Regeling vervallen per 01-07-2013

Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012 (Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012)

Geldend van 11-09-2012 t/m 30-06-2013

Intitulé

Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012 (Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012)

Besluit van Gedeputeerde Staten van 4 september 2012, tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 117).

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. aanmeerlocatie: wallocatie die dient als veerstoep of aanmeersteiger voor een veerdienst;

  • b. autoveer: vaartuig dat geschikt en ingericht is voor het overzetten van motorvoertuigen, fietsen, snorfietsen, bromfietsen en voetgangers;

  • c. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d. BDU (deel)plafond: bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens het bestedingsplan BDU;

  • e. bedrijfsvervoer: vervoer van werknemers door of vanwege de werkgever verzorgd:

- naar en van de werkplek, voorafgaand aan, onderscheidenlijk na afloop van de werkzaamheden; - dat wordt verricht met bussen dan wel met auto’s ingericht voor vervoer van meer dan zeven personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • f. begrotingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • g. beleidsvisie Mobiliteit: beleidsdocument dat het PVVP vervangt en na de vaststelling net als het PVVP geldt voor een bepaalde periode;

  • h. bestedingsplan BDU: plan ten behoeve van de besteding en reservering van gelden zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • i. boekjaarsubsidie: subsidie die voor één of meer boekjaren wordt verstrekt voor activiteiten die behoren tot de kernactiviteiten die de subsidieontvanger gewoonlijk in het kader van zijn alledaagse bedrijfsvoering ontplooit;

  • j. brede doeluitkering: gelden die op grond van de Wet BDU door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor het realiseren van verkeer- en vervoerbeleid op regionaal niveau;

  • k. bushaltelocatie: locatie waar een haltepaal aanwezig is, waar je in of uit de lijnbus kunt stappen;

  • l. buurtbusproject: vorm van openbaar vervoer in een bepaald gebied waarbij de dienstregeling wordt uitgevoerd met buurtbussen door een vereniging met vrijwillige chauffeurs;

  • m. buurtbusvereniging: vereniging van vrijwilligers die een dienstregeling met buurtbussen uitvoert;

  • n. concessie: recht als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet personenvervoer 2000;

  • o. concessiehouder: vervoerder aan wie door Gedeputeerde Staten concessie is verleend;

  • p. gebied: grondgebied binnen Zuid-Holland;

  • q. gebiedsprofiel: in samenwerking met de betreffende regio's, gemeenten, waterschappen, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Rijkswaterstaat opgesteld document waarin de door genoemde partijen gewenste, op korte of (middel)lange termijn tot stand te brengen regionale voorzieningen op het gebied van verkeer en vervoer beschreven zijn;

  • r. gedragsbeïnvloeding: het beïnvloeden van het gedrag van de verkeersdeelnemer op het gebied van verkeersveiligheid;

  • s. grensoverschrijdende veerdienst: veerdienst waarbij de provinciegrens naar een aangelegen provincie wordt overschreden;

  • t. haltescan: geautomatiseerd systeem waarin de toegankelijk gemaakte bushaltelocatie systematisch en overzichtelijk kan worden ingevoerd en weergegeven;

  • u. incidentele subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • v. infrastructureel project: regionaal project of lokaal project dan wel regionaal openbaar vervoer project betrekking hebbend op de verbetering van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid of leefbaarheid;

  • w. lokaal project: infrastructureel project ten behoeve van de verkeersveiligheid dat past binnen de categorisering die in bijlage 1 bij deze regeling is opgenomen;

  • x. mobiliteitsmanagement: activiteiten en maatregelen om te komen tot structurele reductie van (solistisch) autogebruik om zo een bijdrage te leveren aan een betere bereikbaarheid en een beter milieu;

  • y. nieuwbouw: kopen van een nieuwe veerpont door de veerexploitant;

  • z. OV-knooppunt: locatie waar meerdere buslijnen, dan wel buslijnen en trein samenkomen;

  • aa. projectsubsidie: subsidie voor een activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd, gericht zijn op een specifiek eindresultaat en die op het moment van de subsidieaanvraag niet behoren tot de alledaagse bedrijfsvoering van de aanvrager;

  • bb. PVVP: Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 – 2020;

  • cc. regio: een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • dd. regionaal openbaar vervoer project: infrastructureel project specifiek ten behoeve van het verbeteren van de doorstroming, betrouwbaarheid of kwaliteit van het openbaar vervoer waarvan de kosten hoger zijn dan € 25.000,00;

  • ee. regionaal project: infrastructureel project waarvan de kosten hoger dan € 200.000,00 zijn;

  • ff. reizigerskilometer: vervoersprestatie die gerealiseerd wordt door één werknemer over één kilometer Nederlands grondgebied te vervoeren;

  • gg. renovatie: reviseren van een bestaande veerpont door de veerexploitant;

  • hh. ROV-ZH: Regionaal Ondersteuningsbureau Verkeersveiligheid Zuid-Holland;

  • ii. RPV: Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid;

  • jj. sociale veiligheid: (het gevoel van) veiligheid van een reiziger of personeel in trein of bus, alsmede in of in het directe toegangsgebied tot een station of halte;

  • kk. spaarproject: regionaal project waarvoor in het bestedingsplan maximaal vijf jaar aaneengesloten wordt gespaard en dat uiterlijk in het zesde opeenvolgende jaar wordt gerealiseerd;

  • ll. veerdienst: het bedrijfsmatig vervoeren van personen of motorvoertuigen door middel van een veerpont;

  • mm. veerexploitant: degene die voor eigen rekening en verantwoordelijkheid een veerdienst exploiteert;

  • nn. veerinfrastructuur: totaal van aanmeerlocaties, aanlegsteigers, wachtruimten, fietsenstallingen en reisinformatiesystemen;

  • oo. veerinfrastructuurproject: verrichten van werkzaamheden aan de veerinfrastructuur;

    pp. veerpont: een autoveer of een voet- en fietsveer;

  • qq. veerproject: nieuwbouw of renovatie van een veerpont;

  • rr. vervoersautoriteit: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland daar waar zij bevoegdheden hebben ten aanzien van het regionaal openbaar vervoer;

  • ss. voet- en fietsveer: vaartuig dat uitsluitend geschikt is en ingericht is voor het overzetten van fietsen, snorfietsen, bromfietsen en voetgangers;

  • tt. vrijvalproject: door een regio aangemeld project waarbij BDU-middelen die zijn vrijgevallen worden aangewend;

  • uu. Zuid-Holland: het grondgebied van de provincie Zuid-Holland met uitzondering van het grondgebied van het stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam.

