Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR21788
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR21788/1
Verordening Wet inburgering 2009
Geldend van 01-10-2009 t/m heden
Intitulé
Verordening Wet inburgering 2009?De raad van de gemeente Zeewolde,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 augustus 2009;
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;
gezien de onderstaande overwegingen;
gehoord de commissie Onderwijs en Welzijn d.d. 9 september 2009;
Besluit
de Verordening Wet inburgering 2009 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wet Inburgering [2007].
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
-
- a.
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde;
- b.
de wet: de Wet inburgering;
- c.
inburgeringsplichtigen: iedere oudkomer en nieuwkomer tussen de 16 en 65 jaar, die duurzaam in Nederland wil en mag wonen en die volgens de verplichtingen van de wet, nog niet aan zijn inburgeringsplicht heeft voldaan;
- d.
inburgeringsbehoeftigen: iedere inwoner van Nederland, niet zijnde een inburgeringsplichtige, tussen de 16 en 65 jaar van een andere dan Nederlandse afkomst, wiens participeren beperkt wordt door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving;
- e.
inburgeraar: omvat inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen;
- a.
De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2. Uitvoering Wet inburgering
De gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde werken samen op het gebied van inburgering.
Artikel 3. Informatieverstrekking
-
1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
-
2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:
- a.
een informatiepunt over inburgering bij de IGSD Veluwerand;
- b.
foldermateriaal dat speciaal voor inburgeringsplichtigen is opgesteld;
- c.
informatie op de website van de IGSD Veluwerand en op de website van de IB-groep en het ministerie van VROM.
- a.
-
3. Nadere invulling van de informatievoorziening kan in door het college vast te stellen beleidsregels worden vastgelegd.
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 4. Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen inburgeraars aan waarvoor hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
- a.
het taalniveau van de inburgeraar;
- b.
de afstand die de inburgeraar inneemt tot de arbeidsmarkt;
- c.
de mate waarin de inburgeraar participeert in de samenleving;
- d.
de mate waarin de inburgeraar in staat is zelf invulling aan zijn inburgeringsprogramma te geven.
Artikel 5. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (verder voorziening)
-
1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.
-
2. Indien de inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.
-
- 3.
Een voorziening omvat een cursus, die toeleidt naar het inburgeringsexamen, staatsexamen of een diploma waarmee de inburgeraar aantoonbaar aan zijn inburgeringsverplichting heeft voldaan, en een inburgeringsexamen.
- 3.
-
4. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld onderdelen bevatten die specifiek gericht zijn op de behoefte van de betreffende inburgeraar.
Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage
-
1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 36 termijnen betaald.
-
2. Het college legt in de beschikking/kennisgeving tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.
-
3. Indien de inburgeringsplichtige binnen de in de wet gestelde termijnen het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald, vindt restitutie plaats van hetgeen de inburgeringsplichtige inmiddels aan eigen bijdrage heeft betaald en vindt kwijtschelding plaats van hetgeen aan eigen bijdrage nog had moeten worden betaald.
-
4. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere regels worden gesteld over de inning van de eigen bijdrage en de verrekening met de algemene bijstand.
Artikel 7. Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking/kennisgeving een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
- a.
het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;
- b.
het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;
- c.
het deelnemen aan voortgangsgesprekken;
- d.
voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;
e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;
f.het meewerken aan een medisch onderzoek door een door de gemeente aangewezen arts, ten einde een eventuele medische beperking vast te stellen, die zou kunnen leiden tot een ontheffing van de inburgeringsverplichting.
In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen verdere verplichtingen worden opgenomen.
Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 8. De procedure van het doen van een aanbod
-
1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.
-
2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.
-
3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken, nadat het aanbod aan hem is toegestuurd, het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.
-
4. De termijn van 2 weken begint te lopen vanaf de datum van de beschikking/kennisgeving waarin het aanbod wordt gedaan.
-
5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 4 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.
In door het college te stellen beleidsregels kunnen nadere voorwaarden over de procedure van het doen van een aanbod worden opgenomen.
Artikel 9. De inhoud van de beschikking/kennisgeving
Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:
- a.
een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;
- b.
een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige; de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald wanneer het inburgeringsaanbod een inburgeringsplichtige betreft; de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn gedaan, wanneer het inburgeringsaanbod een inburgeringsbehoeftige betreft;
- c.
de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en
- d.
ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
-
1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste. € 175,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet..
-
2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 350,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
-
3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 350,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
-
- 1.
De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.
- 1.
-
2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,00. indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.
-
- 3.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste. € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
- 3.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 12. Afleggen examen
Indien de inburgeringsplichtige 80% van een aangeboden traject heeft gevolgd en hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om het inburgeringsexamen te halen, kan het college aan een inburgeringsplichtige kosteloos een tweede examenmogelijkheid aanbieden.
Artikel 13. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009, met uitzondering van artikel 6 lid 3 dat met ingang van 1 april 2008 in werking treedt.
Artikel 14 Intrekking oude verordening
Met de inwerkingtreding van deze verordening komt de Verordening Wet Inburgering (2007), zoals vastgesteld door de raad op 29 maart 2007, te vervallen.
