Gemeenschappelijke Regeling Leerplicht en RMC Regio Brabant N-O

Geldend van 01-08-2009 t/m heden

De Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel;

gezien de besluiten van de raden, zomer 2008, van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel tot het verlenen van toestemming aan de Colleges van deze gemeenten tot het aangaan van een Gemeenschappelijke regeling op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de Wet betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie van 6 december 2001;

overwegende dat het samenwerken op de genoemde gebieden gelet op het grensoverschrijdende karakter ervan wenselijk zoniet noodzakelijk is geworden en door samenwerking kwaliteit en dienstverlening op een hoger plan kunnen worden gebracht;

overwegende dat door samenwerking een eenduidige en consistente handhavingstrategie kan worden gevolgd;

overwegende dat voor de uitvoering van publiekrechtelijke taken een publiekrechtelijke regeling als een gemeenschappelijke regeling de voorkeur verdient boven een privaatrechtelijke regeling;

gelet op artikel 17 en volgende van de Leerplichtwet 1969, op de Wet van 6 december 2001 betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie;

gelet op de artikelen 1 en 8, lid 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet op de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n

tot het aangaan van de volgende gemeenschappelijke regeling van dienstverlening, zonder oprichting van een openbaar lichaam conform art. 8 lid 2 Wet gemeenschappelijke Regelingen, op het terrein van de uitvoering van de Leerplichtwet en van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

Gemeenschappelijke regeling van dienstverlening, zonder oprichting van een openbaar lichaam, op het terrein van de uitvoering van de Leerplichtwet en van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

Artikel 1. Toedeling bevoegdheden

De Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel mandateren de bevoegdheden die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet aan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss.

De Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel staan toe dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss voor de gemandateerde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan medewerkers van het Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL), met uitzondering van de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren welke toezien op de naleving van de Leerplichtwet en het wijzigen van de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris.

De Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel verlenen hierbij aan haar portefeuillehouder Onderwijs mandaat tot het nemen van besluiten met betrekking tot de taakuitvoering van het Regionaal Bureau Leerlingzaken, een en ander binnen de dan geldende kaders en begroting, waarvan alleen gebruik gemaakt kan worden in het regionaal portefeuillehoudersoverleg Onderwijs & Educatie.

Artikel 2. Algemeen Bestuur

De rol van centrumgemeente wordt door de gemeente Oss vervuld. De centrumgemeente is belast met de volgende taken:

  • 1.

    Het toezenden van de Gemeenschappelijke regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en toezending aan de Minister en de hoofden als bedoeld in artikel 17 van de Leerplichtwet 1969.

  • 2.

    Het vaststellen van een Subregio indeling en het aanstellen van de Subregiogemeente waar taken in het kader van het Regionaal Bureau Leerlingzaken worden uitgevoerd in overleg met het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Het aanwijzen van ambtenaren welke regionaal toezien op naleving van de leerplichtwet.

  • 4.

    Op grond van wetswijzigingen of regionale ontwikkelingen het wijzigen en/of actualiseren van de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris.

  • 5.

    Het voorbereiden van de jaarlijkse begroting en afrekening.

  • 6.

    Het opstellen van het jaarverslag.

  • 7.

    Het aangaan van overeenkomsten met derden.

  • 8.

    Alle uit deze overeenkomsten voortvloeiende werkzaamheden die nodig zijn in het belang van de uitvoering van deze taken.

Artikel 3. Subregiogemeente

De rol van Subregiogemeente wordt door de gemeenten Oss (subregio Maasland en subregio Uden-Veghel) en Cuijk (subregio Land van Cuijk) vervuld. De Subregiogemeente is belast met de volgende taken:

  • 1.

    Het werkgeverschap voor de medewerkers van het Regionaal Bureau Leerlingzaken inclusief alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn danwel de aansturing van medewerkers gedetacheerd in het kader van het Regionaal Bureau Leerlingzaken.

  • 2.

    Het door de burgemeester laten beëdigen van de ambtenaren die toezien op naleving van de leerplichtwet.

  • 3.

    Het door de aangewezen medewerkers laten uitvoeren van de aan de Subregiogemeente toegekende taken in het kader van het Regionaal Bureau Leerlingzaken.