Artikel 2 Bevoegdheid en subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. Infrastructurele projecten;

  • b. Regionaal openbaar vervoer over weg en spoor;

  • c. Regionaal openbaar vervoer over water;

  • d. Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;

  • e. Oprichting buurtbusverenigingen;

  • f. Instandhouding buurtbusverenigingen;

  • g. Toegankelijkheid bushaltelocaties;

  • h. Sociale veiligheid;

  • i. Mobiliteitsmanagement;

  • j. Gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid en

  • k. Veren.

     

Artikel 3 Instellen subsidieplafond, specifieke gelden en incidentele subsidies.  

1. Gedeputeerde Staten stellen subsidieplafonds vast voorzover hun de bevoegdheid toekomt tot verstrekking van de subsidies waarop het plafond betrekking heeft. 2. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond onderverdelen in deelplafonds waarbij als maatstaf voor de verdeling in deelplafonds de verdeling van de gelden binnen het vastgestelde bestedingsplan geldt.3. Gedeputeerde Staten verstrekken slechts subsidie indien door Gedeputeerde Staten voldoende gelden binnen het bestedingsplan BDU beschikbaar zijn gesteld. 4. Gedeputeerde Staten verlenen subsidie ten laste van een bestedingsplan dat nog niet is vastgesteld onder de voorwaarde dat voldoende gelden voor het doel waarvoor subsidie wordt aangevraagd binnen het bestedingsplan van het jaar waar de subsidie betrekking op heeft beschikbaar worden gesteld door Gedeputeerde Staten.5. Onverminderd het bepaalde in het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een incidentele subsidie verstrekken voor activiteiten waar deze regeling niet in voorziet als het project past binnen het PVVP of de beleidsvisie Mobiliteit en er voldoende gelden beschikbaar zijn binnen de Brede doeluitkering.6. In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor activiteiten waar deze regeling niet in voorziet ingeval een programma danwel project uitsluitend wordt uitgevoerd met gelden die door het rijk speciaal voor dit programma danwel project beschikbaar zijn gesteld aan de provincie.7. Gedeputeerde Staten kunnen voor ten hoogste vier jaar subsidie op grond van het vijfde en zesde lid verstrekken.

Artikel 4 Niet subsidiabele kosten

1. Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a. kosten die niet in redelijke verhouding staan tot de gestelde doelen of redelijkerwijs te verwachten prestaties of effecten van de activiteit;

  • b. verrekenbare of compensabele omzetbelasting/BTW;

  • c. kosten van rente, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes en sancties alsmede leges bij aanvragen van gemeenten;

     

2. Indien sprake is van een belaste subsidie kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat deze BTW in aanvulling op het eerste lid voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 5 Toepassing Awb

1. Op een aanvraag voor een subsidie zijn de artikelen 4:61 tot en met 4:64, eerste lid sub a, Awb van overeenkomstige toepassing. 2. Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt vanaf € 125.000,00.3. In afwijking van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de toepassing van afdeling 4.2.8 Awb geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.

 

Artikel 6 Aanvraagformulier

1. Een aanvraag om subsidie waarvoor Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier hebben vastgesteld, wordt ingediend met gebruikmaking van dat formulier.2. De aanvraag gaat overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 7 Algemene aanvraagvereisten

1. Als een aanvrager bij de uitvoering van een activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt samenwerkt met andere partijen, vermeldt de aanvrager deze partijen in zijn aanvraag.2. Indien voor een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook bij andere bestuursorganen of bij Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie wordt aangevraagd, vermeldt de aanvrager dit in de subsidieaanvraag onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag.3. Indien Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd of andere bestuursorganen subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, kunnen Gedeputeerde Staten het op grond van deze regeling te verstrekken subsidiebedrag verminderen met het bedrag dat andere bestuursorganen of Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling verstrekken.

Artikel 8 Aanvraagtermijnen

1. Een aanvraag voor subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2 wordt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft ingediend.2. Gedeputeerde Staten beslissen op een complete aanvraag binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend, of indien er geen tijdvak is gegeven, na ontvangst van de aanvraag.3. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken bedraagt 22 weken indien:

  • a. sprake is van cofinanciering in het kader van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

  • b. over de aanvraag advies wordt ingewonnen;

  • c. een nader onderzoek is ingesteld.

4. De in het eerste lid bedoelde termijn bedraagt 40 weken indien de verlening mede afhankelijk is van het oordeel van een internationale beoordelingscommissie of van internationale peerreviews.5. Voor aanvragen voor een begrotingssubsidie begint, in afwijking van het tweede lid, de termijn van 13 weken te lopen op de dag na die waarop de provinciale begroting voor het eerst volgende boekjaar door Provinciale Staten is vastgesteld.6. De subsidieontvanger van een projectsubsidie of een incidentele subsidie, die een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen dient binnen 26 weken na de datum waarop de activiteit op grond van de beschikking tot subsidieverlening moet zijn uitgevoerd of, indien dat eerder is, 26 weken na de uitvoering van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling in bij Gedeputeerde Staten.7. De subsidieontvanger van een boekjaarsubsidie die een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, dient binnen 26 weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in tenzij Gedeputeerde Staten bij de subsidieverlening hebben bepaald dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.8. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 22 weken na ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.9. Het subsidiebedrag wordt binnen 30 dagen na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 9 Algemene weigeringsgronden

1. Gedeputeerde Staten weigeren de verstrekking van een subsidie indien door verstrekking van de subsidie het BDU-plafond of de bijbehorende deelplafonds worden overschreden.2. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb de verstrekking van een subsidie weigeren als:

  • a. de activiteit niet openbaar toegankelijk is;

  • b. de activiteit kan worden uitgevoerd zonder provinciale subsidie;

  • c. de activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend;

  • d. de activiteit uitsluitend betrekking heeft op het opstellen van een subsidieaanvraag;

  • e. de activiteit uitsluitend betrekking heeft op de kosten in verband met het opstellen van een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent;

  • f. de subsidie beschouwd moet worden als een steunmaatregel in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • g. de subsidie in strijd is met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag;

  • h. Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan dezelfde activiteit reeds eerder hebben gesubsidieerd;

  • i. het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft niet is opgenomen in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan;

     

3. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op het tweede lid de verstrekking van een projectsubsidie weigeren indien:

  • a. een aanvraag betrekking heeft op de instandhoudingskosten van de aanvrager;

  • b. een aanvraag betrekking heeft op de inrichtingskosten van de aanvrager;

  • c. een aanvraag betrekking heeft op een jaarlijks terugkerende activiteit, met uitzondering van jaarlijks terugkerende activiteiten, die in een fase van opbouwen verkeren;

  • d. het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan € 5.000,00.

4. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op het tweede lid de verstrekking van een incidentele subsidie weigeren indien:

  • a. de aanvraag betrekking heeft op de reguliere activiteiten van de aanvrager;

  • b. de aanvraag betrekking heeft op de instandhoudingskosten van de aanvrager;

  • c. de aanvraag betrekking heeft op de inrichtingskosten van de aanvrager;

  • d. het een jaarlijks terugkerende activiteit betreft, of

  • e. de activiteit niet past in het op het desbetreffende beleidsterrein gevoerde provinciale beleid of de activiteit in dat provinciale beleid onvoldoende prioriteit heeft.

     

Artikel 10 Algemene subsidieverplichtingen

1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan door of vanwege Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie of een ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang geacht kunnen worden. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.2. Indien de subsidieontvanger rechtspersoon is voldoet hij bij ontbinding van de rechtspersoon aan de provincie het batig saldo, voorzover dat saldo aan de door Gedeputeerde Staten verstrekte subsidie kan worden toegerekend.

 

Artikel 11 Meldingsplicht

De subsidieontvanger deelt Gedeputeerde Staten onverwijld schriftelijk mee dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12 Algemene subsidievaststellingsvereisten

1. Gedeputeerde Staten kunnen indien geen beschikking omtrent subsidieverlening is afgegeven, volstaan met een subsidievaststelling.2. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen en onverschuldigd betaalde subsidie terugvorderen indien de subsidieverlening in strijd is met een ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichting.3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.4. Gedeputeerde Staten kunnen bij de intrekking of wijziging bepalen dat over de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

§ 2 Infrastructurele projecten

Artikel 13 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van infrastructurele projecten.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 14 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 13, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, waterschappen en regio’s.

Artikel 15 Projectaanmeldingen

1. Het dagelijks bestuur van de regio’s in Zuid-Holland melden de infrastructurele projecten aan.2. De aanmelding van een project omvat in ieder geval:

  • a. een beschrijving van het project en het doel ervan;

  • b. een opgave van de totale projectkosten;

  • c. het door de regio gewenste subsidiebedrag;

  • d. de vermelding of er al dan niet sprake is van een spaarproject en

  • e. overige gegevens die voor de beoordeling van de aanmelding van belang zijn.

     

Artikel 16 Projectvereisten

1. Infrastructurele projecten komen in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien zij passen in het PVVP of de beleidsvisie Mobiliteit.2. In aanvulling op het eerste lid komen regionale projecten in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien zij:

  • a. voldoen aan ten minste een van de volgende doelen: verkeersveiligheid, fietsvoorzieningen, openbaar vervoer, wegen of bereikbaarheid/ontsluiting;

  • b. zijn opgenomen in een Regionaal Verkeers- en Vervoerplan of het beleidsdocument dat het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan vervangt danwel een vastgesteld gebiedsprofiel.

     

Artikel 17 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van:

  • a. een beschrijving van het project;

  • b. een planning, inclusief de datum van ingebruikname;

  • c. een kostenspecificatie.

     

Artikel 18 Aanvraagperiode

1. Infrastructurele projecten die worden opgenomen in het bestedingsplan BDU, worden vóór 1 maart van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar aangemeld.2. Onverminderd het bepaalde in artikel 8, eerste lid, kan de regio of de aanvrager bij de aanmelding van een infrastructureel project, gelijktijdig de aanvraag voor subsidie indienen. De subsidieaanvraag wordt in elk geval vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar volledig ingediend.3. Gedeputeerde Staten trekken de reservering voor het desbetreffende project in wanneer niet tijdig een volledige subsidieaanvraag wordt ingediend.4. In afwijking van artikel 8, eerste lid, kan een aanvraag voor subsidie voor het bestedingsjaar 2012 tot uiterlijk 1 oktober 2012 worden ingediend.

Artikel 19 Weigeringsgronden

1. In afwijking van artikel 9, tweede lid, onderdeel i, wordt subsidie geweigerd indien het infrastructurele project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft niet is opgenomen in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan.2. Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die zijn aan te merken als vrijvalprojecten in de zin van deze regeling.

Artikel 20 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor de aankoop van onroerende zaken ten behoeve van de uitvoering van het infrastructurele project;

  • b. vergunningen en leges;

  • c. materialen;

  • d. uitvoeringskosten van de werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • e. bijkomende voorzieningen om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het werk zijn functie te laten vervullen;

  • f. met het project samenhangende redelijk geachte schadevergoedingen aan derden;

  • g. niet-verrekenbare en niet-compensabele omzetbelasting/BTW.

     

Artikel 21 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 4, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten die redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers gebracht kunnen worden;

  • b. kosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud;

  • c. kosten voor vervanging van leidingen en verkeersregelinstallaties;

  • d. kosten van algemeen bestuurlijke aard;

  • e. kosten van voorbereiding, administratie en toezicht;

  • f. kosten van onroerende zaken die reeds in eigendom zijn van de opdrachtgever, tenzij het onroerend goed minder dan 10 jaren voorafgaand aan de aanleg van het project en speciaal voor de aanleg van het betreffende project is aangekocht.

