Verordening op de weekmarkten voor de gemeente Bergen 2002

Geldend van 14-08-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening op de weekmarkten voor de gemeente Bergen 2002

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders;

gelezen het advies van de commissie Beheer en Economie van 6 juni 2002;

gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de weekmarkten;

besluit:

vast te stellen de verordening op de weekmarkten voor de gemeente Bergen 2002

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1 In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de warenmarkt die plaatsvindt op de krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats; weekmarkt:

  • b.

    marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die krachtens artikel 1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • d.

    vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • e.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • f.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college van burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • g.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste plaats;

  • h.

    marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;

  • i.

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde vaste plaatsen per artikelengroep;

  • j.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    levenspartner: de persoon met wie de vergunninghouder met het oogmerk duurzaam samen te wonen een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring ingericht volgens door het college te stellen regels;

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

  • 1.

    • 1.

      De weekmarkt in Egmond vindt plaats elke donderdag van 08.00 uur tot 16.00 uur aan het Burgemeester Eymaplein in het dorp Egmond aan Zee.

    • 2.

      De weekmarkt in Bergen vindt plaats elke zaterdag van 8.30 uur tot 17.00 uur aan de Oude Prinsweg en een deel van de Raadhuisstraat in het dorp Bergen.

  • 2. Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden:

    • a.

      op een andere dag;

    • b.

      op een andere tijd;

    • c.

      op een andere plaats;

Artikel 1.3 Inrichting van de markt- branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats;

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen (branches); en

    • b.

      een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 1.4 De marktcommissie

  • 1 Het college stelt een commissie van advies in die tot taak heeft het college te adviseren inzake marktaangelegenheden;

  • 2 Het college stelt nadere regels met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van deze marktcommissie.

Artikel 1.5 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

HOOFDSTUK 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats of dagplaats.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 Intrekking vergunning

  • 1. De vergunning voor het innemen van een vaste plaats wordt ingetrokken:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.9 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.9 is overgeschreven, reeds

    vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:

  • a.

    de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

  • b.

    de verkoopmaterialen en de afmetingen die de vergunninghouder bij het innemen van de vaste plaats mag gebruiken;

  • c.

    de artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;

  • d.

    de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend

  • e.

    dat de vergunninghouder zelf zorgt voor inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

  • f.

    van wie de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

  • g.

    welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan;

  • h.

    welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

Artikel 2.6 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager in op de wachtlijst, indien:

    • a.

      de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3, maar aan hem geen vaste plaats kan worden toegewezen; en

    • b.

      de aanvrager heeft aangegeven dat hij op de wachtlijst wil worden geplaatst.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de artikelen (branche) die de aanvrager wil verhandelen;

    • d.

      de verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

    Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 3. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 2.7 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste plaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 2.3 wordt voldaan.

Artikel 2.8 Toewijzing vaste plaatsen

Als er een vaste plaats vrijkomt, wordt deze toegewezen aan degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven voor dezelfde branche, in volgorde van inschrijving op deze lijst;

Artikel 2.9 Overschrijving vergunning

  • 1. In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de

    vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of de levenspartner van

    de vergunninghouder of de persoon die tezamen met de vergunninghouder de onderneming ter uitoefening van de ambulante handel drijft en die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste de voorafgaande drie jaar de vergunninghouder op zijn standplaats heeft bijgestaan.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste driejaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.10 Toewijzing dagplaats

  • 1 Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2 De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór 08.00 aanmelden bij de marktmeester.

HOOFDSTUK 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

  • 1 De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2 De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1 De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2 De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

  • 3 Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

  • 1 in geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2 Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1 Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2 De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1 Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan twee uur voor aanvang en meer dan één uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2 De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3 Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk op het tijdstip van opening van de markt heeft ingenomen, wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4 Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester vóór dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

HOOFDSTUK 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4.2 intrekking vergunning en schorsing

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.3 uitsluiting dagplaatshouder

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats van de toewijzing van een dagplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

Artikel 4.5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.6 Inwerkingtreding en vervallen oude regeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van zes weken na de bekendmaking.

  • 2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Marktverordening, vastgesteld op 31 januari 1994 door de raad van de gemeente Egmond.

Artikel 4.7 Overgangsbepalingen

  • 1 Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de marktverordening als bedoeld in artikel 4.7 lid 2, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2 Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de marktverordening als bedoeld in artikel 4.7 lid 2, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze marktverordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3 Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Marktverordening gemeente Bergen 2002'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de

Raad van de gemeente Bergen op 25 juni 2002

De secretaris, de voorzitter,

Nota-toelichting

Toelichting op Marktverordening gemeente Bergen 2002

1. Inleiding

De totstandkoming van de marktverordening

In de gemeente Bergen worden al meer dan twintig jaar weekmarkten gehouden. Op 25 januari 1983 heeft de raad van de voormalige gemeente Bergen hiertoe een raadsbesluit genomen en in de voormalige gemeente Egmond stelde de raad op 31 januari 1994 de 'Marktverordening' vast, waardoor de eerder vastgestelde 'Marktverordening Egmond aan Zee' vastgesteld op 3 april 1968 kwam te vervallen. In de voormalige gemeente Bergen is in 1983 verzuimd een marktverordening vast te stellen en dit verzuim wordt thans rechtgetrokken.

