van een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden;

  • verhuren van een safeloket;

  • verrichten van een uitbetaling ter zake van het verzilveren van coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of vergelijkbare waardepapieren;

  • sluiten van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf alsmede het daarbij verlenen van bemiddeling;

  • doen van een uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld onder 5°;

  • crediteren of debiteren dan wel doen crediteren of debiteren van een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden;

  • wisselen van guldens of vreemde valuta;

  • aangaan van een verplichting tot betaling ten behoeve van de houder van een creditcard, aan degene die het vertoon van die creditcard bij wijze van betaling heeft aanvaard, voor zover het niet gaat om een creditcard, die alleen gebruikt kan worden bij de onderneming of instelling die deze creditcard uitgeeft of bij een onderneming of instelling die behoort tot dezelfde economische eenheid waarin de rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden;

  • 10° in het kader van een geldelijke overmaking in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden, ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het in het kader van een geldelijke overmaking betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld;

  • 11° aanbieden van prijzen en premies, waarnaar kan worden meegedongen tegen betaling van een waarde welke meer bedraagt dan een door de Minister van Financiën te bepalen bedrag, in het kader van:

    • a.

      de exploitatie van hazardspelen, speelcasino’s en loterijen;

    • b.

      de exploitatie van buitengaatse hazardspelen;

  • 12° als tussenpersoon optreden ter zake van het aan- of verkopen van onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen;

  • 13° handelen in voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen dan wel andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen zaken van grote waarde dan wel het bemiddelen daarbij boven een door de Minister van Financiën te bepalen bedrag, dat voor de onderscheiden soorten van zaken verschillend kan zijn;

  • 14° verlenen van fiduciaire diensten waaronder wordt verstaan: het al dan niet tegen vergoeding verlenen van diensten van beheer in of vanuit Sint Maarten voor en ten behoeve van buitengaatse ondernemingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

    • a.

      het ten behoeve van buitengaatse ondernemingen beschikbaar stellen van natuurlijke of rechtspersonen als directeur, vertegenwoordiger, administrateur of andere functionaris;

    • b.

      het verlenen van domicilie en kantoorfaciliteiten ten behoeve van buitengaatse ondernemingen;

    • c.

      het in opdracht maar voor rekening van derden oprichten of doen oprichten van buitengaatse ondernemingen of het liquideren of doen liquideren daarvan;

  • 15° geven van advies dan wel het verlenen van bijstand door de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die als advocaat, notaris of kandidaat- notaris, accountant, belastingadviseur, dan wel als deskundige op juridisch, fiscaal of administratief gebied, dan wel in de uitoefening van een gelijksoortig juridisch beroep of bedrijf zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verricht, bij:

    • a.

      het aan- of verkopen van onroerende zaken;

    • b.

      het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele metalen, edelstenen of andere waarden;

    • c.

      het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen;

    • d.

      het aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen;

  • 16° verlenen van andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen diensten;

    • b.

      cliënt: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan of ten behoeve van wie een dienst wordt verleend, alsmede in geval van een dienst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 5° en 6°, die de premie betaalt alsmede degene ten behoeve van wie de uitkering wordt gedaan;

    • c.

      transactie: een handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een cliënt in verband met het afnemen van één of meer diensten;

    • d.

      ongebruikelijke transactie: een transactie die aan de hand van de ingevolge artikel 10 bepaalde indicatoren als zodanig wordt aangemerkt;

    • e.

      melding: een melding als bedoeld in artikel 11;

    • f.

      Bank: de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten;

    • g.

      Meldpunt: het Meldpunt, bedoeld in artikel 2;

    • h.

      Toezichthouder: de Bank, de door de Minister van Financiën daartoe ingestelde toezichtorganen of belaste instanties, de Raad voor de kansspelen langs elektronische weg, alsmede het Meldpunt, ieder voor wat betreft de aan zijn of haar toezicht onderworpen verleners van diensten, naar de onderscheiding gemaakt in artikel 22h, eerste lid;

    • i.

      commissie: de commissie, bedoeld in artikel 16;

    • j.

      witwassen: een gedraging als strafbaar gesteld in Titel XXXA van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht;

    • k.

      financieren van terrorisme: een gedraging zoals omschreven in artikel 2 van het op 9 december 1999 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12), begaan door een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of vennootschap, of door of ten behoeve van, of in verband met een organisatie, instelling, bedrijf, persoon dan wel groep van personen of bevolkingsgroepen;

    • l.

      de minister: de Minister van Financiën.

