Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening speelautomaten

Geldend van 11-08-1994 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening speelautomaten

De raad der gemeente Marum;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juli 1994;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet op de Kansspelen en het Speelautomatenbesluit;

besluit:

vast te stellen de:

"VERORDENING SPEELAUTOMATEN"

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    de wet: de Wet op de Kansspelen;

  • 2.

    speelautomatenbesluit: Koninklijk Besluit van 24 november 1986;

  • 3.

    speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • 4.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan:

    • a.

      het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spelen, en:

    • b.

      het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;

  • 5.

    horeca-inrichting:

    • a.

      een inrichting, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a of c van de Drank- en Horecawet, indien daarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, of

    • b.

      een inrichting waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het bedrijfsschap voor de Horeca (artikel 30c onder a en b van de wet).

Artikel 2

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester in een inrichting één of meer speelautomaten aanwezig te hebben (aanwezigheidsvergunning).

Artikel 3

Het maximum aantal speelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend bedraagt:

  • a.

    voor horeca-inrichtingen welke bestaan uit één of meerdere afzonderlijk te gebruiken zaalruimten en een gezamenlijk vloeroppervlak bezitten van ten hoogste 350 m2: 2 speelautomaten;

  • b.

    voor horeca-inrichtingen welke bestaan uit meerdere afzonderlijk te gebruiken zaalruimten en een gezamenlijk vloeroppervlak bezitten van meer dan 350 m2: 4 speelautomaten.

Artikel 4

Voor horeca-inrichtingen die deel uitmaken van sportcomplexen, dorps- of buurthuizen, van welke inrichtingen de aktiviteiten in belangrijke mate zijn gericht op personen beneden de leeftijd van 16 jaar kunnen uitsluitend vergunningen voor behendigheidsautomaten, tot een maximum van 2 stuks, worden verleend.

Artikel 5

Aan de vergunningen kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Artikel 6

Aan de vergunning wordt in elk geval het voorschrift verbonden, dat alleen speelautomaten mogen worden opgesteld, die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h, eerste lid van de wet bedoelde vergunning.

Artikel 7

Een aanwezigheidsvergunning geldt voor 12 maanden en gaat in op 1 januari. Indien die vergunning in de loop van het jaar wordt aangevraagd en verleend, geldt deze voor de resterende maanden tot 1 januari van het daarop volgende jaar.

Artikel 8

  • 1.

    De vergunning wordt geweigerd, indien door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c van de wet bepaalde.

  • 2.

    De vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      indien een eerder aan de aanvrager in dezelfde of een andere gemeente verleende vergunning wegens overtreding van de bij of krachtens Titel Va van de wet vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften is ingetrokken en nog geen twee jaren zijn verstreken sedert het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden;

    • b.

      indien de vrees gewettigd is, dat het verlenen der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Artikel 9

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken:

    • a.

      indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b.

      indien voor een inrichting of gelegenheid, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a, b en c van de wet niet de vergunning van kracht is, die ingevolge de voor die inrichting of gelegenheid geldende bepalingen is vereist;

    • c.

      indien de vergunninghouder het in de artikelen 30t, eerste lid, onder c, of tweede lid bedoelde verbod heeft overtreden.

  • 2.

    De vergunning kan worden ingetrokken:

    • a.

      indien de vergunninghouder, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder c, de bij of krachtens Titel Va van de wet vastgestelde voorschriften heeft overtreden;

    • b.

      indien de vrees gewettigd is, dat het van kracht blijven der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3.

    In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, onder a, kan de burgemeester alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens artikel Va van de wet vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan.

  • 4.

    In geval bedoeld in het tweede lid, onder b, kan, indien dringende omstandigheden zulks vorderen, de vergunning onmiddellijk worden ingetrokken.

Artikel 10

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening Speelautomaten".

  • 2.

    Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening vastgesteld bij raadbesluit van 18 oktober 1990, zoals sedertdien gewijzigd, behoudens overgangsrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van de raad van 21 juli 1994.
, voorzitter.
, secretaris.