     

Artikel 22 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.2. In afwijking van het eerste lid bedraagt voor regionale openbaar vervoer projecten de hoogte van de subsidie ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.3. In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen in bijzondere gevallen Gedeputeerde Staten besluiten om voor een infrastructureel project een hoger percentage vast te stellen indien de beschikbare middelen dit toelaten.4. In afwijking van het eerste lid, geldt voor infrastructurele projecten die in een bestedingsplan van 2006 of eerder zijn opgenomen dat de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bedraagt.

Artikel 23 Bevoorschotting  

1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken van ten hoogste 80% van het verleende bedrag, indien gunning van het infrastructurele project naar aanleiding van een aanbesteding heeft plaatsgevonden.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken van ten hoogste 30% van het verleende bedrag, indien grondverwerving noodzakelijk is voor realisatie van het infrastructurele project.3. Indien een voorschot is verleend op grond van het tweede lid, kan na gunning van het infrastructurele project naar aanleiding van een aanbesteding een aanvullend voorschot worden verstrekt van ten hoogste 50% van het verleende bedrag. 4. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot bij spaarprojecten.

Artikel 24 Intrekking en vrijval

1. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieverlening intrekken indien een infrastructureel project vervalt, dan wel aanbesteding en gunning van het werk nog niet hebben plaatsgevonden binnen zes maanden na de door de wegbeheerder aangegeven datum van ingebruikname van het project.2. Op het eerste lid kan een uitzondering worden gemaakt indien vertraging tijdig bij Gedeputeerde Staten is gemeld, conform het bepaalde in artikel 11 en daarbij een onderbouwing wordt gegeven van de oorzaken van de vertraging en waarom deze niet te voorzien waren op het moment dat de aanvraag werd ingediend.3. Gedeputeerde Staten kunnen indien de subsidieverlening wordt ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd wordt het voor het project gereserveerde bedrag (gedeeltelijk) vrij laten vallen aan de regio.4. De regio’s krijgen de mogelijkheid de vrijgevallen middelen te herprioriteren binnen negen maanden nadat de gereserveerde bedragen zijn vrijgevallen.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 10 en artikel 11 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de subsidieontvanger draagt zorg voor de voortgang van het infrastructurele project;

  • b. de subsidieontvanger rapporteert jaarlijks vóór 1 november aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project;

  • c. de subsidieontvanger werkt mee aan tussentijdse verzoeken tot nadere informatie.

Artikel 26 Subsidievaststelling

1. Gemeenten en regio’s verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Waterschappen verantwoorden een subsidie als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van infrastructurele projecten met een maximale subsidie tot € 125.000,00 bevat de volgende gegevens:

- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een subsidie van € 125.000,00 of meer bevat een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde controleprotocol en het format van het financieel verslag.

     

3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 3 Regionaal openbaar vervoer over weg en spoor

Artikel 27 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie en ontwikkeling van het openbaar vervoer zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

Artikel 28 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 27, wordt uitsluitend verstrekt aan concessiehouders.

Artikel 29 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 27, in aanmerking te komen voert de concessiehouder de exploitatie en de ontwikkeling van het openbaar vervoer uit conform de verleende concessie.2. In afwijking van artikel 6 wordt de concessiebeschikking aangemerkt als een aanvraag om een verlening van een subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 27.

Artikel 30 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat voortvloeit uit de concessie.

Artikel 31 Bevoorschotting

1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.

Artikel 32 Subsidievaststelling

1. In afwijking van artikel 8, zevende lid, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling ingediend binnen de in de concessiebeschikking bepaalde termijn.2. Indien de concessiebeschikking de gegevens noemt die bij de aanvraag tot vaststelling overlegd dienen te worden, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van deze gegevens.3. Indien in de concessiebeschikking geen gegevens worden genoemd die bij de aanvraag tot vastststelling overlegd dienen te worden, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een financieel verslag conform het format van de provincie met een controleverklaring, waarin wordt aangegeven dat alle in de concessie genoemde activiteiten zijn uitgevoerd, een winst- en een verliesrekening en een jaarverslag.

§ 4 Regionaal openbaar vervoer over water

Artikel 33 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van het personenvervoer zoals bedoeld in artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

Artikel 34 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 33, wordt uitsluitend verstrekt aan vervoerders zoals bedoeld in artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000.

Artikel 35 Subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 6, wordt de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst aangemerkt als een aanvraag om een verlening van een subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 33.

Artikel 36 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 33 in aanmerking te komen voert de vervoerder het personenvervoer uit conform de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst.

Artikel 37 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat voortvloeit uit de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst.

Artikel 38 Bevoorschotting

1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot tot ten hoogste 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.

Artikel 39 Subsidievaststelling

De aanvraag om een subsidievaststelling bevat een financieel verslag conform het format van de provincie met een controleverklaring, waarin wordt aangegeven dat alle in de overeenkomst genoemde acitiviteiten zijn uitgevoerd, een winst- en een verliesrekening en een jaarverslag.

§ 5 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer

Artikel 40 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van collectief vraagafhankelijk vervoer en de instandhouding van de stichtingen dan wel regio's die het CVV-vervoer verzorgen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

Artikel 41 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 40, wordt uitsluitend verstrekt aan regio's of stichtingen die zijn ingesteld om overeenkomsten te sluiten met vervoerders die de exploitatie van het collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000, uitvoeren.

Artikel 42 Aanvraagperiode  

In afwijking van artikel 8, eerste lid, wordt een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 40 uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft ingediend.

Artikel 43 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 40 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de subsidieaanvrager heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Gedeputeerde Staten en de overige betrokken bestuursorganen;

  • b. de subsidieaanvrager heeft een overeenkomst met een vervoerder gesloten voor de exploitatie van het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 44 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor exploitatie van het collectief vraagafhankelijke vervoer conform de overeenkomst, als bedoeld in artikel 43, onderdeel b;

  • b. kosten voor het in stand houden van de subsidieontvanger.

     

Artikel 45 Subsidiehoogte  

De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een prognose van de groei of afname van het reizigersvervoer, de op het moment van de subsidieaanvraag geldende tarieven, het aantal vervoerszones en de kosten voor het in stand houden van de subsidieontvanger.

Artikel 46 Bevoorschotting

1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.

Artikel 47 Subsidievaststelling

1. Een regio verantwoordt een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Stichtingen dienen een verzoek tot vaststelling in binnen de in de tussen de provincie en de stichting gesloten samenwerkingsovereenkomst dan wel in de statuten van de stichting bepaalde termijn.3. Het verzoek tot vaststelling voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld in de tussen de provincie en de stichting gesloten samenwerkingsovereenkomst dan wel hetgeen hierover in de statuten van de stichting is opgenomen.4. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 6 Oprichting buurtbusverenigingen

Artikel 48 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan eenmalig worden verstrekt voor het oprichten van een buurtbusvereniging.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 49 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 48, wordt uitsluitend verstrekt aan buurtbusverenigingen en buurtbusverenigingen in oprichting.

Artikel 50 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, het hele jaar worden ingediend.

Artikel 51 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de buurtbusvereniging of de buurtbusvereniging in oprichting kennelijk niet de intentie of capaciteiten heeft om een buurtbusproject uit te voeren.

Artikel 52 Subsidievereisten  

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 48 in aanmerking te komen, toont de buurtbusvereniging of de buurtbusvereniging in oprichting aan dat ze in staat gesteld wordt een buurtbusproject uit te voeren.

Artikel 53 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 2.000,00 (prijspeil 2012).

§ 7 Instandhouding buurtbusverenigingen

Artikel 54 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de instandhouding van de buurtbusvereniging.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

Artikel 55 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 54, wordt uitsluitend verstrekt aan buurtbusverenigingen.

Artikel 56 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 8, eerste lid, kunnen aanvragen die betrekking hebben op een buurtbusproject dat in een lopend jaar start, het hele jaar worden ingediend.

Artikel 57 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van:

  • a. een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de inschrijving van de buurtbusvereniging;

  • b. een opgave van het aantal buurtbusprojecten dat door de buurtbusvereniging wordt uitgevoerd;

  • c. de overeenkomst(en) die tussen de buurtbusvereniging en de concessiehoudende vervoerder(s) is (zijn) afgesloten ten behoeve van een buurtbusproject zoals bedoeld in onderdeel b.

     

Artikel 58 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 54 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de buurtbusvereniging draagt zorg voor de uitvoering van een of meerdere buurtbusprojecten.

  • b. een buurtbusproject is erkend door Gedeputeerde Staten op grond van de Regeling Vaststelling Kenmerken en Startvoorwaarden Buurtbusprojecten provincie Zuid-Holland 2006.

     

Artikel 59 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste € 4.700,00 per buurtbusproject per jaar (prijspeil 2012). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de lonen en de prijzen.2. In afwijking van het eerste lid wordt de hoogte van subsidie voor een periode van minder dan twaalf maanden verstrekt naar rato van het aantal maanden waar de subsidie betrekking op heeft.

Artikel 60 Rangschikking

Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen hoger is dan het gepubliceerde deelplafond, wordt het totaal beschikbare bedrag in gelijke delen over de buurtbusprojecten verdeeld.

§ 8 Toegankelijkheid bushaltelocaties

Artikel 61 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande bushaltelocaties.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 62 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 61, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en waterschappen.

Artikel 63 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van:

  • a. een groslijst van de bushaltelocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. een tijdsplanning met betrekking tot de realisatie;

  • c. een overzicht van de bushaltelocaties die onder beheer van de aanvrager vallen die al toegankelijk zijn;

  • d. een beschrijving of de halte een OV-knooppunt is of nabij een locatie waar een groter aandeel reizigers met een functiebeperking of seniore reizigers in- of uitstappen;

  • e. een kostenraming per bushaltelocatie.

     

Artikel 64 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 61, wordt geweigerd indien het de aanleg van een nieuwe bushalte betreft.

Artikel 65 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 61 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de bushaltelocatie wordt gebruikt voor regionaal openbaar vervoer waarvoor de provincie Zuid-Holland vervoersautoriteit is.

  • b. de bushaltelocatie wordt aangepast conform de volgende specificaties:

- de hoogte perron: 18 cm; - haltebreedte: minimaal 1,50 meter (tenzij dit fysiek onmogelijk is, dan kan worden volstaan met een bushaltebreedte van 1,0 meter); - geleidelijnen met ribbelprofiel, als natuurlijke gidslijnen onvoldoende oriëntatie bieden; - attentiemarkering, met noppenprofiel en - visuele blokmarkering perronrand.

Artikel 66 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van regulier onderhoud aan bushaltelocaties;

  • b. het plaatsen en vervangen van abri’s;

  • c. kosten van voorbereiding, administratie en toezicht.

     

Artikel 67 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 10.000,00 per bushaltelocatie, met dien verstande dat dit bedrag kan worden verhoogd met de kosten die samenhangen met het realiseren van een halte in Rnet-vormgeving.

Artikel 68 Rangschikking

Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen hoger is dan het totaal in het vastgestelde bestedingsplan voor de inrichting van bushaltelocaties beschikbaar gestelde bedrag, verdelen Gedeputeerde Staten het beschikbare bedrag naar rato over de bushaltelocaties waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 69 Bevoorschotting

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot tot ten hoogste 50% van het verleende bedrag.

Artikel 70 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de aanbesteding en gunning is afgerond in het jaar waarvoor de subsidie is verleend;

  • b. de realisatie van de toegankelijke halte vindt plaats uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarvoor subsidie is verleend;

  • c. subsidieontvanger vult na realisatie van de toegankelijk gemaakte bushaltelocaties de haltescan in en voegt aan de haltescan de foto’s toe van de betreffende toegankelijk gemaakte bushaltelocaties.

     

Artikel 71 Subsidievaststelling

1. Gemeenten verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Waterschappen verantwoorden een subsidie als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een maximale subsidie tot € 125.000,00 bevat de volgende gegevens:

- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een subsidie van € 125.000,00 of meer bevat een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde controleprotocol en het format van het financieel verslag.

3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.4. Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van:

  • a. een overzicht van de bushaltes die zijn aangepast;

  • b. een verantwoording over het totale subsidiebedrag voor alle bushaltelocaties;

  • c. foto’s van de aangepaste bushaltes waarop duidelijk de aanpassingen bedoeld in artikel 65 waarneembaar zijn.