  • 2. Met betrekking tot verrichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 10°, wordt als dienst niet aangemerkt:

    • a.

      het in het kader van een premiebetaling uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden, ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm elders betaalbaar te stellen of te doen stellen aan een instelling waaraan het op grond van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf is toegestaan het verzekeringsbedrijf in Sint Maarten uit te oefenen;

    • b.

      het in het kader van een uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld door een instelling waar aan het op grond van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf is toegestaan het verzekeringsbedrijf in Sint Maarten uit te oefenen.

  • 3. Als dienst wordt niet aangemerkt werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 15°, die verband houden met de bepaling van de rechtspositie van een cliënt, diens vertegenwoordiging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding, of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, voor zover verricht door een advocaat, notaris of kandidaat-notaris dan wel een accountant, optredende als onafhankelijk juridisch adviseur.

  • 4. In verband met het verlenen van diensten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 14°, zijn de bepalingen aangaande buitengaatse ondernemingen onverkort van toepassing op ondernemingen die niet naar Sint Maartens recht zijn opgericht.

Hoofdstuk II

Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties

Artikel 2

Er is een centrale nationale instantie, het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, ressorterende onder de minister en staande onder leiding van een hoofd met taken, zoals vermeld in deze landsverordening.

Artikel 3

Het Meldpunt heeft tot taak:

  • a.

    het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor de voorkoming en opsporing van het witwassen of het financieren van terrorisme en de hieraan ten grondslag liggende misdrijven;

  • b.

    het verstrekken van gegevens in overeenstemming met het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde;

  • c.

    degene die overeenkomstig artikel 11 een melding heeft gedaan met het oog op de juiste naleving van de meldingsplicht, te berichten over de afdoening van de melding. In dat geval wordt slechts meegedeeld of verstrekking heeft plaatsgevonden overeenkomstig onderdeel b;

  • d.

    het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van het witwassen of het financieren van terrorisme en naar de verbetering van de methoden om het witwassen of het financieren van terrorisme te voorkomen en op te sporen;

  • e.

    het geven van aanbevelingen, gehoord de betrokken toezichthouders dan wel beroepsorganisaties, voor de relevante bedrijfstakken omtrent de invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie en andere te treffen maatregelen tot voorkoming van het gebruik van de relevante bedrijfstakken voor het witwassen of het financieren van terrorisme;

  • f.

    het geven van voorlichting aan de bedrijfstakken en beroepsgroepen, de personen en instellingen die met het toezicht op de naleving van deze landsverordening zijn belast, het openbaar ministerie, de ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten en aan het publiek omtrent de verschijningsvormen en de voorkoming van het witwassen of het financieren van terrorisme;

  • g.

    het onderhouden van contacten met buitenlandse van overheidswege aangewezen politiële en niet-politiële instanties die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt;

  • h.

    het onderhouden van contacten met en het deelnemen aan vergaderingen van internationale en intergouvernementele instanties op het gebied van de bestrijding van zowel het witwassen als het financieren van terrorisme;

  • i.

    het jaarlijks uitbrengen van een verslag van zijn werkzaamheden en van zijn voornemens voor het komende jaar aan de minister en het ter kennis brengen van dit verslag aan de Minister van Justitie.

Artikel 4

  • 1. Het Meldpunt houdt een register. De minister is beheerder van het register.

  • 2. De minister stelt een reglement op voor het register en is verantwoordelijk voor de juiste werking ervan.

  • 3. Het hoofd van het Meldpunt is belast met het feitelijk beheer van het register, bedoeld in het eerste lid. Hij oefent dit feitelijk beheer uit in naam en onder verantwoordelijkheid van de minister.

  • 4. Het register bevat slechts gegevens die noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor het is aangelegd.

  • 5. Uit het register worden geen gegevens verstrekt, tenzij bij of krachtens deze landsverordening gestelde regels hierin voorzien.

Artikel 5

  • 1. Het Meldpunt is bevoegd voor zover noodzakelijk ten behoeve van zijn taakuitoefening de registers van de instanties en ambtenaren die met de opsporing en vervolging van strafbare feiten zijn belast te raadplegen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde instanties en ambtenaren zijn verplicht het Meldpunt de raadpleging, bedoeld in het eerste lid, toe te staan.

Artikel 6

  • 1. Het Meldpunt is verplicht de volgende gegevens te verstrekken aan de instanties en ambtenaren die met de opsporing en vervolging van misdrijven zijn belast:

    • a.

      gegevens waaruit een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaald persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen of aan een hieraan ten grondslag liggend misdrijf of het financieren van terrorisme;

    • b.

      gegevens waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij van belang zijn voor de opsporing van het witwassen of van de hieraan ten grondslag liggende misdrijven of het financieren van terrorisme;

    • c.

      gegevens waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij van belang zijn voor de voorkoming of opsporing van toekomstige misdrijven, die aan het witwassen of het financieren van terrorisme ten grondslag kunnen liggen en die, gezien hun ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin zij zullen worden gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.

  • 2. Het Meldpunt is bevoegd inlichtingen aangaande het meldgedrag van de meldende instellingen te verstrekken aan personen en instellingen die met het toezicht op de naleving van deze landsverordening zijn belast.

Artikel 7

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent de verstrekking van gegevens uit het register van het Meldpunt en de voorwaarden waaronder dit kan geschieden met van overheidswege aangewezen politiële en niet politiële instanties in of buiten het Koninkrijk die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt en met instanties in het Koninkrijk waarvan de taken raakvlakken hebben met de werkzaamheden van het Meldpunt.

  • 2. De gegevensverstrekking aan instanties buiten het Koninkrijk geschiedt alleen op basis van een verdrag of een administratief akkoord, tenzij het een instantie betreft die door de Egmont Groep erkend is als lid en die, ingevolge haar nationale wetgeving, voor het uitwisselen van gegevens met andere door de Egmont Groep als lid erkende instanties, niet verplicht is een schriftelijk akkoord te sluiten.

Artikel 8

  • 1. Benoeming, schorsing en ontslag van het hoofd en het overige personeel van het Meldpunt geschieden, gehoord de begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 16, bij landsbesluit.

  • 2. Het hoofd van het Meldpunt wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaren. Deze periode kan na afloop telkens voor ten hoogste vijf jaren worden verlengd. Het eerste lid is op de verlenging van de benoeming van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het hoofd en het personeel van het Meldpunt dat werkzaamheden verricht in het kader van de toepassing van deze landsverordening zijn niet aansprakelijk voor schade teweeggebracht in de normale taakuitoefening op grond van deze landsverordening, tenzij de schade te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid.

Artikel 9

De minister bepaalt in overeenstemming met de Minister van Justitie, gehoord de Begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 16, de begroting en formatie van het Meldpunt.

Hoofdstuk III

De meldingsplicht

Artikel 10

Door de minister en de Minister van Justitie gezamenlijk worden, na overleg met het Meldpunt, gehoord de Begeleidingscommissie, zo nodig per daarbij te onderscheiden categorieën transacties, de indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie moet worden aangemerkt als een ongebruikelijke transactie.

Artikel 11

  • 1. Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, verleent, is verplicht een daarbij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld te melden aan het Meldpunt.

  • 2. Een melding bevat, voor zover mogelijk, de volgende gegevens:

    • a.

      de identiteit van de cliënt;

    • b.

      de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt;

    • c.

      de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;

    • d.

      de omvang, bestemming en herkomst van de bij de transactie betrokken gelden, effecten, edele metalen of andere waarden;

    • e.

      de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt.

Artikel 12

  • 1. Het Meldpunt is bevoegd bij degene die een melding heeft gedaan, alsmede bij degene die door het verlenen van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 7, bij een transactie is betrokken waarover het Meldpunt gegevens heeft verzameld, nadere gegevens of inlichtingen te vragen, teneinde te kunnen beoordelen of de verzamelde gegevens dienen te worden verstrekt op grond van zijn taak, bedoeld in artikel 3, onderdeel b.

  • 2. Degene aan wie overeenkomstig het eerste lid deze gegevens of inlichtingen zijn gevraagd, is verplicht deze aan het Meldpunt schriftelijk, alsmede in naar het oordeel van het Meldpunt spoedeisende gevallen mondeling, te verstrekken binnen de door het Meldpunt gestelde termijn.

Artikel 13

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een melding moet worden gedaan, respectievelijk gegevens en inlichtingen, gevraagd op grond van artikel 12, eerste lid, moeten worden verstrekt.

Artikel 14

  • 1. Gegevens of inlichtingen die in overeenstemming met de artikelen 11 of 12, tweede lid, zijn verstrekt, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens, het witwassen of een hieraan ten grondslag liggend misdrijf of het financieren van terrorisme door degene die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon die werkzaam is voor degene die in overeenstemming met de artikelen 11 of 12, tweede lid, gegevens of inlichtingen heeft verstrekt of daaraan heeft meegewerkt.