Artikel 4. Het Regionaal Bureau Leerlingzaken

De deelnemende gemeenten maken gebruik van de diensten van het Regionaal Bureau Leerlingzaken van de gemeente Oss ten behoeve van de gemeentelijke leerplicht- en RMC-taken, zoals vastgelegd in de Specifieke bepalingen leerplicht en RMC van deze overeenkomst.

Artikel 5. Ingangsdatum en duur van de regeling

  • 1. De gemeenschappelijke regeling gaat in op 1 augustus 2009.

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor de duur van 4 jaren. Na 2 jaren wordt de regeling geëvalueerd en indien nodig conform artikel 8 aangepast.

  • 3. De deelnemende gemeenten hebben de intentie om de gemeenschappelijke regeling na het verstrijken van de in het vorige lid bepaalde periode te verlengen.

  • 4. Indien een van de deelnemende gemeenten het voornemen heeft de gemeenschappelijke regeling niet te verlengen, wordt hiervan uiterlijk twaalf maanden voor het verstrijken van de regeling, schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de andere gemeenten, waarna de overige deelnemende gemeenten met elkaar in overleg treden omtrent het verlengen van de gemeenschappelijke regeling.

  • 5. Indien de gemeenschappelijke regeling niet tijdig is opgezegd, wordt de regeling geacht stilzwijgend te zijn verlengd, telkens voor de duur van één jaar.

Artikel 6.Toetreding

  • 1. Toetreding door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente, al dan niet ten aanzien van het gehele grondgebied van die gemeente, kan bij besluiten van de raad, het College vanburgemeester en wethouders en de burgemeester van die gemeente plaatsvinden, wanneer de deelnemende gemeenten daarin bewilligen bij met tenminste tweederde der uitgebrachte stemmen vastgesteld besluit in een vergadering, waarin tenminste drie/vierde van het aantal leden van de deelnemende gemeenten aanwezig is.

  • 2. De deelnemende gemeenten kunnen aan de toelating voorwaarden verbinden.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die van opname van het besluit in de registers, tenzij het besluit een latere datum van ingang vermeldt.

Artikel 7. Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uittreden door toezending aan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss van daartoe strekkende besluiten van de gemeenteraad, het College van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 2. De uittreding vindt, behoudens door de deelnemende gemeenten toe te stane afwijking, plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de registers is ingeschreven.

  • 3. De deelnemende gemeenten regelen de gevolgen van de uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

Artikel 8. Wijziging

  • 1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten.

  • 2. De raad, het College van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemende gemeente kunnen ieder afzonderlijk voorstellen doen inzake wijziging van de regeling;

  • 3. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in lid 1 tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.

  • 4. Een wijziging wordt aangenomen indien de helft +1 van alle dan aanwezige portefeuillehouders van de regiogemeenten ingestemd heeft.

Artikel 9. Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten.

  • 2. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluiten de deelnemende gemeenten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5. Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 6. De deelnemende gemeenten zijn belast met de liquidatie. Zo nodig blijven de bestuursorganen ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

Artikel 10. Financiële consequenties

  • 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken van het bureau worden omgeslagen over de deelnemende gemeenten. Voor de verdeelsleutel wordt verwezen naar artikel 19 van bijgevoegde Specifieke bepalingen leerplicht/RMC.

  • 2. Er worden geen andere kosten verrekend dan de personeels- en uitvoeringskosten.

Artikel 11. Managementinformatie

De gemeente Oss verstrekt jaarlijks aan de deelnemende gemeenten:

  • 1.

    Een jaarverslag leerplicht en RMC conform artikel 18 van deze overeenkomst.

  • 2.

    Een afschrift van de RMC effectrapportage zoals ingediend bij het Ministerie van OCW.

  • 3.

    Een afschrift van de leerplicht jaarcijfers verstrekt aan het Ministerie van OCW.

  • 4.

    Overige rapportages die aan College en/of Raad van de centrumgemeente worden aangeboden.

Artikel 12. Begroting, financiële verantwoording en wijze van betaling

  • 1. Uiterlijk op 1 april voorafgaand aan het begrotingsjaar doet de centrumgemeente de deelnemende gemeenten een conceptbegroting toekomen.

  • 2. De financiële verantwoording wordt door de centrumgemeente jaarlijks voor 1 april na afloop van het kalenderjaar opgesteld.

  • 3. Jaarlijks voor 1 mei wordt door het portefeuillehoudersoverleg de conceptbegroting en financiële verantwoording besproken. Deze begroting heeft slechts tot doel de financiële verplichtingen van de deelnemers vast te stellen.

