Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015

Geldend van 30-12-2014 t/m 31-12-2015

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 18 december 2014

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 december 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, stacaravan, toercaravan, dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • b.

    woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar ander onderkomen, dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en voorzien is van een eigen afsluitbare ingang en een zelfstandig te gebruiken kookgelegenheid en zelfstandig te gebruiken sanitaire voorzieningen;

  • c.

    overige accommodatie: een accommodatie niet vallend onder het begrip ‘kampeermiddel’ of het begrip ‘woning’.

  • d.

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

  • e.

    een particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

  • f.

    bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de woningen daadwerkelijk verblijf plaatsvindt;

  • g.

    bedrijfsmatig geëxploiteerde woning: een woning die door een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

    Artikel 2 Belastbaar feit

    Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

    Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

    Artikel 4 Vrijstellingen

    De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf

    forensenbelasting is verschuldigd.

    Artikel 5 Maatstaf van heffing

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingtijdvak. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

    Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor kampeermiddelen, particulier verhuurde en bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 2.

    Bij de forfaitaire berekening wordt het aantal personen dat heeft overnacht, met betrekking tot particulier verhuurde woningen en bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen bepaald op:

    2 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

    3 personen indien het aantal slaapplaatsen 4 of 5 bedraagt;

    5 personen indien het aantal slaapplaatsen 6 bedraagt;

    7 personen indien het aantal slaapplaatsen 7 of 8 bedraagt;

    9 personen indien het aantal slaapplaatsen 9 of 10 bedraagt;

    11 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 10 bedraagt.

    kampeermiddelen bepaald op:

    2,5 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

    3,5 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 3 bedraagt.

  • 3.

    Het aantal malen dat door de in het tweede lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen bepaald op 120;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in particulier verhuurde woningen bepaald op 90;

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van meer dan drie, doch ten hoogste zes maanden bepaald op 60.

      Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

      In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

      Artikel 8 Belastingtarief

      Het tarief bedraagt per persoon per overnachting in:

      a. een kampeermiddel of een woning: € 1,50;

      b. een overige accommodatie: € 2,40.

      Artikel 9 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het belastingtijdvak, ingeval de belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, een kalendermaand.

    Artikel 10 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van:

    • a.

      voldoening op aangifte voor zover het verschuldigde bedrag daarvan wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5;

    • b.

      aanslag voor zover het verschuldigde bedrag daarvan wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

    Artikel 11 Aangifte

    De belastingplichtige aan wie niet binnen veertien dagen na afloop van het belastingtijdvak een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die termijn bij de heffingsambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

    Artikel 12 Aanslaggrens

    Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan 10 zal of heeft belopen.

    Artikel 13 Termijnen van betaling

  • 1.

    Voor zover de belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, moet de belasting gelijktijdig met de aangifte aan de in artikel 231, tweede lid onderdeel c, van de Gemeenteweet bedoelde gemeenteambtenaar worden betaald.

  • 2.

    Voor zover de belasting wordt geheven bij wege van aanslag als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, moet de aanslag, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald uiterlijk 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    Voor zover een voorlopige aanslag wordt opgelegd als bedoeld in artikel 10, tweede lid, moet de aanslag, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald uiterlijk 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

    Artikel 14 Kwijtschelding

    Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

    Artikel 15 Aanmeldingsplicht

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de heffingsambtenaar.

    Artikel 16 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2.

    Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft ten minste gegevens betreffende:

    • o

      naam en woonplaats;

    • o

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • o

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

      Artikel 17 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders

      Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

      Artikel 18 Overgangsrecht

      De ‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014’ van 19 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

      Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

    Artikel 20 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2015”.

    Aldus vastgesteld in de openbare

    raadsvergadering van 18 december 2014

    H.C.A. Kolen, J. Rijpstra,

    griffier voorzitter