Regeling vervallen per 29-04-2021

Beleidsregels voor schuldhulpverlening

Geldend van 03-08-2012 t/m 28-04-2021

Intitulé

Beleidsregels voor schuldhulpverlening

Beleidsregels voor schuldhulpverlening van de gemeente Barneveld

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. college:college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

b. inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven en feitelijk in die gemeente verblijft;

c. schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

d. problematische schulden: De situatie waarin van een natuurlijke persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen;

e. verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening.

Artikel 2 Toelatingscriteria

1. De verzoeker komt in aanmerking voor schuldhulpverlening indien:

a. hij inwoner van de gemeente Barneveld, van 18 jaar of ouder, is,

b. er sprake is van problematische schulden,

c. de verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend, te goeder trouw is geweest,

èn

d. de verzoeker zijn verplichtingen nakomt zoals opgenomen op de afsprakenlijst. Dit geldt ook voor de verplichtingen die voorafgaand aan de aanvraag zijn opgenomen op de afsprakenlijst.

2. Van te goeder trouw is in ieder geval géén sprake als:

a. recent schulden zijn aangegaan terwijl er gelet op het inkomen en/of vermogen van de verzoeker(s) redelijkerwijs geen uitzicht bestond op aflossing daarvan;

b. recente schulden voortvloeien uit een verslaving aan bijvoorbeeld gokken, alcohol en/of drugs;

c. wegens fraude ten onrechte genoten uitkeringen worden teruggevorderd en nog geen vijf jaar zijn verstreken na ontdekking van de fraude; of

d. schulden uit misdrijf of overtreding, waaronder met name zijn te noemen schulden wegens door de rechter bepaalde boetes, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en schulden wegens door de rechter vastgestelde schadevergoedingsplicht aan slachtoffers van misdrijven en nog geen vijf jaar zijn verstreken na ontdekking van het misdrijf.

Artikel 3 Uitsluitingsgronden

De verzoeker komt niet in aanmerking voor schuldhulpverlening indien:

a. minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend op hem schuldhulpverlening (minnelijk of wettelijk) van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van een situatie genoemd in artikel 350, derde lid, onder a of b van de Faillsementswet of in artikel 350, derde lid, onder d van de Faillsementswet, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.

b. de verzoeker fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en de verzoeker in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd en sinds het onherroepelijk zijn van de veroordeling of sanctie er nog geen vijf jaar is verstreken.

c. de verzoeker in het geheel geen inkomen heeft.

d. de schulden voortvloeien uit het voeren van een bedrijf en het bedrijf (nog) niet beëindigd is.

Artikel 4 Verplichtingen

1. Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

2. Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject.

De medewerking bestaat onder andere uit:

a. het nakomen van afspraken, zoals opgenomen op de afsprakenlijst;

b. geen nieuwe schulden aangaan;

c. het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.

3. De verzoeker is verplicht inkomsten te verwerven naar zijn volledige arbeidscapaciteit.

4. Indien de verzoeker niet naar zijn volledige arbeidscapaciteit inkomsten verwerft, is de verzoeker verplicht om te trachten arbeid te verkrijgen en om passende arbeid te aanvaarden, in die mate wat redelijkerwijs van de verzoeker gevergd kan worden.

Artikel 5 Beëindiging

1. De schuldhulpverlening wordt beëindigd indien:

a. de verzoeker niet (meer) voldoet aan de toelatingscriteria opgenomen in artikel 2;

b. er sprake is van een situatie genoemd in artikel 3;

c. de verzoeker een of meer van de verplichtingen opgenomen in artikel 4 heeft geschonden;

d. één of meer schuldeisers hun medewerking aan de schuldregeling weigeren;

e. de rechtbank uitspreekt dat de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is;

f. de verzoeker failliet verklaard wordt;

g. de verzoeker dit uitdrukkelijk en schriftelijk verzoekt;

h. de verzoeker komt te overlijden.

2. Indien een situatie als in het eerste lid zich voordoet en dit de verzoeker niet of verminderd te verwijten is, kan, in afwijking van het eerste lid, het college gemotiveerd van beëindiging afzien.

3. Als het college afziet van het beëindigen van de schuldhulpverlening, kan het college de verzoeker verplichten mee te werken aan het verlengen van de periode van het minnelijke schuldhulpverleningstraject tot maximaal 60 maanden.

4. Indien de verzoeker weigert mee te werken aan het verlengen van de periode van het minnelijke schuldhulpverleningstraject, als genoemd in het derde lid, beëindigt het college alsnog de schuldhulpverlening.

Artikel 6 Hardheidsclausule

1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

2. In gevallen waarin deze regeling niet voorzien, beslist het college.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2012

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels schuldhulpverlening Barneveld.

Toelichting

§1.1 Algemeen

De rijksoverheid heeft geconstateerd dat de effectiviteit en kwaliteit van schuldhulpverlening verbeterd moet worden. Ook constateert zij dat specifiek gemeentelijke schulpverlening beter kan en beter moet. Een belangrijke maatregel om dit te bereiken is het wettelijk inbedden van de taak van gemeenten op het gebied van schuldhulpverlening. Daartoe is de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (WGS) in het leven geroepen.

Deze wet, die vanaf 1 juli 2012 inwerking is getreden, schrijft voor dat gemeenten hun beleid op het terrein van schuldhulpverlening moeten vastleggen in een beleidsplan. Dit beleidsplan is op 3 juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In het beleidsplan is opgenomen dat het college beleidsregels vaststelt om de uitvoering van het beleid, zoals dit is opgenomen in het beleidsplan, juridisch te verankeren. Met de Beleidsregels schuldhulpverlening Barneveld voldoet het college aan haar opdracht.

§1.2 Artikelgewijs

Artikel 1

b) In de wet is inwoner omschreven als: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente is ingeschreven. Vervolgens is in de wet GBA ingezetene omschreven als: de ingeschrevene op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van zijn vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen. De ingeschrevene is degene ten aanzien van wie een persoonslijst in een basisadministratie is opgenomen.

Met betrekking tot een ingezetene zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet GBA is het college verantwoordelijk dat krachtens artikel 40 WWB aangewezen is voor de verlening van bijstand(artikel 3 vierde lid WGS).

In de Wet GBA zijn de volgende omschrijvingen opgenomen:

Adres: het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 67(=verlijf inrichting) het briefadres.

Woonadres:

1) het adres waar betrokkenen woont, waaronder begrepen het adres van de woonboot/woonwagen met vaste lig-/standplaats, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.

2) het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.

Briefadres: het adres waar voor betrokkenen bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken.

De gemeenteraad moet volgens artikel 2 eerste lid van de WGS een plan vaststellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.

Door de omschrijving van inwoner moet dat dus betrekking hebben op de personen die in deze gemeente zijn opgenomen in GBA, dus met woon- en/of briefadres!

Dit wil overigens niet zeggen dat de gemeente verplicht is deze mensen ook tot de schuldhulpverlening toe te laten, maar zij vallen met betrekking tot de schuldhulpverlening wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Enkel de mensen die NIET opgenomen zijn in GBA vallen onder de centrumgemeenten (artikel 40 WWB).

Uit praktisch oogpunt is gekozen voor de toevoeging dat de verzoeker ook feitelijk in de gemeente moet verblijven.

c) De omschrijving schuldhulpverlening is overgenomen uit artikel 1 WGS.

In het Beleidsplan integrale schulddienstverlening 2012-2015 is nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen schuldhulpverlening en schulddienstverlening. In deze beleidsregels wordt dit onderscheid op dezelfde wijze toegepast.

In deze beleidsregels is alleen sprake van schuldhulpverlening als de activiteiten gericht zijn op het tot stand komen van een minnelijke schuldregeling. Alle overige activiteiten worden verricht onder de noemer schulddienstverlening.

d) In artikel 1.1 van de gedragscode van NVVK is problematische schuldensituatie gedefinieerd als:

De situatie waarin van een natuurlijke persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen, bepaald op basis van de in de bijlage opgenomen criteria(=o.a.geëiste aflossingen hoger dan aflossingscapaciteit, bedreigende schulden primaire levensbehoeften, meer schuldeisers die geen betalingsregeling willen treffen, geen herfinancieringsmogelijkheden, geen (te liquideren) vermogen).

In de MvT is opgenomen dat naar oordeel van de regering sprake is van een problematische schuldensituatie indien van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen (MvT blz 1).

Min of meer is deze definitie verwerkt in de omschrijving van schuldhulpverlening (artikel 1 WGS).

Artikel 284 eerste lid FW: een natuurlijk persoon kan, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.

Bij het definiëren van problematische schulden is aangesloten bij de vier hierboven genoemde omschrijvingen.

Artikel 2

Lid 1

a) Als er geen sprake is van problematische schulden is schuldhulpverlening niet noodzakelijk. Mogelijkerwijs wordt de verzoeker wel andere (schuld)dienstverlening aangeboden om schulden op te lossen en/of regelen.

b) De wet geeft enkel een negatieve beschrijving van te goeder trouw:

Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen. (art. 3: 11 BW)

Volgens de WSNP moet iemand ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest voordat deze mag worden toegelaten in een schuldsaneringstraject (art 288 lid 1 sub b).

Er is geen sprake van te goeder trouw wanneer iemand van de werkelijke feiten op de hoogte is, of zou moeten zijn maar dit verzwijgt. Er mag van iemand verwacht worden dat hij onderzoek, voor zover mogelijk, pleegt naar de feiten.

Uit jurisprudentie komen een aantal punten naar voren die de rechter beoordeelt als niet te goeder trouw:

• Een gok- /drankverslaving [1]

• Boetes voor o.a. voor rijden onder invloed[2]

• Veroordeling vanwege een strafrechtelijk feit tot het betalen van een schadevergoeding[3]

• Het afsluiten van meerdere (hypothecaire) leningen[4]

In de Recofa-richtlijnen 2005 is een uitgewerkte regeling voor de beoordeling door de rechter van een Wsnp-verzoek opgenomen in richtlijn 4:

a. Het verzoek tot toepassing van de schuldsanering kan worden afgewezen als aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest. Van een dergelijke situatie kan onder meer sprake zijn indien:

schulden zijn aangegaan terwijl er gelet op het inkomen en/of vermogen van de verzoeker(s) redelijkerwijs geen uitzicht bestond op aflossing daarvan;

recent nieuwe schulden zijn aangegaan van substantiële aard;

recente schulden voortvloeien uit een verslaving aan bijvoorbeeld gokken, alcohol en/of drugs;

wegens fraude ten onrechte genoten uitkeringen worden teruggevorderd en nog geen vijf jaar zijn verstreken na ontdekking van de fraude;

schulden uit misdrijf of overtreding, waaronder met name zijn te noemen schulden wegens door de rechter bepaalde boetes, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en schulden wegens door de rechter vastgestelde schadevergoedingsplicht aan slachtoffers van misdrijven en nog geen vijf jaar zijn verstreken na ontdekking van het misdrijf. Onder omstandigheden kan een langere termijn in acht genomen worden, met name als het betreft schadevergoeding aan slachtoffers van delicten of onrechtmatig handelen;

transacties voor een substantieel bedrag en/of meerdere recente transacties (zogenaamde CJIB boetes);

verzoeker een eigen onderneming (eenmanszaak) heeft gevoerd en (nagenoeg) geen boekhouding is bijgehouden;

er vorderingen van de Belastingdienst en/of Bedrijfsvereniging zijn die betrekking hebben op een opgelegde boete.

In individuele gevallen kan van deze uitgangspunten worden afgeweken. Alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.

Let wel, de Recofa richtlijnen 2005 zijn niet meer van toepassing, maar geven een mooi toetsingskader voor de beoordeling of verzoeker wel of niet te goeder trouw is (geweest).

c) Voor elke verzoeker gelden individueel vastgestelde verplichtingen die op de afsprakenlijst door

de klantmanager vastgelegd worden. In de loop van het traject kunnen bestaande afspraken aangepast of nieuwe afspraken toegevoegd worden. De verzoeker krijgt altijd een afschrift van de afsprakenlijst mee, zodat altijd duidelijk is wat van hem verwacht wordt.

Bij het indienen van een aanvraag wordt ook beoordeeld of de verzoeker in een eventueel voortraject voorafgaand aan de aanvraag zich aan de afspraken heeft gehouden. Is dit niet het geval, dan kan dit eveneens een reden tot niet toelaten vormen.

De afspraken die op de afsprakenlijst kunnen voorkomen en de verzoeker dient na te komen zijn onder andere:

1. Praktische afspraken:

• Workshops

• Financiën/voorzieningen op orde

• Administratie op orde

• Op contactmomenten verschijnen

2. Wettelijke verplichtingen:

• Sollicitatieplicht

• Arbeidsverplichting

• Informatieplicht

3. Medewerkingsverplichting:

• Zich onder hulp/behandeling te stellen

• Zich onder budgetbeheer te stellen

• Zich onder bewindvoering te stellen

Ad 1) De klantmanager Schuldhulpverlening kan het volgen van (één van) de workshops ‘Thuisadministratie’, ‘bereken uw recht’, sollicitatietrainig of andere verplicht stellen. Daarnaast is de verzoeker uiteraard verplicht te verschijnen op alle afspraken, indien hij hiertoe niet door een geldige reden verhinderd is.

Ad 2) Met betrekking tot de informatieplicht en de sollicitatie- en/of arbeidsverplichting is aangesloten bij de WSNP (en de bijbehorende jurisprudentie). De informatieplicht is ook opgenomen in artikel 6 WGS: De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet.

Ad 3) Op grond van artikel 7 eerste lid WGS heeft de klant een medewerkingsverplichting: De verzoeker is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Om een schuldhulpverleningstraject te kunnen laten slagen is in individuele gevallen noodzakelijk dat de verzoeker zich onder behandeling, budgetbeheer en/of bewindvoering laat stellen.

Lid 2

Alle gevallen genoemd onder a tot en met d leiden, zoals blijkt uit de jurisprudentie, tot een weigering tot toelating tot de WSNP.

De opsomming onder a tot en met d is niet limitatief.

Artikel 3

a) Artikel 3 tweede lid WGS: Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval

een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening. De wet noemt hierbij geen termijn. Ook de wetsgeschiedenis geeft geen andere toelichting dan dat het artikel het mogelijk maakt dat personen slechts eenmaal van schuldhulpverlening gebruik kunnen maken(TK 2010-2011, 32 291, nr 24). Het amendement stelde ook voor dat een beroep op schuldhulpverlening niet kan als het wettelijk traject al van toepassing is geweest (met uitzondering van beëindiging door hervatting betalingen of gehele aflossing). Ook hierbij is geen termijn genoemd.

Op grond van artikel 288 tweede lid onder d FW wordt het verzoek afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd omdat alle schulden zijn voldaan, of de schuldenaar in staat is de betalingen te hervatten of omdat de schuldenaar bovenmatige schulden doet of laat ontstaan, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.

Gezien de wettelijke mogelijkheid om na tien jaar weer in aanmerking te komen voor een wettelijk traject is het geheel uitsluiten van recidive met betrekking tot het minnelijk traject te ver strekkend. Het kan een (tweede) aanspraak op het wettelijke traject belemmeren (omdat eerst het minnelijke traject geprobeerd moet zijn), wat blijkbaar niet de bedoeling is geweest van de wetgever, omdat in de WSNP wel een termijn is opgenomen.

b) Artikel 3 derde lid WGS: Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een

persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.

Artikel 288 tweede lid onder d FW: indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift, tenzij de rechter aanleiding ziet een langere termijn in acht te nemen.

Het betreft in deze geldboetes, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, (te betalen) schadevergoeding slachtoffer/benadeelde partij(ook privaatrechtelijk!).

Met betrekking tot fraude is de WGS strenger dat de WSNP. In geval van de WSNP is een strafrechtelijke veroordeling vereist, in geval van de WGS is een bestuurlijke sanctie, dus ook een afstemming inzake de WWB, voldoende. Het afstemmingswaardig gedrag moet dan wel een financiële benadeling voor B&W opleveren, dus er moet teveel uitkering zijn verstrekt.

De strafrechtelijke veroordeling en/of de bestuurlijks sanctie moet onherroepelijk zijn! Dat wil zeggen dat gedurende een bezwaar- en/of beroepsprocedure het minnelijke traject niet op deze grond geweigerd kan worden.

Omdat de gemeente Barneveld een ‘ zero tolerance’ -beleid voert met betrekking tot fraude is in de beleidsregels aangesloten bij de WGS, om de mogelijkheid tot uitsluiting in geval van fraude zo breed mogelijk te maken.

c) Zolang de verzoeker in de situatie verkeert in het geheel geen (aanspraak op) inkomsten te

hebben kan geen minnelijke schuldregeling tot stand komen. Schuldeisers zullen niet akkoord gaan met een voorstel waarin niets afgelost gaat worden.

d) In de WGS is niet expliciet opgenomen dat ondernemers zijn uitgesloten voor

schuldhulpverlening. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de regering van mening is dat gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk kan zijn voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Indien het voortbestaan van een onderneming in gevaar is vanwege te hoog oplopende schulden zal de zelfstandige veelal bij een bank aankloppen om extra krediet. Indien het niet mogelijk is het benodigde extra krediet bij een bank te verkrijgen, kan een zelfstandige beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004(Bbz2004).