  • 4. De deelnemende gemeenten delen de centrumgemeente schriftelijk voor 1 juni mede of zij al dan niet instemmen met de berekening van de gemeentelijke bijdragen.

  • 5. Betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de centrumgemeente geschiedt bij wijze van voorschot per kalenderkwartaal op basis van de begrote bijdragen zoals in de goedgekeurde begroting door de deelnemende gemeente schriftelijk aan de centrumgemeente is medegedeeld.

  • 6. Wijzigingen in de begroting worden na instemming van de deelnemende gemeenten doorgevoerd.

  • 7. In het kader van de evaluatie voor 1 augustus 2011 over voortzetting van de overeenkomst wordt tevens een financiële analyse opgesteld.

  • 8. De uitgangspunten voor de begroting zijn nader uitgewerkt in de gelijkluidende bijlage.

Artikel 13. Formatie en dienstverband

  • 1. Met de medewerkers van het Regionaal Bureau Leerlingzaken wordt door de Subregiogemeenten een dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd of de medewerkers worden voor de duur van de overeenkomst gedetacheerd bij de Subregiogemeenten.

  • 2. Op de medewerkers van het Regionaal Bureau Leerlingzaken zijn de rechtspositieregelingen van de Subregiogemeente waar zij in dienst zijn van toepassing, tenzij anders overeengekomen.

Artikel 13. Intergemeentelijk beleids- en beheersoverleg

  • 1. Het Regionaal Portefeuillehoudersoverleg waarin o.a. beleidsmatige en financiële aspecten aan de orde komen vindt minimaal twee keer per jaar plaats, in ieder geval in april van elk jaar.

  • 2. Het Regionaal Portefeuillehoudersoverleg stelt een Dagelijks Bestuur in, bestaande uit de portefeuillehouders van de gemeenten met een frontoffice en één afgevaardigde portefeuillehouder namens de overige deelnemende gemeenten. Het Dagelijks Bestuur komt minimaal één keer per twee maanden bij elkaar of zoveel meer als nodig is voor de goede aansturing van het Regionaal Bureau Leerlingzaken.

  • 3. Ambtelijk overleg in de vorm van een Klankbordgroep van de hoofden van de afdelingen van de Subregiogemeenten, de beleidsmedewerkers onderwijs van de Subregiogemeenten vindt minimaal 6 keer per jaar of zoveel vaker als noodzakelijk of gewenst plaats. Deze Klankbordgroep adviseert aan het Dagelijks Bestuur en draagt zorg voor de inhoudelijke sturing, op basis van in het portefeuillehoudersoverleg genomen besluiten.

  • 4. In dit overleg komen naast de inhoudelijke ontwikkelingen ook de financiële aspecten aan de orde.

  • 5. De Klankbordgroep evalueert periodiek de werkzaamheden van het bureau en doet daarvan verslag aan de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten.

Artikel 14. Bezwaar en beroep, klachten en geschillen

  • 1.

    Belanghebbenden die zich niet kunnen verenigen met een beslissing van burgemeester en wethouders of de op grond van mandaat bevoegde leerplichtambtenaar kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift in te dienen bij burgemeester en wethouders van de centrumgemeente.

  • 2.

    Op klachten, ingediend tegen een gedraging van een functionaris van het bureau zijn de interne klachtenprocedures van de subregiogemeenten van toepassing.

  • 3.

    Voor externe klachtbehandeling zijn de gemeenten Oss en Cuijk aangesloten bij de Nationale Ombudsman.

Specifieke bepalingen leerplicht en RMC

Artikel 15. Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van leerplicht is de Leerplichtwet 1969 van toepassing.

  • 2. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van Regionale Meld- en Coördinatiefunctie is de Wet van 6 december 2001 van toepassing.

  • 3. Voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leerplichtambtenaar is de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris van toepassing.

Artikel 16. Gemeentelijke leerplicht- en RMC-taken

Artikel 16. Gemeentelijke leerplicht- en RMC-taken

Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC-taken wordt verstaan:

  • 1.

    De registratie van alle leerplichtigeleerlingen uit de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De registratie van alle schoolverlaters uit de deelnemende gemeenten die zonder startkwalificatie een school of opleiding verlaten tot de leeftijd van 23 jaar.

  • 3.

    De registratie van alle leerlingen van 18 tot 23 jaar tot het moment dat de leerling zijn startkwalificatie behaalt.

  • 4.

    De controle op en de registratie van het niet nakomen van de leerplicht (verzuim) door alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    De begeleiding van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten, die niet voldoen aan de leerplicht, ten behoeve van de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied.

  • 6.

    Het behandelen van verzoeken tot extra verlof en vrijstelling in het kader van de leerplichtwet.

  • 7.

    De begeleiding van alle leerlingen tot 23 jaar uit de deelnemende gemeenten, die een school of opleiding zonder startkwalificatie verlaten, ten behoeve van de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, danwel geleiding tot arbeidsmarkt, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande, reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied.

  • 8.

    Controle en handhaving op de verplichtingen van onderwijsinstellingen in het kader van de leerplicht- en RMC wetgeving.

  • 9.

    Het opstellen van een statistisch en inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken ten behoeve van alle deelnemende gemeenten.

Artikel 17. Levering gegevens

Iedere deelnemende gemeente is verplicht om onverwijld actuele GBA-gegevens van alle in de gemeente woonachtige jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar te verstrekken aan de centrumgemeente.

Artikel 18. Kostenverdeling

  • 1. Op grond van artikel 10 van de gemeenschappelijke regeling worden alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken omgeslagen over de deelnemende gemeenten.

  • 2. Verdeling vindt plaats naar rato van het werkelijke aantal inwoners tussen 4 en 23 jaar (per 1 januari van het desbetreffende begrotingsjaar).

Artikel 19. Taakuitvoering / Uitvoeringskaders

  • 1. Binnen het kader van het mandaatis de leerplichtambtenaar van het bureau bevoegd om op grond van de Leerplichtwet terzake van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet zelfstandig beslissingen te nemen.

  • 2. De functionarissen van het bureau zijn voor de dagelijkse werkzaamheden verantwoording schuldig aan het hoofd van de afdeling waaronder zij binnen de Subregiogemeente aangesteld zijn. De begeleiding van leerlingen in het kader van de leerplicht en RMC-taken geschiedt in overleg met de scholen en de dienstverlenende instellingen.

  • 3. Voorgenomen besluiten op grond van artikel 3a, 3b en 15 Leerplichtwet worden altijd eerst voorgelegd aan de leidinggevende van de leerplichtambtenaar.

  • 4. De functionarissen vervullen hun taak conform de ‘Instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris’.

Artikel 20. Jaarverslag

  • 1. Jaarlijks maakt de centrumgemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwetvoor 1 oktober voor de deelnemende gemeenten een statistisch en inhoudelijk verslag van de werkzaamheden over het afgelopen schooljaar.

  • 2. Eveneens verzorgt de centrumgemeente de wettelijk voorgeschreven meldingen aan het Ministerie van OCW (aanleveren cijfers aan CFI, uitvoeringsorganisatie van het ministerie).

  • 3. Aangezien wettelijk het jaarverslag vóór 1 oktober van ieder jaar aan de Raden van de gemeenten aangeboden dient te worden, zal vóór 1 september een concept jaarverslag aangeboden worden aan het Dagelijks Bestuur. Vervolgens wordt het jaarverslag aangeboden aan de Raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 21. Proces verbaal

1.Gelijk met het indienen van een door hem opgemaakt proces verbaal bij de Officier van Justitie, informeert de leerplichtambtenaar middels een afschrift het College van burgemeester en wethouders van de gemeente waaruit de desbetreffende leerling afkomstig is.

Artikel 22. Meningsverschil en bezwaar

  • 1. Over meningsverschillen tussen scholen en ouders dan wel leerlingen over uitvoering van de Leerplichtwet adviseert de leerplichtambtenaar.

  • 2. Over meningsverschillen tussen scholen, ouders of leerlingen en de leerplichtambtenaar beslist in eerste aanleg de leidinggevende van de leerplichtambtenaar.

  • 3. Scholen, ouders of leerlingen die zich niet kunnen verenigen met de beslissing in eerste aanleg van de leerplichtambtenaar kunnen zich met een bezwaarschrift wenden tot het College van burgemeester en wethouders van de Subregiogemeente.

Artikel 23. Extra dienstverlening

  • 1. Extra dienstverlening kan worden ingekocht door een gemeente aangesloten bij het RBL.

  • 2. Het dagelijks bestuur moet akkoord zijn met de dienstverlening die de gemeente wil inkopen bij het RBL.

  • 3. Het RBL dient een offerte uit te brengen naar de inkopende gemeente.

Bijlage 1: Uitgangspunten begroting RBL/RMC regio 36b

  • 1.

    Uniformiteit is het uitgangspunt. In deze begroting is waar mogelijk gebruik gemaakt van de Handleiding Overheidstarieven 2008 van het ministerie van Financiën.

  • 2.

    Voor de benodigde formatie, en dus de kosten voor personeel, wordt de Ingrado-formatierichtlijn voor leerplicht van 1fte op 3800 leerlingen jaarlijks toegepast. Indien nodig wordt met de in de richtlijn opgenomen caseloadberekening voorgesteld de formatie op de problematiek in de regio Brabant Noord Oost aan te passen.

  • 3.

    In de begroting worden de uitvoeringskosten inclusief aansturingkosten weergegeven. Het staat de centrumgemeente en/of subregiogemeenten vrij om bij de jaarlijkse begroting een onderbouwd voorstel te doen voor afwijkende bedragen.

  • 4.

    Frictiekosten op het gebied van automatisering worden conform de Raadsbesluiten voor de oprichting van het Regionaal Bureau Leerlingzaken meegenomen in de begroting.

  • 5.

    Gestart wordt met gemiddelde loonkosten (t.o.v. maximale loonkosten). Indien/gewenst/nodig kan in de volgende jaren gekeken worden naar gemiddelde of reële loonkosten.

  • 6.

    Aangenomen wordt dat een stijging van de kosten voor de RMC- en kwalificatieplichttaken gecompenseerd wordt door hogere bijdragen uit RMC/Kwalificatiegelden. Voor de overige kosten wordt de jaarindexering van de centrumgemeente als leidraad genomen.

  • 7.

    Er wordt gewerkt met normatieve budgetten. Definitieve afrekening op basis van werkelijke kosten (loonkosten, uitvoeringskosten, overige [externe] kosten) vindt na 2012 plaats na afloop van het kalenderjaar. Overschotten en tekorten worden centraal verrekend (al gebeurt afrekening wel op papier n.a.v. de interne controle). Na de eerste evaluatie in zomer 2011 wordt, mogelijk, op een andere systematiek (bevoorschotting en reservering) overgegaan voor het kalenderjaar 2012 en verder. Over uitzonderlijke situaties vindt aparte besluitvorming plaats door het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Hierdoor wordt over de periode van 3 jaar geen rekening gehouden met een risico-opslag (bijvoorbeeld bij ziekte, onverwachte uitgaven). In het eerste jaar worden deze kosten (indien ze ontstaan) achteraf, op papier, verrekend. In de toekomst (vanaf 2012) wordt wel met een risico-opslag gewerkt van 3 -5 % (exact percentage dan te bepalen) van de loonkosten.

  • 9.

    In de begroting zijn kosten exclusief BTW meegenomen. Verondersteld wordt dat BTW van met BTW - belaste kosten voor (externe) diensten en producten centraal via de gemeente Oss worden verrekend via het BTW-compensatiefonds. Indien uit deze verrekening kosten ontstaan dan worden deze verrekend onder de gemeenten.

  • 10.

    Gemeenten die besluiten pas later in te stappen betalen wel een intredetoeslag. Deze zal gebaseerd worden op de frictiekosten en aanloopkosten die in de eerste begroting worden meegenomen en worden verder gebaseerd op het aantal leerlingen per 1 januari 2008, omgeslagen naar de betreffende gemeente.

  • 11.

    Als aangegeven wordt dat een gemeente extra inzet wenst van het RBL zal deze conform opdrachtgever- en opdrachtnemerschap worden uitgevoerd. De inzet welke uitgevoerd moet worden door het RBL wordt middels offerte en opdrachtbevestiging contractueel geregeld. In de offerte dient ook aangeven te worden hoe het RBL zich dient te verantwoorden voor uitvoering van extra taken.

  • 12.

    Er wordt één totaal begroting opgesteld, met daarin weergegeven welke bijdrage de Subregiogemeenten ontvangen voor de uitvoering van de taken.

  • 13.

    De caseload per gemeente wordt periodiek volgens de Ingrado richtlijn herberekend, als uitgangspunt wordt het jaarverslag van het RBL gebruikt.