Artikel 15 Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2009.
Ondertekening
Toelichting
Algemene toelichting
Met ingang van 1-1-2009 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
- Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeraar een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.
- Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.
- Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeraar die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.
- De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.
Bij de aanpassing van de verordening is met de hiervoor genoemde wijzigingen rekening gehouden.Hierbij is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die het nieuwe artikel 19a van de WI biedt om het college de bevoegdheid te geven inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtige wordt gedaan.
In deze verordening wordt het aanbodstelsel (dat nu al wordt gehanteerd) gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeraar centraal. De inburgeraar kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeraars toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. In verband met deze taken draagt de Wi gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
1. Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wi).
2. Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeraars voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).
3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).
4. Facultatief: bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, Wi).
Regels over de informatieverstrekking Artikel 8 Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeraars ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Aanvankelijk konden gemeenten uitsluitend een aanbod doen aan bepaalde categorieën inburgeringsplichtigen. Met ingang van 1 november 2007 kunnen gemeenten aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen. Gemeenten zijn wel verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi). Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi).Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, vijfde lid, Wi). De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikelgewijze toelichting
NB: In de Wet inburgering is het begrip "inburgeringsvoorziening" uitgebreid met "taalkennisvoorziening". In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord "voorziening" gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.
Artikel 1. BegripsomschrijvingenHet tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2. Uitvoering Wet inburgeringDe overdracht van de uitvoering van de Wet inburgering en de samenwerking tussen de gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde is vastgelegd in de Gemeenschappelijke Regeling van de IGSD Veluwerand.
Artikel 3. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenDe gemeente heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Artikel 4. Aanwijzen van de doelgroepenHet college kan aan alle inburgeraars een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren. Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeraars. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeraars bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment wellicht geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeraars die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeraars die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.
Artikel 5. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:De kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.De maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeraar die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of. overheidswerkgevers (artikel 21 Wi). Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, Wi).. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving. Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel. Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.Als stimulans om het inburgeringsprogramma tijdig en succesvol te doorlopen is in de verordening opgenomen dat de inburgeringsplichtige de door hem betaalde eigen bijdrage terug ontvangt indien aan de verplichtingen in het kader van de inburgering is voldaan. Mocht op dat moment nog een deel van de eigen bijdrage niet zijn betaald, dan wordt dit deel kwijtgescholden.
Artikel 7. Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbodIn de procedure van het doen van een aanbod is opgenomen dat de inburgeraar het aanbod schriftelijk krijgt toegestuurd en dat dan een afspraak wordt gemaakt om het aanbod te bespreken. De praktijk is veelal dat de inburgeraar akkoord is en dat dit tijdens de afspraak direct schriftelijk wordt vastgelegd.Indien de inburgeraar niet akkoord is, bijvoorbeeld omdat hij zelf invulling aan zijn inburgeringsprogramma wil geven, zal de formele procedure van toezending volgen, waarbij de inburgeraar binnen 2 weken moet reageren.Indien duidelijk is dat de inburgeraar niet op het aanbod wenst in te gaan zal een handhavingsbesluit moeten worden genomen, waarbij de inburgeraar de termijn wordt kenbaar gemaakt, waarbinnen hij zijn inburgeringsexamen moet hebben gehaald.
Artikel 9. De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.
Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. In deze verordening is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de hoogte van de verlagingen die worden opgelegd indien een uitkeringsgerechtigde in het kader van de Wet werk en bijstand met een verwijtbare gedraging te maken krijgt. De reden hiervan is dat er geen al te grote verschillen dienen op te treden in de op te leggen maatregel indien een inburgeringsplichtige wel of niet een beroep op een Wwb-uitkering moet doen. Bij recidive is aangesloten bij de maximumbedragen conform artikel 34 Wi.De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of - regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingDit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.. Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. In dit artikel is uitgegaan van een termijn van 12 maanden. Artikel 34, onderdeel d, Wi biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,00 naar maximaal € 1000,00 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum ten bedrage van € 1000,00 (artikel 34, onderdeel d, Wi), is hierbij aangehouden. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, is artikel 33 lid 2 van toepassing, waarin is geregeld dat het college iedere 2 jaar een bestuurlijke boete oplegt. Hierbij geldt de boete die in artikel 10 lid 3 is opgenomen.
Artikel 12. Afleggen examenVeel inburgeraars slagen er niet in om in één keer te slagen voor het inburgeringsexamen. Indien dit niet het gevolg is van verwijtbaar handelen van de inburgeraar, zal de inburgeraar ook de tweede keer kosteloos aan het examen kunnen deelnemen.
Artikel 13. Inwerkingtreding De aanvulling op de inwerkingtreding van de verordening op 1 oktober 2009 houdt verband met het feit dat in Harderwijk al vanaf 1 april 2008 artikel 6 lid 3 van toepassing is en de wens binnen de gemeente Ermelo en Zeewolde leefde dit lid ook reeds vanaf genoemde datum in werking te laten treden..
Artikel 14. Intrekking oude verordening Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 15. Citeertitel Dit artikel spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl