Aanschrijving rente-bestanddeel begrepen in uitkeringen van kapitaalverzekering

Geldend van 03-05-1973 t/m heden

Intitulé

rente-bestanddeel begrepen in uitkeringen van kapitaalverzekering

Ik heb de eer U het volgende te berichten/te verzoeken:

Mij is gebleken, dat het op deze inspectie practisch niet voorkomt, dat het rente-bestanddeel begrepen in uitkeringen van kapitaalverzekeringen belast wordt. Dit vindt vooral zijn oorzaak in het feit, dat de Inspectie meestal onkundig is van het plaatsvinden van een uitkering van kapitaalverzekering.

Het is in ieder geval niet in discussie, dat een dergelijk rente-bestanddeel valt onder de algemene omschrijving van de aanhef van artikel 5 van de landsverordening inkomstenbelasting l943.

Deze landsverordening geeft geen voorschriften met betrekking tot de berekening van de hoogte van het rente-bestanddeel.

Een practische methode - mede door het feit, dat deze methode bijna altijd in het voordeel van belastingplichtige is - is de wijze van berekening als omschreven in artikel 33 lid 4 van het vóór 1965 in Nederland van kracht geweest zijnde “Besluit op de inkomstenbelasting l941”.

Dit lid bepaalt: “Het bedrag der interessen, begrepen in kapitaaluitkeringen uit levensverzekering, wordt voor elk vol jaar van de looptijd van de verzekering gesteld op driekwart ten honderd van de verzekerde som, met dien verstande, dat niet meer dan vijfentwintig jaar in aanmerking worden genomen. Genoemd percentage wordt tot anderhalf verhoogd indien een koopsom is gestort, tenzij het een collectieve verzekering betreft.”

Ik verzoek U dan ook, in den vervolge de bovenstaande wijze van berekening toe te passen. Uiteraard staat het een belastingplichtige vrij, aan te tonen, dat een door hem overgelegde wijze van berekening juister is; de berekening als hierboven vermeld, heeft geen rechtskracht, doch is een regel, die makkelijk hanteerbaar is in de praktijk van de aanslagregeling.

U kunt, indien U daartoe aanleiding ziet, de inhoud van deze missive aan belanghebbenden mededelen.