Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR212571
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR212571/2
Regeling vervallen per 01-01-2013
Verordening langdurigheidstoeslag 2012
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012
Intitulé
VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG 2012De raad van de gemeente Losser; - gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser, - gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand; BESLUIT
in te trekken:
- de Verordening langdurigheidstoeslag 2009
en vast te stellen:
de Verordening langdurigheidstoeslag 2012
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand
b. referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
c. - alleenstaande: een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, lid 1 sub a van de wet;
- alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1 sub b van de wet;
- gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1 sub c van de wet.
d. bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c van de wet.
e. peildatum: de datum waarop het recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan.
f. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering voor levensonderhoud wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
g. vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de peildatum.
Artikel 2 Voorwaarden
1. Tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoren personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar met langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking
te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering. Bij een gezin geldt het leeftijdscriterium voor minstens twee gezinsleden en de voorwaarde van geen uitzicht op inkomensverbetering voor alle gezinsleden die voldoen aan het leeftijdscriterium.
2. Personen, die op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten hebben genoten, worden wel geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering te hebben en komen niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking.
Hoofdstuk 2 RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG
Artikel 3 Langdurig, laag inkomen
1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 101 procent van de bijstandsnorm.
2. Ten aanzien van perioden waarin een belanghebbende is uitgesloten van het recht op bijstand wordt een belanghebbende voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van 100 procent van de bijstandsnorm.
Artikel 4 Geen uitzicht op inkomensverbetering
1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van geen uitzicht op inkomensverbetering is voldaan indien een belanghebbende gedurende de referteperiode:
a. geen inkomsten uit algemeen geaccepteerde arbeid heeft, en
b. er geen sprake is van het verwijtbaar niet nakomen van arbeids- en of reïntegratieverplichtingen.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, blijven tijdens de referteperiode ontvangen inkomsten uit algemeen geaccepteerde arbeid tot een bedrag ter hoogte van de op peildatum geldende langdurigheidstoeslag voor een gezin (artikel 5 lid 1 sub a) buiten beschouwing.
Artikel 5 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:
a. voor een gezin € 519,00,
b. voor een alleenstaande ouder € 465,00 en
c. voor een alleenstaande € 363,00.
[De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2012]
2. Voor de toepassing van het eerste lid is de gezinssituatie op de peildatum bepalend.
3. Bij een gezin waarvan slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze verordening voldoen en één van deze twee gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, komt het rechthebbend gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het minimumloon ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar is gewijzigd.
Hoofdstuk 3 SLOTBEPALINGEN
Artikel 6 Onvoorziene gevallen en bevoegdheid van het college
1. Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
2. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels stellen.
Artikel 7 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2012.
Artikel 8 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag 2009, in werking op de eerste dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012.
Ondertekening
Nota-toelichting Toelichting verordening langdurigheidstoeslag 2012
Algemeen
Als gevolg van het afschaffen van de bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen) is aanpassing van de verordening uit 2009 noodzakelijk. Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening
regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. Tevens wordt aangegeven wanneer er geen sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Er is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt. Artikelsgewijs
Artikel 1
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als
in de WWB. Een aantal begrippen is voor de duidelijkheid nog eens opgenomen en ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen.
Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel
36 lid 1 WWB, doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen. Artikel 2
De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld. Door uitbreiding van het begrip ‘gezin’ in de wet vanwege invoering van de huishoudtoets alsmede het leeftijdscriterium bij de langdurigheidstoeslag, is nadere precisering noodzakelijk.
Het leeftijdscriterium geldt bij een gezin voor minstens twee gezinsleden. De voorwaarde van geen uitzicht op inkomensverbetering geldt voor alle gezinsleden die aan het leeftijdscriterium voldoen. Indien hieraan niet wordt voldaan, bestaat – nog afgezien van het inkomen - voor het gezin geen recht op langdurig-heidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt de rechthebbende gezinsleden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen. Dus bij een gezin waarbij slechts één gezinslid aan het leeftijdscriterium voldoet, bestaat geen recht op langdurigheidstoeslag voor het desbetreffende gezin.
Een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS en een bepaald maximum inkomen) valt niet onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (vanwege zorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’. Door de zinsnede ”geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. Bij studenten wordt ervan uitgegaan, dat zij arbeidsmarktperspectief hebben. Artikel 3
Onder langdurig wordt verstaan een termijn van 36 maanden. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt voor de referteperiode een termijn van 3 jaar aangehouden. Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet
hoger is dan 101% van de bijstandsnorm. Door te kiezen voor 101% in plaats van voor
100% is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau krachtens
een andere regeling dan de WWB toch in aanmerking kan komen voor het recht op
langdurigheidstoeslag ook al zou ten gevolge van een iets andere berekeningssystematiek
en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan
de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt dit soort kleine verschillen op. Als de afwijkingen meer bedragen dan 101% is het ‘gladstrijken’ van de bedoelde geschillen niet
meer aan de orde en zal een aanvraag moeten worden afgewezen. De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand die wegens
werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad niet
zonder meer zijn recht op langdurigheidstoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk
een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk. Het is
evenwel niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven
de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid
van een uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had. Artikel 4
De Centrale Raad van Beroep heeft het criterium ‘inkomsten uit arbeid’ in zijn algemeenheid
acceptabel geacht voor de bepaling dat er zicht op inkomensverbetering is.
Daarom is dit criterium ook in deze verordening als uitgangspunt genomen. Alleen als er
sprake is van zeer geringe inkomsten gedurende een zeer geringe duur voldoet dit criterium
niet. Dit bezwaar wordt evenwel ondervangen door het bepaalde in het tweede lid. Om personen met een WSW-dienstverband, waarvan het arbeidsmarktperspectief ook gering is, toch in aanmerking te laten komen voor een langdurigheidstoeslag is opgenomen dat alleen inkomsten uit algemeen geaccepteerde arbeid (hetgeen WSW-werk niet is) een beletsel kunnen zijn voor het in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Het ontbreken van arbeidsmarktperspectief mag niet aan een belanghebbende zelf te wijten zijn. Anders zou de langdurigheidstoeslag kunnen werken als een bonus voor inactiviteit.
Daarom is ook vastgelegd dat er geen sprake mag zijn van het verwijtbaar niet
nakomen van arbeids- en of reïntegratieverplichtingen. Opgemerkt moet worden dat de uitzondering in het tweede lid alleen betrekking heeft op de aard van de inkomsten. De werking van dit lid is dus beperkt tot het eerste lid van dit artikel. Zij hebben nadrukkelijk geen betekenis voor de toepassing van artikel 3 van deze verordening, dat wil zeggen dat het gemiddelde inkomen per maand niet mag uitkomen boven 101% van de bijstandsnorm. Artikel 5
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de gezinssituatie. In het verleden werden de bedragen bepaald door de rijksoverheid en afgeleid van het minimumloon. Om niet jaarlijks de verordening voor de bedragen te hoeven aanpassen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met het minimumloon waaraan ook de bijstandsnormen zijn gekoppeld. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar. In lid 3 wordt een regeling getroffen overeenkomstig artikel 24 van de Wet werk en bijstand voor situaties waarbij binnen een gezin slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium voldoen en een van hen op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en bijstand. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor het enig overblijvend rechthebbend gezinslid, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor een gezin in dergelijke situaties ook niet opportuun is. Met nadruk wordt erop gewezen, dat het hier betreft een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en bijstand. Nogmaals wordt opgemerkt, dat een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS en een bepaald maximum inkomen) niet valt onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (vanwege zorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’.
Hoewel zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering niet tot de middelen wordt gerekend, valt een Wajonger, voor zover hij tot een gezin behoort dat niet enkel uit gehuwden of uit gehuwden met hun ten laste komende kinderen bestaat, wel onder het begrip van ‘gezin’. Eventueel vermogen van dit gezinslid dient dan ook in aanmerking te worden genomen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl