Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR210888
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR210888/1
Nota vrijstellingenbeleid Ruimtelijke Ordening
Geldend van 29-06-2012 t/m heden
Intitulé
Nota vrijstellingenbeleid Ruimtelijke OrdeningHet college van burgemeester en wethouders stellen de volgende regeling vast.
1. Inleiding
In de rapportage van de VROM-inspectie van 2006 staat de aanbeveling om te komen tot
vrijstellingenbeleid. Deze nota legt het beleid, dat in de gemeente Barendrecht op het gebied van
vrijstellingen geldt, vast. Het opstellen van dergelijk beleid heeft een aantal voordelen:
- •
Het waarborgt de eenheid van het beleid
- •
Het bevordert de rechtmatigheid van vrijstellingsbesluiten
- •
Het vergroot de kenbaarheid van het beleid
- •
Het doet de doorlooptijd van procedures afnemen
Vrijstellingenbeleid staat overigens in directe relatie met het proces van bestemmingsplanherziening.
Het beleid anticipeert immers op ruimtelijk toelaatbare wensen die in één of meerdere
bestemmingsplannen nog niet zijn opgenomen. Het vrijstellingenbeleid vormt daarmee een
belangrijke onderlegger voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Te zijner tijd zal het
beleid hierdoor overbodig worden.
Met de Nota vrijstellingenbeleid wordt enerzijds een ruimtelijk kader vastgelegd voor het beoordelen
van bouwplannen die strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan. Die vrijstellingen worden
thans doorgaans via een vrijstelling op grond van artikel 19, lid 3 of artikel 19, lid 2 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening verleend. Met de invoering van de Wro vervalt deze vrijstellingsbevoegdheid
voor een deel. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (nieuw) blijft een bevoegdheid bestaan
om voor zogenaamde kruimelgevallen ontheffing te verlenen. Hoewel deze regeling veel minder
mogelijkheden omvat dan het huidige artikel 20 BRO (in relatie met artikel 19, lid 3 WRO) kan de
Nota vrijstellingbeleid voor die gevallen als toetsingskader blijven dienen. Tevens kan de nota
gebruikt worden voor het bepalen of al dan niet ontheffing wordt verleend via een
projectbesluitprocedure (een procedure die vergelijkbaar is met artikel 19, lid 1 WRO).
Daarnaast dient de nota als onderlegger voor onder meer de bijgebouwenregeling in nieuw op te
stellen bestemmingsplannen. In dat kader wordt nog opgemerkt dat wij op dit moment onderzoeken
of de inhoud van de nota kan worden omgezet in een paraplubestemmingsplan. Dit houdt in dat één
bestemmingsplan wordt vastgesteld dat in één keer alle Barendrechtse bestemmingsplannen voor
een gedeelte herziet c.q. aanvult waardoor de inhoud van de onderhavige nota als binnenplanse
vrijstellingsbevoegdheid kan worden toegepast binnen (vrijwel) het hele Barendrechtse grondgebied.
In voornoemde zin blijft het beleid dus ook onder de werking van de Wro zijn waarde behouden.
2. Procedure
Procedureel bestaat de behandeling van een vrijstellingsverzoek uit twee delen:
- 1.
Toetsing verzoek
- 2.
Keuze van de (lichtste) procedure en het doorlopen hiervan.
2.1 Toetsing verzoek
Een verzoek om vrijstelling kan al dan niet gepaard gaan met een verzoek om bouwvergunning.
De toetsing van een verzoek om vrijstelling vindt plaats aan de hand van algemene en specifieke
toetsingscriteria. De algemene criteria gelden voor alle vrijstellingsverzoeken. De specifieke criteria
zijn alleen van toepassing voor bepaalde soorten of categorieën bouwwerken of gebieden.
De algemene en specifieke toetsingscriteria worden beschreven in respectievelijk paragraaf 3 en 4
van deze nota.
2.2. Keuze van de (lichtste) procedure en het doorlopen hiervan
Indien de gemeente wenst mee te werken aan een vrijstellingsverzoek, wordt bepaald welke
vrijstellingsprocedure gevolgd moet worden. Hierbij geldt dat omwille van efficiency altijd wordt
gekozen voor de minst zware procedure aan de hand van het onderstaande schema:
Vrijstellingsverzoeken Vrijstellingsverzoeken
Permanent Tijdelijk
(meer dan 5 jaar) ( minder dan 5 jaar)
Artikel 17 WRO
Binnenplanse
Artikel 15 WRO
Artikel 19 lid 3 WRO
In gevallen conform
art. 20 BRO
Artikel 19 lid 2 WRO
In gevallen conform
algemene/specifieke
verklaring van geen
bezwaar
Artikel 11 WRO
(Indien)
Wijzigingsmogelijkheid
binnen het
bestemmingsplan
Artikel 19 lid 1 WRO
Na de keuze voor de te volgen procedure kan deze worden gestart. De procedures zijn wettelijk
vastgelegd in:
- •
het bestemmingsplan – o.g.v. art. 11 en 15 WRO
- •
de Wet op de Ruimtelijke Ordening - art. 17, 18 19.1, 19.2, 19.3 en 19a WRO
3. Algemene toetsingscriteria
Medewerking aan een vrijstellingsverzoek wordt slechts verleend:
- 1.