     

§ 9 Sociale veiligheid

Artikel 72 Subsidiabele activiteiten  

1. Subsidie kan worden verstrekt aan activiteiten die zijn gericht op het sociaal veiliger maken van het openbaar vervoer.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie

Artikel 73 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 72, wordt uitsluitend verstrekt aan concessiehouders en gemeenten.

Artikel 74 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de gevraagde activiteit op grond van een verleende concessie al dient te worden uitgevoerd.

Artikel 75 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van

  • a. een omschrijving van de te verwachten effecten van de voorgestelde activiteiten op de sociale veiligheid in het openbaar vervoer;

  • b. een planning;

  • c. een projectbegroting.

     

Artikel 76 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 72 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten zijn gericht op het sociaal veiliger maken van:

- openbaar vervoer objecten die publiekelijk toegankelijk zijn zoals stations en haltes; - het directe toegangsgebied zoals bestaande pleinen, straten en parkeerplaatsen; - bestaand en nieuw rijdend materieel of

  • b. de activiteiten hebben tot doel:

- het terugdringen van feitelijke incidenten; - het vergroten van de pakkans van personen die de veiligheid verstoren of - het vergroten van het veiligheidsgevoel van reizigers.

  • c. wanneer de subsidie wordt aangevraagd door een gemeente moet het gaan om activiteiten die worden gecoördineerd door een platform voor sociale veiligheid.

     

Artikel 77 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. menselijk toezicht, vooral in de vorm van controle en service in of nabij voertuigen, stations en haltelocaties;

  • b. technische hulpmiddelen en ICT, zoals camera’s en meld- of communicatiesystemen en de aanschaf en ontwikkeling van bijbehorende ICT-systemen;

  • c. opleiding en training van rijdend, toezichthoudend en operationeel leidinggevend personeel ten behoeve van de sociale veiligheid;

  • d. aanpassingen van voertuig of omgeving;

  • e. voorlichting en communicatie gericht op breed publiek of specifieke doelgroepen en

  • f . samenwerkingsverbanden met onder andere politie, justitie, gemeentes en andere vervoerbedrijven.

     

Artikel 78 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat gereserveerd is voor de desbetreffende ontvanger in het Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014 of een daarop volgend uitvoeringsprogramma.

Artikel 79 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening wordt de verplichting verbonden dat het project moet zijn begonnen uiterlijk zes maanden na het tijdstip van subsidieverlening.

Artikel 80 Subsidievaststelling

1. Gemeenten verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Concessiehouders verantwoorden een subsidie als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een maximale subsidie tot € 125.000,00 bevat de volgende gegevens:

- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin de concessiehouder verklaart dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt; - naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een activiteitenverslag

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een subsidie van € 125.000,00 of meer bevat een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde controleprotocol en het format van het financieel verslag.

3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 10 Mobiliteitsmanagement

§ 10.1 Mobiliteitsmanagement binnen Beter Benutten

Artikel 81 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten en maatregelen die gericht zijn op mobiliteits-management binnen het rijksprogramma Beter Benutten.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 82 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 81 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen en personen-vennootschappen.

Artikel 83 Aanvraagvereisten

1. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van een werkplan.2. Het werkplan als bedoeld in het eerste lid bestaat uit:

  • a. een activiteitenoverzicht met uitgebreide toelichting en helder geformuleerde doelstellingen;

  • b. een begroting;

  • c. een planning.

     

Artikel 84 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 81 wordt geweigerd indien:

  • a. er geen overeenstemming tussen subsidieaanvrager en Gedeputeerde Staten over het werkplan bestaat;

  • b. de subsidie direct of indirect voor commerciële doeleinden wordt aangewend.

     

Artikel 85 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 81 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten hebben betrekking op:

1. voorlichting ten behoeve van het terugdringen van het gebruik van de auto in het woon-werk verkeer alsmede ten behoeve van andere mobiliteitsmanagementactiviteiten; 2. advisering over bereikbaarheid van bedrijventerreinen, bedrijven en instellingen; 3. implementatie van adviezen zoals bedoeld in onderdeel twee; 4. samenwerkingsprocessen om met verschillende doelgroepen mobiliteitsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren; 5. projectmanagement ten behoeve van mobiliteitsmanagementprojecten;

  • b. de aanvrager co-financiert de helft van de kosten van de activiteit.

     

Artikel 86 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal het bedrag dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld als inzet van Zuid-Holland binnen het Rijksprogramma Beter Benutten.

Artikel 87 Rangschikking

Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de aanvraag meer voldoet aan onderstaande criteria:

  • a. een bijdrage leveren aan de doelstelling tot het verminderen van vervoerbewegingen;

  • b. aansluiten bij bestaande landelijke en regionale mobiliteitsmanagementactiviteiten.

     

Artikel 88 Bevoorschotting

Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 50% van het verleende bedrag.

Artikel 89 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger kunnen verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot:

  • a. personele bezetting;

  • b. informatieplicht;

  • c. administratieve taken;

  • d. samenwerking.

     

Artikel 90 Subsidievaststelling

De aanvraag voor een subsidievaststelling bevat:

  • a. een financieel verslag dat een duidelijk onderscheid maakt tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten;

  • b. een controleverklaring die voldoet aan het in de subsidieverlening opgenomen controleprotocol.

§ 10.2 Bedrijfsvervoer

Artikel 91 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van bedrijfsvervoer.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 92 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt uitsluitend verstrekt aan werkgevers.

Artikel 93 Aanvraagvereisten bedrijfsvervoer

1. Subsidie als bedoeld in artikel 91 kan uitsluitend door een werkgever of een gemachtigde die namens één of meer werkgevers optreedt, worden aangevraagd. 2. In aanvulling op de artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van:

  • a. de machtiging indien een aanvrager door één of meer werkgevers gemachtigd is het bedrijfsvervoer te organiseren;

  • b. indien van toepassing een afschrift van overeenkomst(en) met beroepsvervoerders voor het verrichten van bedrijfsvervoer;

  • c. de vorm van zeggenschap over de werkplek;

  • d. de keuze voor de subsidievorm zoals bedoeld in artikel 94;

  • e. een overzicht van het aantal deelnemers van wie door de subsidieaanvrager een eigen bijdrage in de kosten van het bedrijfsvervoer wordt gevraagd inclusief het totaal aan eigen bijdrage van deze deelnemers.

     

3. Het activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb omvat mede:

  • a. het vervoerplan van werknemers van één bedrijf of een vervoerplan ten behoeve van werknemers in dienst van verschillende bedrijven, indien deze op dezelfde werkplek dan wel op korte afstand van elkaar gevestigd zijn;

  • b. een overzicht van het te verrichten bedrijfsvervoer met de naam en het adres van de betrokken werkgever(s), de route(s), het aantal reizigers en het aantal geraamde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94, een schema van reismogelijkheden, een overzicht van de in te zetten motorvoertuigen en de regelingen tussen werkgever en werknemer in het woon-werkverkeer.

     

Artikel 94 Keuzemogelijkheid subsidieaanvrager

De subsidieaanvrager kan kiezen uit twee subsidiemogelijkheden:

  • a. € 1,30 per deelnemende werknemer per dag, met een minimumreisafstand van vijf kilometer per rijrichting;

  • b. € 1,80 per 100 reizigerskilometers ongeacht of vervoer is uitbesteed of niet.

     

Artikel 95 Weigeringsgronden

1. Subsidie als bedoeld in artikel 91 kan worden geweigerd indien en voorzover het bedrijfsvervoer een concurrerende werking heeft op voorzieningen voor lijngebonden en vraagafhankelijk openbaar vervoer.2. Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt geweigerd indien:

  • a. de werkplek niet in Zuid-Holland is gelegen;

  • b. het toe te kennen subsidiebedrag lager is dan € 5.000,00 per kalenderjaar.

     

Artikel 96 Rangschikking

Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen hoger is dan het totaal in het vastgestelde bestedingsplan voor bedrijfsvervoer beschikbaar gestelde bedrag, kunnen Gedeputeerde Staten de in artikel 94 genoemde bijdragen aanpassen.

Artikel 97 Bevoorschotting

Gedeputeerde Staten verlenen geen voorschot.

Artikel 98 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidie-verlening de verplichting dat de subsidieontvanger een lijst bijhoudt van werknemers die gebruikmaken van het bedrijfsvervoer.

Artikel 99 Subsidiehoogte

Het maximale toe te kennen subsidiebedrag wordt berekend door de raming van het aantal reizigers-kilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94 met 10% voor ziekte en verlof te corrigeren.

Artikel 100 Subsidievaststelling

1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op basis van het daadwerkelijk aantal gerealiseerde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94.2. Gemeenten en regio’s verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 91, conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.3. Overige subsidieontvangers verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 91, als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een maximale subsidie tot € 125.000,00 bevat de volgende gegevens:

- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het project is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een subsidie van € 125.000,00 of meer bevat een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde controle-protocol en het format van het financieel verslag.

     

4. Indien het tweede lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 11 Gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid

Artikel 101 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op het gebied van gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 102 Doelgroep  

Subsidie als bedoeld in artikel 101, wordt uitsluitend verstrekt aan regio’s.

Artikel 103 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 101 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten worden aangemeld bij een RPV en door deze RPV beoordeeld en opgenomen in een gecoördineerde subsidieaanvraag;

  • b. de activiteiten op het gebied van planvorming zijn gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • c. de activiteiten op het gebied van onderzoek en evaluatie zijn gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • d. de activiteiten op het gebied van educatie en training van 4-25 jarigen zijn gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • e. de activiteiten op het gebied van educatie en training voor de overige leeftijdscategorieën zijn gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • f. de activiteiten op het gebied van communicatie en publiciteit zijn gericht op gedragsbeïnvloeding;

  • g. de activiteiten betreffen kleine verkeers-voorzieningen ter ondersteuning van de activiteiten zoals genoemd in onderdeel b tot en met onderdeel f;

  • h. de activiteiten hebben betrekking op de ondersteunende functie van een RPV.

     

Artikel 104 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 4 komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. algemene bestuurslasten als ambtenarensalarissen en kantoorinventaris;

  • b. kosten die redelijkerwijs ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht;

  • c. opleidingskosten voor het leren berijden van scootmobielen, fietsen, e-bikes;

  • d. activiteiten op het gebied van educatie en training van 0-4 jarigen die gericht zijn op gedrags-beïnvloeding.

     

Artikel 105 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten voor activiteiten als genoemd in artikel 103, onderdeel d, een subsidie verlenen van ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.3. In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten, als het een activiteit betreft waarbij het ROV-ZH adviseert om extra stimulering, een hoger subsidiepercentage hanteren.4. In afwijking van het eerste lid en artikel 9, derde lid, onderdeel a verstrekken Gedeputeerde Staten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 103, onderdeel h een bedrag van ten hoogste € 5.000,00 per jaar.5. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten voor projectleiders die op grond van artikel 103, onderdeel h werkzaamheden voor activiteiten uitvoeren maximaal 100% van de subsidiabele kosten verlenen. 6. In afwijking van het eerste lid verlenen Gedeputeerde Staten voor activiteiten genoemd in artikel 103, onderdeel e, als het gaat om personenautorijvaardigheidstrainingen voor ouderen (ook wel 'broemcursussen’ genoemd) alleen subsidie als de deelnemers aanwijsbaar een eigen bijdrage hebben betaald.

Artikel 106 Rangschikking

Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de aanvraag meer voldoet aan onderstaande criteria:

  • a. een herkenbare gedragsbeïnvloedende component hebben;

  • b. aansluiten bij bestaande landelijke en regionale gedragsbeïnvloedende activiteiten;

  • c. nader door Gedeputeerde Staten te bepalen criteria.

     

Artikel 107 Bevoorschotting

1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het verleende bedrag.3. Gedeputeerde Staten kunnen de voorschotten in meer dan één termijn verstrekken.

Artikel 108 Subsidievaststelling

1. Regio’s verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 12 Veren

Artikel 109 Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a. een veerproject;

  • b. een veerinfrastructuurproject.

     

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 110 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 109, wordt uitsluitend verstrekt aan veerexploitanten en wegbeheerders.

Artikel 111 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, het hele jaar worden ingediend.