Bij het ontwerp van de nieuwe marktverordening (hierna te noemen: de marktververordening) is zoveel mogelijk de modelmarktverordening van de VNG gevolgd. Deze modelmarktverordening is in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden totstandgekomen.

Grondslag en belang verordening

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. In artikel 151 van de Gemeentewet is bepaald dat de raad besluit tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Artikel 151 is bij amendement ingevoegd. Overweging van het amendement was dat het toezicht op het instellen van markten van groot belang is. Op deze wijze is de bepaling van artikel 178 van de oude gemeentewet gehandhaafd. Met deze bepaling heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat het marktwezen tot de gemeentelijke huishouding behoort.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de modelmarktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats en dagplaats wordt beschreven. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Mandaat

Overal waar in deze verordening het college staat, bestaat de mogelijkheid te mandateren, overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college kan zijn bevoegdheden aan de marktmeester mandateren, maar niet delegeren in verband met het verbod tot delegatie aan ondergeschikten (artikel 10:14 Awb).

Koppelingswet

Op 1 juli 1998 is de Koppelingswet in werking getreden. Met de Koppelingswet wordt

onder meer beoogd vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven uit te

sluiten van de toegang tot een groot aantal collectieve voorzieningen en uitkeringen. Tevens is het de bedoeling te voorkomen dat aan deze illegalen vergunningen worden verstrekt die tot gevolg hebben dat een inkomen wordt verworven. Bij de aanvraag van een vergunning voor een standplaats op de markt moet sinds de inwerkingtreding van de Koppelingswet op 1 juli 1998 worden bezien in hoeverre een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft.

Vrijhouden van het marktterrein

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de uren dat de markt plaatsvindt vrij te maken van alle verkeer, met uitzondering van voetgangers, dient het college een verkeersbesluit te nemen. Om duidelijk te maken dat het terrein beschikbaar moet zijn voor de markt, dienen verkeersborden (bijvoorbeeld Cl, wit bord met rode rand) te worden geplaatst met de aanduiding van de uren waarvoor het verbod geldt. Ten onrechte geparkeerde auto's kunnen met toepassing van bestuursdwang op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd. Overigens zal de gemeente in de regel deze auto's moeten wegsiepen om schadeclaims te voorkomen.

De burgemeester kan op grond van artikel 2.4.12 van de model-APV het marktterrein aanwijzen als plaats waar het verboden is op de door hem aangewezen uren zich met een fiets of bromfiets te bevinden.

Toepassing

Deze verordening is op elk van de markten van de gemeente Bergen afzonderlijk van

toepassing.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd,

gedefinieerd.

De onder i genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de

consument.

Het onder j genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan

besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar

en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de

Awb.

In de modelmarktverordening worden nog de begrippen: standwerken,

standwerkersplaats en anciënniteitslijst gedefinieerd. Deze drie begrippen zijn niet

opgenomen in de marktverordening omdat het op de markten in de gemeente Bergen

geen gebruik is om een plaats toe te kennen aan standwerkers. Het gaat bij

standwerkers vaak om een tijdelijke plaats met sterk wisselende produkten en bij

kleine markten is hier weinig of geen behoefte aan, terwijl ook het aanbod te

verwaarlozen is. Een anciëniteitslijst is niet in de marktverordening opgenomen omdat

de plaatsen op de markt worden toegewezen door de marktmeester. Om praktische

redenen bekijkt hij waar de betreffende branche het best kan staan. Rekening moet

worden gehouden met de beschikbare ruimte en eventuele (stank)overlast voor de

omliggende winkels.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

Het eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in. De raad bepaalt op welke dag, tijd en plaats de markt plaatsvindt. Indien nodig kan ook worden bepaald dat het college de grenzen van de markt en het karakter daarvan (algemene warenmarkt dan wel gespecialiseerde markt) bepaalt. Bij meer dan één markt kan worden volstaan met één verordening, waarbij in artikel 1.2 is aangegeven welke markten (met aanduiding van dag, tijd en plaats) er zijn. De in het tweede lid genoemde dringende redenen dienen het doorgang laten vinden van de markt (op de vaste dag, tijd en/of plaats) praktisch onmogelijk te maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestrating- en

rioleringswerkzaamheden op het marktterrein. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingbesluit.

Indien de markt gedurende een langere tijd of permanent wordt verplaatst, dient de raad hierover te besluiten overeenkomstig artikel 151 van de Gemeentewet.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt - branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de

markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de

consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt

rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van

belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve

materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld.

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een

beperking geven voor bepaalde materialen.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

Artikel 1.4 De marktcommissie

Ten behoeve van het structureel overleg tussen de gemeente en de markt stelt het college een marktcommissie in. De marktcommissie kan het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd van advies dienen. In de marktcommissie van Egmond aan Zee zijn drie personen namens de marktstandplaatshouders op de markt afgevaardigd en namens de gemeente de portefeuillehouder Economische Zaken, de marktmeester en de beleidsmedewerker economische zaken. Deze laatste is tevens secretaris van de commissie. Ook voor de weekmarkt in het dorp Bergen is inmiddels een marktcommissie ingesteld en zijn drie standplaatshouders op de markt afgevaardigd en namens de

gemeente de portefeuillehouder Economische Zaken, de marktmeester en de beleidsmedewerker economische zaken. Deze laatste is tevens secretaris van de commissie.

Artikel 1.5 Nadere regels

In de marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd - in aanvulling op artikel 1.3 - nadere regels te stellen.

Nadere regels worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de inleiding bij deze toelichting onder Grondslag en belang verordening.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 is eveneens van toepassing.

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6) De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats of dagplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.9) en 3 (artikel 2.10) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4). Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke

persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen.

Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen. Op het formulier is geen vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

Artikel 2.4 Intrekking vergunning

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dagplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.9.

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten.

Een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van een nummer en de afmetingen daarvan, zoals gesteld in de modelmarktverordening, is niet in de marktverordening opgenomen. De marktmeester bekijkt, indien nodig samen met de leden van de marktcommissie, wat de beste locatie is voor de uit te geven vaste plaats.

Ingevolge het vermelde onder b. worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Het verdient aanbeveling beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen. Zie ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid, onder c.

Artikel 2.6 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen. In de marktverordening is niet gekozen voor een zogenaamd meeloopsysteem. Dit systeem heeft als nadeel dat een gegadigde zich iedere keer moet melden zonder dat hij de zekerheid heeft, dat hij op de markt kan staan. Dit kan problemen opleveren bij verse, bederfelijke waren. Om rechtszekerheid voor de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste plaats een schriftelijk bewijs krijgt.

Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Om verlenging te vergemakkelijken kan het college voorzien in een standaard-verlengingsformulier. De branche-organisaties achten het redelijk voor elke verlenging leges te heffen. Zodoende worden de kosten van instandhouden van de wachtlijst niet door de standplaatshouders gedragen.

Artikel 2.7 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzondere omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen.

Artikel 2.8 Toewijzing vaste plaats

De volgorde van inschrijving op de wachtlijst én de branche-indeling welke door het college is vastgesteld, bepalen wie een vaste plaats kunnen innemen bij het vrijkomen van een standplaats.

Artikel 2.9 Overschrijving vergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor de vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven, of de persoon die tezamen met de vergunninghouder de onderneming ter uitoefening van de ambulante handel drijft en die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste de voorafgaande driejaar de vergunninghouder op zijn standplaats heeft bijgestaan.

In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners, of mede-eigenaar recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt, indien er geen van de hierboven genoemde personen gebruik maken van het recht van overschrijving op de vaste plaats. Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.

Artikel 2.10 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend en hieraan kunnen geen verdere rechten voor volgende marktdagen worden ontleend. Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats.

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 3.3. (bijzondere omstandigheden) en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

De ontheffing van het derde lid kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Het derde lid schrijft voor dat de vergunninghouder bij langdurige ziekte in beginsel iedere drie maanden een geneeskundige verklaring dient te overleggen. Er is geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman- of-koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht,

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto's kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

De in het eerste lid gegeven tijdspanne is zo ruim genomen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. De tijden zijn vastgesteld in overleg met de marktstandplaatshouders. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken. Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.

Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling. Vroegtijdig - eventueel vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor artikel 2.10)biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen. Indien de gemeente de houder van een vaste plaats nog enig voorrecht wil geven boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen na de opening van de markt dienen te geschieden.

Artikel 4.1 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4 een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing

In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of tot schorsing wordt overgegaan.

Indien het college overweegt om de vergunning in te trekken ofte schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Awb.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder

In artikel 4.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard meer voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats langdurig van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder.

In artikel 4.3. is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is

gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Artikel 4.5 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5:2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Artikel 4.6 Inwerkingtreding en vervallen oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

De Marktverordening valt onder de werking van de Tijdelijke referendumwet (Trw) Artikel 4.7 geeft aan dat de verordening zes weken na bekendmaking in werking treedt. Deze termijn sluit aan bij de termijnen gegeven in de Trw. Als er een inleidend verzoek wordt gedaan, vervalt de termijn van zes weken van rechtswege. De raad dient dan een nieuw besluit te nemen over de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 4.7 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen wordt noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

Artikel 4.8 Citeertitel

In de citeertitel is het jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.