Indien:
- a.
het betreffende bestemmingsplan is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van dit beleid
en het betreffende bestemmingsplan ouder is dan 5 jaar;
- b.
het betreffende bestemmingsplan is vastgesteld na de inwerkingtreding van dit beleid en
het betreffende bestemmingsplan ouder is dan 7 jaar.
- a.
- 2.
Indien het (bouw)plan stedenbouwkundig inpasbaar is en er voorts vanuit sectorale
belangen geen onevenredige bezwaren tegen het plan bestaan (o.a. verkeer, parkeren, water,
milieu etc).
- 3.
Indien de vrijstelling betrekking heeft op een bouwplan wordt slechts medewerking verleend
indien een bouwplan voldoet aan alle overige wettelijke vereisten, waaronder in ieder geval
het bouwbesluit, welstand, de monumentenwetgeving en de milieuwetgeving.
- 4.
Indien voor het betreffende gebied een conceptbestemmingsplan voor inspraak is
vrijgegeven, wordt het verzoek daaraan getoetst.
- 5.
Van het beleid kan slechts worden afgeweken indien:
- a.
er sprake is van initiatieven of omstandigheden die bij het opstellen van het
bestemmingsplan onvoorzien waren;
- b.
er sprake is van initiatieven of omstandigheden die bij het opstellen van het
vrijstellingenbeleid onvoorzien waren;
- c.
Er sprake is van bijzondere sociale, economische of maatschappelijke omstandigheden
die afwijking van het beleid rechtvaardigen.
- a.
4. Specifieke toetsingscriteria
4.1 Balkons en Dakterrassen
Het komt steeds vaker voor dat een dakvlak geschikt gemaakt wordt voor het gebruik als dakterras of
balkon. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaat hier bezwaar tegen voor zover de belijning van de
architectuur van de gebouwen verstoord wordt. Medewerking aan verzoeken om vrijstelling voor een
balkon/dakterras wordt slechts verleend indien en slechts voor zover dit al in de bestaande
architectuur van het pand en/of bouwblok aanwezig is en/of tijdens de bouw als optie is
aangeboden. Tevens zal altijd rekening gehouden worden met burenrechtelijke bepalingen uit het
Burgerlijk Wetboek.
4.2 Zendmasten
De aanwezigheid van zendmasten voor UMTS en GSM zorgt in veel gevallen voor de nodige
maatschappelijke onrust. Voor een deel vloeit deze voort uit het gebrekkige inzicht dat op dit
moment bestaat in de lange termijneffecten van GSM/UMTS zendmasten op de gezondheid.
Daarnaast bestaan er ook stedenbouwkundige en welstandsbezwaren tegen dergelijke masten. Om
deze reden wordt geen medewerking verleend aan een verzoek om vrijstelling ten behoeve van een
GSM-/UMTS zendmast
4.3 Beroep of bedrijf aan huis
Thuiswerken wordt steeds populairder. Het aantal bedrijfjes dat in woningen gevestigd is neemt toe.
Thuiswerken kan een woonomgeving verlevendigen. Maar het uitoefenen van een beroep of een
bedrijf in een woning kan ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Voor het starten van een
bedrijf aan huis is vaak meer nodig dan een vrijstelling van een bestemmingsplan. Voor wat betreft
vrijstellingen wordt alleen medewerking verleend aan verzoeken indien wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
- 1.
het pand blijft het uiterlijk van een woning houden;
- 2.
maximaal 30% van de oppervlakte van de woning wordt gebruikt ten behoeve van het bedrijf
of beroep aan huis, met een maximum van 40m²;
- 3.
er vinden geen detailhandelsactiviteiten plaats;
- 4.
er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd die vallen onder milieucategorie 1 uit de VNG-
brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2 worden
toegestaan indien dit naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijfsactiviteit uit
milieucategorie 1.
- 5.
de parkeerdruk of de verkeersbelasting in het openbare gebied zal niet onevenredig
toenemen.
4.4 Aanbouwen; algemene voorwaarden
Een aanbouw architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Daarnaast is een aanbouw ook in
bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw verbonden. De aanbouw kan vanuit het hoofdgebouw
worden bereikt.