In het geval dat de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming kan hij zich wenden tot de gemeente voor schuldhulpverlening. Naar het oordeel van de regering is daarbij een voorwaarde dat de zelfstandige feitelijk met zijn onderneming stopt en zich uitschrijft bij de Kamer van Koophandel.

Ook in de gemeente Barneveld is besloten geen schuldhulpverlening te bieden aan ondernemers. Zij kunnen zich wenden tot de Bbz. Indien de onderneming is beëindigd is een aanspraak op schuldhulpverlening mogelijk. Hierbij is onder andere vereist dat de zelfstandige zich uitschrijft bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 4

Lid 1

In artikel 6 WGS is de informatieplicht van de verzoeker opgenomen. De beleidsregels sluiten aan bij deze wettelijke verplichting.

Lid 2

Zie toelichting bij artikel 2 eerste lid onder c.

Lid 3 en 4

Een verzoek tot toelating tot de WSNP wordt (onder anderen) slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (artikel 288 eerste lid onder c FW).

Hieronder wordt onder meer verstaan dat de schuldenaar alles moet doen wat redelijkerwijs van hem verwacht mag worden, om zijn betaalde arbeid te behouden of, indien hij niet of niet naar zijn volledige arbeidscapaciteit werkt, om betaalde arbeid te vinden en aanvaarden.

In het minnelijke traject wordt eveneens van de verzoeker verwacht dat deze alles doet wat redelijkerwijs van de verzoeker verwacht mag worden, om zijn inkomsten te behouden en/of te vergroten.

Artikel 5

Lid 1

Zie toelichting bij artikel 2, 3 en 4.

Lid 2

Het is niet de bedoeling om minnelijke trajecten te beëindigen als er zich situaties voordoen als genoemd in het eerste lid en dit de verzoeker op geen enkele wijze te verwijten is. Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid is voortzetting van het traject onder omstandigheden ook te rechtvaardigen.

Lid 3

Bij het voordoen van een situatie omschreven in het eerste lid kan een financieel nadeel voor de schuldeisers ontstaan. Om dit financiële nadeel te compenseren wordt de duur van het minnelijke schuldhulpverleningstraject en daarmee de duur van de aflossings-/reserveringsperiode, verlengd tot maximaal 60 maanden.

Als er sprake is van een verminderde verwijtbaarheid moet het financieel nadeel door de verlenging volledig gecompenseerd worden. Wanneer dat door de hoogte van de aflossingscapaciteit in combinatie met de hoogte van het te compenseren financieel nadeel niet mogelijk is, zal er niet worden afgezien van beëindiging.

In geval van afwezigheid van verwijtbaarheid is volledige compensatie niet noodzakelijk.

Lid 4

Het indienen van een bezwaarschrift tegen de verlenging is geen weigering, zolang de verzoeker gedurende het bezwaarproces zijn medewerking wel verleent. Deze bepaling mag de verzoeker zijn recht bezwaar in te dienen niet ontnemen. Let wel: het indienen van bezwaar heeft geen opschortende werking.

Artikel 6

Lid 1

Het toepassen van de hardheidsclausule kan alleen in zeer bijzondere gevallen. Wanneer de hardheidsclausule wordt toegepast moet gemotiveerd worden waarom deze toegepast wordt en welke omstandigheden zich voordoen die daarvoor aanleiding geven.

Lid 2

Indien zich gevallen voordoen die niet opgenomen zijn in de beleidsregels en/of de wet beslist het college. Deze beslissingen dienen gemotiveerd te worden.

Artikel 7 en 8

Behoeven geen toelichting.

[1] LJN: BC9911, Gerechtshof Arnhem

[2] LJN: AE9593, Gerechtshof Arnhem

[3] LJN: AE9745, Gerechtshof Arnhem

[4] LJN: BN2155, Gerechtshof Leeuwarden