Artikel 15

  • 1. Degene die tot een melding op de voet van artikel 11 is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een cliënt of een derde dientengevolge lijdt, tenzij die schade het gevolg is van opzettelijk handelen of bewuste roekeloosheid van degene die heeft gemeld.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon die werkzaam is voor degene die in overeenstemming met artikel 11 gegevens of inlichtingen heeft verstrekt of daaraan heeft meegewerkt.

Hoofdstuk IV

De Begeleidingscommissie

Artikel 16

  • 1. Er is een Begeleidingscommissie voor het Meldpunt.

  • 2. De Begeleidingscommissie bestaat uit ten hoogste 15 leden en bepaalt zijn eigen werkwijze.

Artikel 17

  • 1. De Begeleidingscommissie bestaat uit vertegenwoordigers van:

    • a.

      de minister;

    • b.

      de Minister van Justitie;

    • c.

      de bedrijfstakken die onder de werking van deze landsverordening vallen;

    • d.

      de toezichthoudende autoriteit voor de bedrijfstakken die onder de werking van deze landsverordening vallen;

    • e.

      het openbaar ministerie.

  • 2. De leden en plaatsvervangende leden van de Begeleidingscommissie worden op voordracht van de in het eerste lid bedoelde instanties bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. De benoeming geldt voor drie jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd. Bij de samenstelling van de commissie streeft de minister naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vernoemde instanties.

  • 3. Een vertegenwoordiger van de minister bekleedt het voorzitterschap van de Begeleidingscommissie.

Artikel 18

De Begeleidingscommissie heeft tot taak:

  • a.

    het Meldpunt in zijn functioneren te begeleiden;

  • b.

    het ter beschikking stellen aan het Meldpunt van haar kennis en deskundigheid;

  • c.

    het desgevraagd of uit eigen beweging adviseren van de minister of de Minister van Justitie over onder meer:

    1. de wijze waarop het Meldpunt zijn taak verricht;

    2. de vaststelling van de indicatoren, bedoeld in artikel 10;

    3. de effectiviteit van de meldingsplicht.

Artikel 19

De Begeleidingscommissie kan ten behoeve van een goede uitvoering van zijn taak gegevens opvragen bij het Meldpunt. Het Meldpunt is verplicht deze gegevens in geanonimiseerde vorm te verstrekken.

Hoofdstuk V

Geheimhouding

Artikel 20

  • 1. Gegevens en inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn verstrekt of ontvangen, zijn geheim. Een ieder die zulke gegevens of inlichtingen verstrekt of ontvangt, zomede degene die ingevolge artikel 11, eerste lid, een melding doet, is verplicht tot geheimhouding daarvan.

  • 2. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld, verboden van gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze landsverordening zijn verstrekt of ontvangen, verder of ander gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven, dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze landsverordening wordt geëist.

  • 3. De Toezichthouder is, in afwijking van het eerste en tweede lid en van eventuele andere toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, bevoegd het Meldpunt in te lichten, indien bij de taakuitoefening feiten aan het licht komen die mogelijk zouden kunnen duiden op het witwassen of het financieren van terrorisme.

  • 4. Het Meldpunt is, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bevoegd om:

    • a.

      gegevens en inlichtingen, onder meer omtrent het meldgedrag van de meldende instellingen, verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze landsverordening opgedragen taken, te verstrekken aan de Toezichthouder;

    • b.

      met gebruikmaking van gegevens en inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze landsverordening opgedragen taken, niet tot afzonderlijke dienstverleners herleidbare mededelingen te doen en statistieken te publiceren.

Artikel 21

Het Meldpunt is, in afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, bevoegd om gegevens en inlichtingen, verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze landsverordening opgedragen taken, te verstrekken aan buitenlandse politiële en niet politiële instanties die een vergelijkbare taak als het Meldpunt hebben en aan instanties in het Koninkrijk waarvan de taken raakvlakken hebben met de werkzaamheden van het Meldpunt.

Hoofdstuk VI

Inzagerecht

Artikel 22

  • 1. Door of namens de beheerder van het register van het Meldpunt wordt een ieder op diens verzoek binnen een maand meegedeeld of en zo ja welke deze persoon betreffende persoonsgegevens in het register zijn opgenomen.

  • 2. De mededeling, bedoeld in het eerste lid, blijft achterwege voor zover dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taak van het Meldpunt dan wel indien gewichtige belangen van derden daartoe noodzaken.

Hoofdstuk VI a

Bestuurlijke sancties

Artikel 22a

  • 1. De Toezichthouder kan de dienstverlener die niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 11, 12, tweede lid, 13, 20, tweede lid, 22h, derde lid, van deze landsverordening een last onder dwangsom opleggen.

  • 2. De hoogte van de dwangsom voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder een last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

  • 4. De Toezichthouder kan bij dwangbevel het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

  • 5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op.

  • 6. De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij zijn verbeurd.

Artikel 22b

  • 1. De Toezichthouder kan de dienstverlener die niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 11, 12, tweede lid, 13, 20, tweede lid, 22h, derde lid, van deze landsverordening een boete opleggen voor elke dag die hij nalatig is geweest.

  • 2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen alsmede aan wie deze boete toekomt wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. Alvorens over te gaan tot het opleggen van een boete, stelt de Toezichthouder de betrokken dienstverlener schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust en stelt hem in de gelegenheid de nalatigheid binnen een redelijke termijn te herstellen.

Artikel 22c

  • 1. De boete wordt betaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking waarbij deze is opgelegd.

  • 2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid bedoelde termijn is verstreken.

  • 3. Indien de boete niet binnen de gestelde termijn is betaald, stuurt de Toezichthouder een schriftelijke aanmaning om binnen tien dagen na dagtekening van de aanmaning de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden ingevorderd.

  • 4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Toezichthouder de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

  • 5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op.

Artikel 22d

  • 1. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding van de artikelen, genoemd in artikel 22b, eerste lid, vervalt, indien de Toezichthouder ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

  • 3. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt een jaar na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 4. De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 22e

  • 1. De Toezichthouder kan, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen, ter openbare kennis brengen, het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. De bevoegdheid om een feit ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een feit als bedoeld in het eerste lid vervalt, indien de Toezichthouder het feit reeds ter openbare kennis heeft gebracht.

  • 4. De bevoegdheid om een feit ter openbare kennis te brengen vervalt een jaar na de dag waarop het feit heeft plaats gehad.

  • 5. De termijn, bedoeld in het vierde lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 22f

  • 1. De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding of het daaraan voorafgegane onderzoek.

  • 2. De werkzaamheden in verband met het ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit of het daaraan voorafgegane onderzoek.

Artikel 22g

Door de minister en de Minister van Justitie gezamenlijk kunnen regels worden gesteld ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 22a, eerste lid, 22b, eerste lid, en 22e, eerste lid.

Hoofdstuk VI b

Toezicht en opsporing

Artikel 22h

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast:

    • a.

      de door de President van de Bank daartoe aangewezen functionarissen van de Bank, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 10° en 14°;

    • b.

      de door de minister aangewezen functionarissen van daartoe ingestelde toezichtorganen of belaste instanties, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11°, sub a;

    • c.

      de Raad voor de kansspelen langs elektronische weg, voor zover het betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11°, sub b;

    • d.

      het hoofd van het Meldpunt alsmede de door deze daartoe aangewezen functionarissen van het Meldpunt, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 12°, 13° en 15°.

      Zodanige aanwijzingen worden bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Indien met toepasssing van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 16°, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, andere diensten worden aangewezen, wordt bij dat landsbesluit tevens voorzien in het toezicht.

  • 3. De Toezichthouder is bevoegd met het oog op de bevordering van de naleving van deze landsverordening richtlijnen te geven aan de onder zijn toezicht onderworpen dienstverleners, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers, zoals elektronische bestanden en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;

    • f.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden.

  • 5. Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 6. Op het binnentreden van woningen of van tot woning gestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

  • 7. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 8. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen, die op grond van het vierde lid wordt gevorderd.

Artikel 22i

  • 1. Met de opsporing van de bij artikel 23 strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

Hoofdstuk VII

Strafbepalingen

Artikel 23

  • 1. Overtreding van of handelen in strijd met het bepaalde bij de artikelen 11, 12, tweede lid, 20, eerste en tweede lid, of krachtens de artikelen 13 en 22h, derde en achtste lid, is voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf en wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij met geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.

  • 2. Overtreding van de bepalingen, bedoeld in het eerste lid is, voor zover niet opzettelijk begaan, een overtreding en wordt gestraft hetzij met hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

Hoofdstuk VII a

Statistieken

Artikel 24

Door de minister en de Minister van Justitie gezamenlijk kunnen voorschriften worden gegeven met het oog op het bijhouden van statistieken met betrekking tot het witwassen of daaraan ten grondslag liggende misdrijven en het financieren van terrorisme.

Hoofdstuk VIII

Slotbepalingen

Artikel 25

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 26

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening melding ongebruikelijke transacties.