Om voor vrijstelling in aanmerkingen te komen moet een aanbouw voldoen aan de volgende
algemene voorwaarden:
- 1.
De aanbouw is qua uitstraling en volume ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
- 2.
De aanbouw is plat afgedekt of heeft een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, helling-
en nokrichting.
- 3.
De goot- en/of bouwhoogte is niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag boven vloerpeil
van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter, gemeten boven vloerpeil.
- 4.
Het totale oppervlak van alle aan- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m² indien het
totale perceelsoppervlakte gelijk of minder is dan 250 m².
- 5.
Het totale oppervlak van alle aan- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 65 m² indien het
totale perceelsoppervlakte groter is dan 250 m².
- 6.
Het perceelsgedeelte achter de voorgevelrooilijn, de oppervlakte van het hoofdgebouw niet
meegerekend, mag in totaal voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
- 7.
Indien de aanbouw plaatsvindt achter de voorgevelrooilijn met het enkele doel om de
woning levensloopbestendig te maken dan wel gebeurt op basis van een indicatie, als
bedoeld in de Wet voorzieningen gehandicapten, dan kan worden afgeweken van de in deze
beleidsregels genoemd maten. Het perceel, het hoofdgebouw niet meegerekend, mag echter
nooit meer dan 50% worden bebouwd.
4.4.1 Aanbouwen binnen de bebouwde kom
Meewerking aan vrijstellingsverzoeken wordt slechts verleend voor aanbouwen achter de
voorgevelrooilijn. Deze kunnen aan de achterzijde van de woning worden geplaatst of aan de zijkant,
zoals hieronder is afgebeeld. Vrijstelling voor dergelijke aanbouwen is verder slechts mogelijk indien
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1.
De voorgevel van de aanbouw ligt op een afstand van tenminste 3 meter achter de
voorgevelrooilijn indien sprake is van een geschakelde woning en 5 meter indien het een
vrijstaande woning betreft.
- 2.
De breedte van aanbouwen aan de zijgevel van de woning bedraagt maximaal 75% van de
breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter.
- 3.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij een aanbouw aan de zijgevel
minimaal 2 meter indien deze grenst aan de openbare weg of openbaar groen. In overige
gevallen bedraagt deze afstand minimaal 1 meter.
- 4.
De diepte van de aanbouw bedraagt niet meer dan de diepte van het hoofdgebouw.
=3 of
=5 m
Hoofdgebouw
Max. 75%
en =5m
=1 of
=2 m
=
=3 of
=5 m
Hoofdgebouw
Max. 75%
en =5m
=1 of
=2 m
=
4.4.2 Aanbouwen buiten de bebouwde kom
Vrijstelling kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:
- 1.
Voor aanbouwen aan de zijgevel geldt dat deze ten minste 5 meter achter de voorgevel
liggen
- 2.
De afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter
4.4.2.1 Specifieke voorwaarden bij aanbouwen voor de voorgevelrooilijn
Medewerking aan bouwen voor de voorgevelrooilijn wordt zeer beperkt toegestaan omdat dit in de
regel de stedenbouwkundige en architectonische opzet van het bouwwerk en de omgeving
verstoord. Vrijstelling wordt daarom slechts verleend indien de aanbouw voldoet aan de volgende
voorwaarden:
- 1.
De overschrijding van de voorgevelrooilijn bedraagt niet meer dan 1,5 meter, gemeten vanuit
de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw.
- 2.
De breedte bedraagt niet meer dan 50% van de breedte van de gevel van het woongebouw
- 3.
De oppervlakte van de uitbouw bedraagt maximaal 6 m²
- 4.
De afstand van de aanbouw tot de openbare weg bedraagt minimaal 10 meter.
- 5.
De zijkant van de aanbouw staat op minimaal 50 cm afstand tot het hart van de bouwmuur
of is gekoppeld aan de aanbouw van de buren.
50%
=50 cm
=1,5 m
=10 m
Hoofdgebouw
voorgevelrooilijn
4.5 Bijgebouwen; Algemene voorwaarden
-
1. Medewerking aan vrijstelling wordt slechts verleend voor bijgebouwen achter
de voorgevelrooilijn.
-
2. Het bijgebouw is qua uitstraling en volume ondergeschikt aan het
hoofdgebouw.
-
3. Het bijgebouw is plat afgedekt of heeft een van het hoofdgebouw afgeleide
kapvorm, helling- en nokrichting.
-
4. De goot- en/of bouwhoogte is niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag
boven vloerpeil van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter,
gemeten boven vloerpeil.
-
5. De functie van het bijgebouw mag niet detailhandel en/of wonen zijn.
4.5.1 Bijgebouwen binnen de bebouwde kom
-
1. Het perceelsgedeelte achter de voorgevelrooilijn, de oppervlakte van het hoofdgebouw niet
meegerekend, mag in totaal voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
-
2. Het totale oppervlak van alle aan- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 50 m² indien het
totale perceelsoppervlakte gelijk of minder is dan 250 m².
-
3. Het totale oppervlak van alle aan- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 65 m² indien het
totale perceelsoppervlakte groter is dan 250 m²
-
4. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van bijgebouwen aan de zijgevel van het
hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan de
openbare weg of het openbaar groen
-
5. De afstand tot de voorgevelrooilijn bedraagt 3 meter indien het een geschakelde woning
betreft en 5 meter in geval van een vrijstaande woning.
=3 of
=5 m
Hoofdgebouw
Max.
75%
en = 5m
=1
4.5.2. Bijgebouwen buiten de bebouwde kom
-
1. Het perceelsgedeelte mag, het hoofdgebouw niet meegerekend in totaal voor niet meer dan
50% worden bebouwd, met een maximum van 65 m².
-
2. Indien bestaande bijgebouwen worden vervangen door nieuwe bijgebouwen mag een
oppervlakte bebouwd worden die bestaat uit:
De oppervlakte van de bestaande bijgebouwen – (de oppervlakte van de bestaande
bijgebouwen - 65 m²)/2
-
3. De afstand tot de voorgevelrooilijn bedraagt minmaal 5 m.
-
4. De afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m.
4.6 Dakkapellen op achterdak- en zijdakvlakken (niet gericht naar openbare weg en het openbare groen) van woningen.
Sinds 2003 kunnen dakkapellen op achterdakvlakken en zijvlakken die niet zijn gericht naar de
openbare weg of het openbare groen, onder bepaalde voorwaarden vergunningsvrij worden
geplaatst. Eén van de randvoorwaarden is dat de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot aan
de dakvoet maximaal één meter mag bedragen. Bij woningen met dakoverstekken is, omdat deze
maat veelal wordt overschreden, een bouwvergunning noodzakelijk. Deze aanvragen zijn in strijd met
het bestemmingsplan omdat hier vaak een maximale breedte is gedefinieerd die minder ver gaat dan
vergunningvrij mogelijk is. Woningen zonder dakoverstek hebben hier geen last van en er ontstaat
een onlogische inperking van bouwmogelijkheden voor burgers die toevallig een woning met
dakoverstek bezitten.
Meewerking aan vrijstelling voor dakkapellen wordt slechts verleend bij bouwaanvragen voor
dakkapellen die voldoen aan de randvoorwaarden voor vergunningsvrij bouwen behoudens de
bovengenoemde 1 metermaat en de overschrijding van de 1 metermaat is een gevolg van een
dakoverstek.
4.7 Vlaggenmasten, baniermasten, reclamezuilen en hekwerken op
voor- en zij-erven van bedrijfsgebouwen op bedrijventerreinen
Op bedrijventerreinen laten de bestemmingsplannen op voor- en zijerven veelal geen bebouwing in
enige vorm toe. Uit de praktijk blijkt dat op deze erven behoefte is aan het plaatsen van
vlaggenmasten, banieren, reclamezuilen en hekwerken (ter beveiliging). Dit soort elementen is, mits
de architectuur en stedenbouwkundige situatie wordt gerespecteerd, aanvaardbaar. Om deze reden
wordt in dergelijke gevallen medewerking aan een vrijstellingsprocedure verleend onder de volgende
voorwaarden:
Vlaggenmasten en baniermasten:
- 1.
Maximaal één mast per 10 meter gevellengte van de gevels van het bedrijfsgebouw die
zijn georiënteerd naar de openbare weg;
- 2.
Minimale afstand tot gevel van bedrijfsgebouw bedraagt 5 meter;
- 3.
Maximale hoogte 8 meter.
Reclamezuilen:
- 1.
Afstand tot gevel van bedrijfsgebouw minimaal drie meter;
- 2.
Maximale breedte 1 meter;
- 3.
Maximale hoogte 3 meter.
Hekwerken:
- 1.
Maximale hoogte 2,2 meter;
- 2.
Op hekwerk geen hogere elementen in de vorm van lampen, prikkeldraad e.d.;
- 3.
Hekwerk in transparante vorm (bv. spijlenhekwerk);
- 4.
Hekwerk in donkere kleur (bv. donkergrijs, antraciet, donkergroen).
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering.
Bijlage 1: Begrippen
Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat doorde vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw,waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Rooilijn
De lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg
afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl