Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 17 december 2015

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015;

gelet op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

    Artikel 3 Belastingplicht

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

    Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

    1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien dat perceel op

    1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt,

    bij de aanvang van de belastingplicht:

    a. wordt gebruik door één persoon: € 172,32;

    b. wordt gebruikt door meer dan één persoon: € 272,16;

    c. niet permanent mag worden bewoond: € 172,32.

    2. Indien op verzoek aan een particuliere huishouding een extra container

    van 140 of 240 liter ter beschikking wordt gesteld, worden de tarieven

    genoemd in het eerste lid per extra container verhoogd met: € 182,04.

    3. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden bedraagt de belasting

    voor het op aanvraag omwisselen:

    a. van een 140 liter container voor restafval naar een 240 liter container

    voor restafval, per keer € 25,00;

    b. van een 240 liter container voor groente-, fruit- en tuinafval naar een

    140 liter container voor groente-, fruit- en tuinafval, per keer € 25,00;

    c. van een 240 liter container voor restafval naar een 140 liter container

    voor restafval, per keer € 0,00;

    d. van een 140 liter container voor groente-, fruit- en tuinafval naar een

    240 liter container voor groente-, fruit- en tuinafval, per keer € 0,00.

    4. De in de voorgaande leden genoemde bedragen zijn inclusief omzetbelasting

    indien deze verschuldigd is.

    Artikel 5 Belastingjaar

    Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

    Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

    Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

    Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, worden betaald uiterlijk 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 1.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de afvalstoffenheffing worden betaald, ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 8 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

    Artikel 9 Kwijtschelding

    Bij de invordering van de afvalstoffenheffing bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, wordt geen kwijtschelding verleend.

    Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

    Artikel 11 Overgangsrecht

    De “Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2015” van 18 december

    2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van

    ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten

    die zich voor die datum hebben voorgedaan.

    Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

    Artikel 13 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening afvalstoffenheffing Noordwijk 2016”.

    Aldus vastgesteld in de openbare

    raadsvergadering van 17 december 2015

    R.S. van Belzen, J. Rijpstra,

    griffier voorzitter