Artikel 112 Weigeringsgronden

1. Subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, wordt geweigerd indien:

  • a. de financiële middelen van de verenvoorziening (Verenfonds) zijn uitgeput of door inwilliging van het verzoek de beschikbare financiële middelen worden overschreden;

  • b. blijkt dat de exploitatie financieel toereikend is, zodat de subsidieontvanger in staat is om zelf een veerproject uit te voeren;

  • c. een veerdienst wordt uitgeoefend die korter dan drie maanden per jaar of minder dan 56 uur per week vaart;

     

2. Subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, wordt geweigerd indien de financiële middelen van de verenvoorziening (Verenfonds) zijn uitgeput of door inwilliging van het verzoek de beschikbare financiële middelen worden overschreden.

Artikel 113 Aanvraagvereisten  

1. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 109, onderdeel a, vergezeld van:

  • a. een dienstregeling;

  • b. een oordeel van een door de Inspectie van Verkeer en Waterstaat erkende deskundige, met een beschrijving van de economisch-technische staat van de veerpont;

  • c. een exploitatierekening over de laatste drie jaren, vergezeld van een controleverklaring;

  • d. een sluitend financieringsplan voor het veerproject, waarin ook eventuele bijdragen van andere bestuursorganen dan de provincie Zuid-Holland zijn gespecificeerd;

  • e. een offerte van een nieuwe veerpont met een gespecificeerde beschrijving of het bestek van de nieuwe veerpont of een offerte van de revisie van de bestaande veerpont met een gespecificeerde beschrijving of het bestek van de uit te voeren revisiewerkzaamheden;

  • f. een verklaring van de exploitant dat de post afschrijving van de nieuwe of gereviseerde veerpont deel zal uitmaken van de toekomstige exploitatie;

  • g. een beschrijving van het maatschappelijke belang van de veerpont.

     

2. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 109, onderdeel b, vergezeld van:

  • a. een beschrijving van het veerinfrastructuurproject;

  • b. een planning, inclusief de datum van ingebruikname;

  • c. een sluitend financieringsplan voor het veerinfrastructuurproject, waarin ook eventuele bijdragen van andere bestuursorganen dan de provincie Zuid-Holland zijn gespecificeerd;

  • d. een verklaring van de subsidieaanvrager dat de posten afschrijving en beheer en onderhoud van de veerinfrastructuur deel zullen uitmaken van de begroting.

     

Artikel 114 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de veerpont wordt ingezet voor veerdiensten die worden uitgevoerd binnen de provincie Zuid-Holland of voor grensoverschrijdende veerdiensten met de provincie Zuid-Holland;

  • b. de exploitatie is financieel ontoereikend waardoor de veerexploitant niet in staat is een veerproject financieel zelfstandig uit te voeren;

  • c. uit een onderzoeksrapport met betrekking tot de economisch-technische staat van de veerpont dat in opdracht van de veerexploitant is opgesteld door een door de Inspectie van Verkeer– en Waterstaat erkende deskundige, blijkt dat het veerproject economisch- technisch en financieel verantwoord is.

     

2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. het gaat om veerinfrastructuur ten behoeve van veerdiensten die worden uitgevoerd in de provincie Zuid-Holland;

  • b. het project voldoet aan eisen van soberheid en doelmatigheid;

  • c. het project voldoet aan het verbeteren van de inrichting van de veerinfrastructuur.

     

Artikel 115 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, bedraagt:

  • a. voor een nieuw autoveer maximaal 50% van de aanschafprijs exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte, maximaal tot een bedrag van € 1.000.000,00;

  • b. voor de revisie van een autoveer 100% van de totale kosten, zoals genoemd in de offerte, maximaal tot een bedrag van € 1.000.000,00;

  • c. voor een nieuw voet- en fietsveer maximaal 50% van de aanschafprijs exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte, maximaal tot een bedrag van € 200.000,00;

  • d. voor de revisie van een voet- en fietsveer 100% van de totale kosten, zoals genoemd in de offerte, maximaal tot een bedrag van € 200.000,00;

  • e. in afwijking van artikel 9, onderdeel h, wanneer sprake is van een financiële bijdrage voor een nieuwe veerpont door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, 50% van de aanschafprijs exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte, verminderd met de financiële bijdrage door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, gelimiteerd tot de maximale bedragen uit onderdeel a en onderdeel c;

  • f. in afwijking van artikel 9, onderdeel h, wanneer sprake is van een financiële bijdrage voor een gereviseerde veerpont door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, de totale kosten exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte verminderd met de financiële bijdrage door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, gelimiteerd tot de maximale bedragen uit onderdeel b en onderdeel d.

     

2. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten, maximaal tot een bedrag van € 200.000,00.3. Onverminderd het tweede lid, kunnen Gedeputeerde Staten indien de beschikbare middelen dit toelaten, in uitzonderlijke gevallen besluiten om voor een veerinfrastructuurproject een hoger percentage vast te stellen.

Artikel 116 Rangschikking

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 117 Bevoorschotting

1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.3. Gedeputeerde Staten kunnen de voorschotten in meer dan één termijn verstrekken.

Artikel 118 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, dient aan te tonen dat een opdracht is gegeven voor het kopen van een nieuwe veerpont of het laten renoveren van een bestaande veerpont.2. De subsidieontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, realiseert het veerinfrastructuurproject uiterlijk op 31 december 2014.

Artikel 119 Subsidievaststelling

1. De aanvraag tot subsidievaststelling voor een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, bevat een verklaring van oplevering van de veerpont.2. Gemeenten verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.3. Waterschappen verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, als volgt:

  • a. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een maximale subsidie tot € 125.000,00 bevat de volgende gegevens:

- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;

  • b. de aanvraag tot subsidievaststelling van projecten met een subsidie van € 125.000,00 of meer bevat een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde controleprotocol en het format van het financieel verslag.

     

4. Indien het tweede lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§ 13 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 120 Overgangsbepalingen

De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer wordt ingetrokken, met dien verstande dat die regeling van kracht blijft voor subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.

Artikel 121 Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.2. In aanvulling op het eerste lid werkt § 6 terug tot en met 1 januari 2012.

 

Artikel 122 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer Zuid-Holland 2012.

Ondertekening

Den Haag, 4 september 2012
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
J.A.M. HILGERSOM, secretaris

Bijlage 

Bijlage 1: Subsidiabele verkeersveiligheidsprojecten