Regeling vervallen per 17-02-2017

Monumentenverordening

Geldend van 11-08-1994 t/m 14-02-2008

De raad der gemeente Marum;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juli 1994;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Monumentenwet 1988;

besluit:

vast te stellen de:

"MONUMENTENVERORDENING"

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

  • 2.

    beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • 3.

    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 4.

    monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn na twee weken, genoemd in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 4

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening".

  • 2.

    Voorzover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening vastgesteld bij raadsbesluit van 20 juni 1991, zoals sedertdien gewijzigd, behoudens overgangsrecht.

    Aldus vastgesteld in de openbare

    vergadering van de raad van 21 juli 1994.

    , voorzitter.

    , secretaris.