Regeling vervallen per 17-01-2014

Beleidsregel Participatie en Burgerschap

Geldend van 15-09-2007 t/m 16-01-2014

Intitulé

Beleidsregel Participatie en Burgerschap

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van 16 april 2007, nummer 07JOS05187;

gelet op artikel 4 van de Subsidieverordening Rotterdam 2005;

overwegende dat het wenselijk is om voor de beleidsdoelen Participatie en Burgerschap beleidsregels vast te stellen;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel Participatie en Burgerschap

1. Inleiding

De subsidieregeling Participatie & Burgerschap 2007–2010 is een onderdeel van het bredere Participatiebeleid van de gemeente. De beleidsdoelen staan beschreven in de kadernota Stadsburgerschap: het motto is meedoen. Het subsidiebeleid hangt samen met de doelen in deze kadernota.

Zoals in de kadernota stadsburgerschap wordt aangegeven, is het motto: “Rotterdammers zijn wereldburgers. Maar Rotterdammers zijn óók stadsburgers. Hoe verschillend zij allemaal ook zijn, één ding bindt hen: het feit dat ze Rotterdammers zijn”. Stadsburgerschap vraagt om een respectvolle onderlinge omgang tussen mensen. Kort gezegd betekent het dat mensen zich houden aan wet- en regelgeving en dat ze noodzakelijke normen en waarden in acht nemen en delen.

Het college wil die normen en waarden actief uitdragen en daarmee doen we een Rotterdams appel op alle Rotterdammers en het maatschappelijk middenveld om:

  • -

    verantwoordelijkheid te nemen voor de stad en elkaar niet te discrimineren;

  • -

    Nederlands als gemeenschappelijke taal te gebruiken;

  • -

    geen radicalisering en extremisme en geen geweld in woord en daad zoals eerwraak en vrouwenbesnijdenis te accepteren;

  • -

    kinderen op te voeden tot volwaardige burgers;

  • -

    vrouwen gelijk aan mannen en met respect te behandelen;

  • -

    homoseksuelen gelijk aan heteroseksuelen en met respect te behandelen;

  • -

    (anders-)gelovigen en niet-gelovigen gelijk en met respect te behandelen.

Deze uitgangspunten gelden dan ook als voorwaarde voor alle subsidieverleningen, aansluitend bij artikel 12 van de uitvoeringsregeling SVR2005.

In de nota stadsburgerschap zijn elf actiepunten opgenomen. Niet alle actiepunten in de nota lenen zich voor subsidiering. Diverse actiepunten vergen uitvoering door de gemeente zelf, bijvoorbeeld het diversiteitsbeleid bij de gemeente, of samenwerking met partners op andere manieren dan via subsidieverlening. Subsidie is daarmee slechts een van de instrumenten om onderdelen van de nota Stadsburgerschap uit te voeren. In deze subsidieregeling wordt aangegeven voor welke activiteiten de gemeente subsidie beschikbaar stelt in het kader van stadsburgerschap.

Die activiteiten kunnen heel uiteenlopend zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om trainingen of cursussen, themabijeenkomsten, radioprogramma’s, uitwisselingsprojecten of bewustwordingstrainingen. Ook het toegankelijker maken van algemene voorzieningen en het opheffen van andere belemmeringen en drempels, het adviseren over (gemeentelijk) beleid, deskundigheidsbevordering of bijdragen aan de dialoog tussen doelgroepen en de gemeente, kunnen bijdragen aan de doelen van stadsburgerschap. De activiteiten kunnen dus allerlei vormen hebben, maar belangrijk is dat een activiteit nooit op zich staat, maar bijdraagt aan toegankelijkheid enerzijds, of anderzijds aan de ontplooiing van Rotterdamse burgers ten einde volwaardig burgerschap te kunnen uitoefenen en dus te participeren, niet alleen individueel of binnen de eigen groep, maar in de context van de diverse Rotterdamse samenleving. Verbondenheid tussen Rotterdammers onderling staat centraal. Verbondenheid tussen verschillende culturen. Verbondenheid tussen burger en bestuur. Verbondenheid tussen specifieke groepen en algemene voorzieningen. Een verdere omschrijving van de doelen en de prestatievelden voor subsidieverlening is opgenomen in respectievelijk artikel 3 en 5.

Met het subsidiebeleid Participatie & Burgerschap, zoals dat in deze regeling wordt uitgewerkt, geeft het college conform artikel 4 van de SVR2005, een nadere invulling aan de algemene verordening subsidieverordening en stelt nadere beleidsregels vast op het gebied van:

  • -

    Participatie en inburgeringsondersteuning : beleidsdoel en omschrijving van het beleidsdoel als bijlage bij de begroting 2007, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 09-11-2006;

  • -

    Vormings- en Ontwikkelingswerk : beleidsdoel en omschrijving van het beleidsdoel als bijlage bij de begroting 2007, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 09-11-2006.

Deze subsidieregeling vervangt daarmee het oude subsidiebeleid en subsidieregelingen op het gebied van:

  • -

    Inburgering: geen bestaande regeling na 31 december 2006 (subsidieregeling oudkomers en educatie 2006, op basis van B&W-besluit aanbestedingsprocedure oudkomers 2006, loopt tot en met 2006);

  • -

    Educatie: geen bestaande regeling na 31 december 2006 (Raamovereenkomst educatie 2004-2006 loopt tot en met 2006);

  • -

    Integratie: Stimuleringsbudget Integratie 2005–2006, vastgesteld door B en W op 8 november 2005. Dit budget heeft een looptijd tot 31 december 2006;

  • -

    Vrouwenemancipatie: Plan van aanpak- naar een doelgericht vrouwenemancipatiebeleid, 2005-2008, vastgesteld door de gemeenteraad 3 februari 2005;

  • -

    homo/lesbische emancipatie : geen bestaande regeling na 31 december 2006 (Actieprogramma vrouwenemancipatie en homo-lesbische emancipatie 2003-2006 'Emanciperen doe je niet alleen’ en bijbehorende subsidiekader vastgesteld door B en W op 22 april 2003);

  • -

    culturele minderheden : beleids- en uitvoeringsregels Subsidieverlening Stedelijk Welzijn, vastgesteld door B en W op 20 september 2002;

  • -

    vorming en ontwikkelingswerk: geen nader uitgewerkte regelingen;

  • -

    nieuwe media: geen bestaande regeling na 31 december 2006 (besluit “Verdere uitvoering E-centr@ op school 2005–2006”, vastgesteld door B en W op 5 juli 2005; dit budget heeft een looptijd tot eind 2006);

met ingang van de inwerkingtreding van de subsidieregeling Participatie & Burgerschap. Alleen voor de nieuwe, in deze subsidieregeling opgenomen, prestatievelden kan vanaf dat moment dus subsidie wordt verleend (zie ook artikel 6g van deze regeling).

Met het samenbrengen van verschillende beleidsonderdelen in één subsidieregeling wordt vorm gegeven aan de ambitie van het college en de raad om meer samenhang te brengen in het subsidiebeleid op het gebied van participatie, emancipatie, integratie en inburgering, aansluitend bij de inhoudelijke doelen van stadsburgerschap. Daarnaast sluit een integraal subsidiebeleid op deze terreinen beter aan bij de maatschappelijke werkelijkheid, waar de ontwikkelingsbehoeften van burgeres en de activiteiten van organisaties in het veld zich vaak strekken over meerdere van de voorheen losstaande beleidsvelden.

In de subsidieregeling Participatie & Burgerschap is de centrale leidraad, het creëren van binding en verbondenheid tussen verschillende groepen Rotterdammers en de competenties die nodig zijn om succesvol met elkaar samen te leven en te mee te doen in de Rotterdamse samenleving. In de kadernota Stadsburgerschap worden deze doelen globaal omschreven. In deze subsidieregeling worden alleen de onderdelen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd nader afgebakend, toegelicht en uitgewerkt (aanbesteding, beurzen, contracten, e.d. vallen dus niet onder de subsidieregeling). Subsidiëring geschiedt op basis van activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelen van Stadsburgerschap en er wordt afgerekend op prestaties.

2. Formele regels

Uitvoeringsregels, zoals de formele criteria waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen, het aanvragen van subsidie via vastgestelde formulieren, et cetera, volgen direct uit de SVR2005, die de basis vormt voor deze subsidieregeling. Hier wordt in deze subsidieregeling dus niet uitgebreid op in gegaan, maar verwezen naar de SVR2005.

a. Gemeentelijk beleidskader

De kadernota “Stadsburgerschap: het motto is meedoen” vormt de grondslag voor de subsidieregeling.

b. Juridische grondslag van de subsidie

Juridische grondslag: Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) en Subsidieverordening Rotterdam (SvR2005), de daaronder liggende uitvoeringsregels en controleprotocollen.

c. Beschikbaar budget

Het beschikbare budget wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld tijdens de behandeling van de gemeentebegroting. Het totale budget wordt uitgesplitst naar prestatievelden.

d. Subsidieplafond

Het subsidieplafond valt samen met het beschikbaar subsidiebudget en wordt jaarlijks vastgesteld na besluitvorming over de gemeentebegroting, in de vorm van een nadere regeling. Na vaststelling wordt het subsidieplafond zo spoedig mogelijk gepubliceerd op de website van JOS. Het totale budget voor het subsidiedoel participatie wordt uitgesplitst naar de prestatievelden in deze subsidieregeling.

e. Type subsidie

Uitgangspunt voor alle subsidies is een prestatiesubsidie. In bepaalde gevallen kan bij incidentele aanvragen tot € 10.000,- een waarderingssubsidie worden verleend. Budgetsubsidies en investeringssubsidies worden slechts verleend als sprake is van een gemotiveerde uitzondering op het leveren van prestaties. Exploitatiesubsidies worden op grond van deze subsidieregeling niet verstrekt.

3. Doelstellingen subsidie

In de kadernota Stadsburgerschap: het motto is meedoen, worden de doelen en de acties die het college wil realiseren nader omschreven. Bijdrage aan de doelstellingen die in de kadernota worden genoemd, vormt de basis voor subsidieverlening: aansluitend bij het beleid en de acties in de kadernota, worden subsidies beschikbaar gesteld door de gemeente. Indien actiepunten uit de nota Stadburgerschap verder zijn uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s of anderszins, geldt dat deze beleidsstukken mede de basis vormen voor beoordeling van de subsidies.

In het beleid van het college staat het bevorderen van participatie en binding centraal. Stadsburgerschap kan daartoe een belangrijke aanzet geven. Het stimuleren van de volgende elementen van stadsburgerschap, uit de nota Stadsburgerschap zijn daarbij essentieel:

  • -

    trots op de stad

  • -

    wederkerigheid

  • -

    identiteit

  • -

    participatie

  • -

    normbesef

Om stadsburgerschap te realiseren gaat het college bij de uitvoering van het beleid inzetten op het stimuleren en ondersteunen van het proces:

  • -

    We brengen meer samenhang aan in de maatregelen op het gebied van integratie, emancipatie en participatie. Stadsburgerschap is de ‘paraplu’ boven het beleid en alle activiteiten op deze gebieden.

  • -

    We betrekken burgers bij de uitwerking van stadsburgerschap. De inbreng van Rotterdammers is de basis van onze uitvoering.

  • -

    We werken samen met organisaties in het maatschappelijk middenveld. We maken afspraken over hun bijdrage aan stadsburgerschap.

  • -

    We geven mensen en organisaties ruimte om keuzes te maken. Dat hoeven niet altijd juiste keuzes te zijn – stadsburgerschap leer je immers met vallen en opstaan. Daarom stellen we ‘experimenteergeld’ beschikbaar. Om nieuwe, experimentele wegen mogelijk te maken.

  • -

    We kunnen leren van andere steden in Europa. Veel van de problemen in Rotterdam hebben een Europese dimensie. Het is van groot belang ‘voeling’ te houden met Europa.

  • -

    In onze communicatie zullen wij stelselmatig het belang van stadsburgerschap en van meedoen in de Rotterdamse samenleving benadrukken.

a. Doelgroep

Gezien de doelstellingen van het beleid participatie en burgerschap kan subsidie beschikbaar gesteld worden voor activiteiten gericht op alle doelgroepen Rotterdammers. Subsidie kan aangevraagd worden door (rechts)personen, conform artikel 3 en artikel 5 van de SvR2005. Ook rechtspersonen met een levensbeschouwelijke achtergrond komen in aanmerking voor subsidie, mits de instelling voldoet aan de vereisten van democratisch functioneren (artikel 11 en 12 uitvoeringsregeling SvR2005).

b. Verdeelsleutel

Subsidies kunnen aangevraagd worden voor een kalenderjaar of een bepaalde projectperiode. Daarbij worden de termijnen gehanteerd als genoemd in artikel 6 en 8 SvR2005. Indien en zolang het subsidieplafond nog niet is bereikt, kunnen aanvragen voor een bepaalde periode in het betreffende kalenderjaar, gedurende het hele jaar worden ingediend. Deze verdeelsleutel geldt voor alle prestatievelden in deze subsidieregeling, tenzij in nadere regelingen anders wordt bepaald.

Separate budgetten worden vastgesteld op elk van de zes prestatievelden in deze subsidieregeling. De prestatievelden voor het nieuwe subsidiebeleid zijn:

  • a.

    Nederlands leren

  • b.

    Rotterdam Idee

  • c.

    Non formele educatie

  • d.

    Emancipatie

  • e.

    Anti-discriminatie

  • f.

    Stimuleringsinitiatieven stadsburgerschap

4. Subsidievoorwaarden

De doelen van het subsidiebeleid Participatie & Burgerschap zijn afgebakend. Het hele collegebeleid is gericht op het bevorderen van participatie en binding. Deze ambitie is in de praktijk van het gemeentelijk beleid verdeeld over verschillende beleids- en subsidiedoelen. Subsidiering vindt primair plaats door de beleidsverantwoordelijke dienst of deelgemeente waar de activiteiten betrekking op hebben. Participatie en Burgerschap is een stimuleringsbeleid, specifiek gericht op de doelstellingen die in de kadernota Stadsburgerschap genoemd zijn. Een aantal basisregels geldt om voor subsidieverlening op basis van deze regeling in aanmerking te komen.

Subsidie wordt niet verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

  • ·

    qua inhoud primair onder de beleidsverantwoordelijkheid vallen van een ander beleidsveld;

  • ·

    qua inhoud/werkveld primair onder de verantwoordelijkheid van de deelgemeente vallen;

  • ·

    via Europese aanbesteding worden ingekocht (bv. inburgeringstrajecten);

  • ·

    al – in voldoende mate - bestaan in de stad en geen duidelijke meerwaarde hebben ten opzichte van het bestaande aanbod;

  • ·

    niet als hoofddoel hebben of daadwerkelijk bijdragen aan het bevorderen van participatie in de Rotterdamse samenleving en stadsburgerschap; mono-etnische activiteiten die naar binnen gericht zijn komen dus niet, of slechts tijdelijk als aantoonbare opstap naar bredere participatie in de samenleving, in aanmerking voor subsidie;

  • ·

    een puur entertainend karakter hebben, zoals feesten, jubilea, (religieuze) vieringen of festivals, subsidie wordt alleen verleend op inhoudelijke gronden;

  • ·

    niet passen binnen de collegeprioriteiten en de kadernota Stadsburgerschap;

  • ·

    niet voldoen aan de voorwaarden zoals vastgesteld in de SvR2005.

De SvR2005 en de daarbij behorende uitvoeringsregeling legt de verplichting op dat gestuurd wordt op efficiency, dat wil zeggen dat het gewenste resultaat tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding wordt bereikt. Daarom is het noodzakelijk dat:

  • ·

    uit het subsidieverzoek en uit het financieel jaarverslag blijkt hoe de verhouding is tussen de directe uitvoeringskosten van de activiteiten en de aan de activiteit toegerekende overheadkosten;

  • ·

    uit het subsidieverzoek en uit het financieel jaarverslag blijkt wat de kosten van de activiteit zijn, berekend per eenheid product.

De hieruit voortkomende informatie zal meegenomen worden in de beoordeling van het subsidieverzoek. Voor organisaties met betaalde krachten geldt dat strengere kwaliteitseisen gesteld worden dan aan puur vrijwilligersorganisaties.

Voorts wordt meegenomen bij de beoordeling van het subsidieverzoek:

  • ·

    de samenwerking met andere organisaties of partners;

  • ·

    de structurele verankering van de resultaten;

  • ·

    de mate waarin kan worden aangetoond dat de activiteit bijdraagt aan participatie & burgerschap;

  • ·

    de noodzaak van subsidiering.

  • ·

    Bevordering van taalvaardigheid en het daadwerkelijk gebruiken van de Nederlandse taal vormt een van de belangrijke voorwaarden voor het welslagen van het beleid gericht op Stadsburgerschap. Dit houdt niet op met het afronden van het inburgeringstraject en het slagen voor het inburgeringsexamen: doel is immers blijvende participatie in de samenleving. Dit sluit goed aan bij het doel om sociale competenties van burgers te verhogen. Het is van belang dat mensen die een inburgerinstraject met goed resultaat hebben voltooid gestimuleerd worden de Nederlandse taal ook in de dagelijkse omgang te (blijven) gebruiken. Deelname aan activiteiten en projecten binnen het kader van de subsidieregeling Participatie en Burgerschap kan een stimulans betekenen zowel waar het gaat om het verder ontwikkelen van taalvaardigheid als in de ontwikkeling van sociale competenties. De deelname van voormalige inburgeraars en mensen met een gebrekkige taalvaardigheid aan activiteiten, wordt meegenomen in de beoordeling van een subsidieverzoek.

5. Omschrijving prestatievelden

Centraal bij alle prestatievelden staat het doel om de sociale competenties van burgers te verhogen, die het maatschappelijk functioneren en de participatie in de Rotterdamse samenleving bevorderen. Dat wil dus zeggen de competenties die mee helpen aan de vorming en ontwikkeling van burgers om zich sociaal adequaat en democratisch op te stellen, en te gedragen, in de samenleving. Stadsburgerschap betekent immers dat we willen dat mensen niet alleen fysiek inwoner zijn van Rotterdam, maar ook actieve en betrokken, verantwoordelijke burgers. Daarnaast is het van belang om belemmeringen die participatie in de weg staan weg te nemen en de toegankelijkheid van voorzieningen voor alle Rotterdammers te bevorderen.

Prestatievelden:

  • a.

    Nederlands leren

  • b.

    Rotterdam Idee

  • c.

    Non formele educatie

  • d.

    Emancipatie

  • e.

    Anti-discriminatie

  • f.

    Stimuleringsinitiatieven stadsburgerschap

a. Nederlands leren

De inkoop van inburgerings- en educatietrajecten vormt geen onderdeel van het subsidiebeleid. Nederlands leren richt zich als subsidiedoel vooral op activiteiten voor- en na het traject.

Uitsluitend incidentele subsidieaanvragen komen in aanmerking binnen het prestatieveld Nederlands leren.

Op basis van het gemeentelijke beleid, kunnen organisaties van 2007-2010 voor de volgende activiteiten subsidie aanvragen:

  • 1

    Werving en toeleiding naar een inburgerings- of educatietraject

  • 2

    Duurzame participatie na het traject

  • 3

    Vernieuwende projecten

Participatie en de vorming van ketens tussen verschillende organisaties staan centraal.

Het subsidieplafond wordt vastgesteld volgens artikel 2c en 2d van deze regeling. Een indicatie van het totale jaarlijkse subsidieplafond voor Nederlands leren van 2008-2010 per jaar is: € 450.000,-.;

Beschrijving van activiteiten, die voor subsidiering in aanmerking komen, met de plafonds en inhoudelijke voorwaarden:

1. Ontwikkeling van een wervings- en toeleidingsmethode voorafgaand aan inburgering- en educatietrajecten, die breder toepasbaar is dan alleen bij de subsidie-aanvrager

Inhoudelijke voorwaarden:

  • ·

    Aantoonbare ketenvorming;

  • ·

    De beschrijving van de methode wordt na afloop van het project aan de gemeente aangeboden;

  • ·

    De methode is vernieuwend.

2. Het bieden van duurzame participatie na afloop van een inburgerings- of educatieproject

Inhoudelijke voorwaarden:

  • ·

    Aantoonbare ketenvorming;

  • ·

    Individuele begeleiding van de deelnemers;

  • ·

    Participatie wordt per deelnemer aangetoond;

  • ·

    Projecten hebben een duidelijke meerwaarde ten opzichte van reeds bestaande instellingen, activiteiten en methodes in de stad.

3. Aanbieden van vernieuwende projecten met een meerwaarde op beleidsterrein van inburgering en/of educatie

Inhoudelijke voorwaarden:

  • ·

    Projecten vallen niet onder de onderwerpen van activiteit A of B;

  • ·

    Aantoonbare ketenvorming;

  • ·

    Projecten zijn vernieuwend hebben een duidelijke meerwaarde ten opzichte van reeds bestaande instellingen, activiteiten en methodes in de stad.

Technische voorwaarden voor alle subsidieactiviteiten:

  • ·

    Aan een (rechts)persoon wordt per kalenderjaar maximaal 1 subsidieaanvraag gehonoreerd.

  • ·

    Projecten waarvoor een subsidie-aanvraag wordt ingediend, hebben maximaal een looptijd van één jaar.

b. Rotterdam Idee

Voor de uitvoering van buurt- en wijkgerichte programma’s en het stimuleren van burgerinitiatieven is een aparte regeling via Rotterdam Idee ingesteld. De voorwaarden om voor financiële bijdragen op grond van dit beleidsdoel in aanmerking te komen, zijn uitgewerkt in het programma Rotterdam Idee. Daarom vallen ze buiten deze subsidieregeling en wordt verwezen naar de separate regelingen die ten behoeve van dit beleidsdoel zijn vastgesteld.

c. Non formele educatie

Het subsidieplafond wordt vastgesteld volgens artikel 2c en 2d van deze regeling. Een indicatie van het totale jaarlijkse subsidieplafond voor non formele educatie van 2008-2010 per jaar is: € 1.600.000,-.;

Bij non formele educatie staat het beleidsdoel vorming & ontwikkeling centraal: Rotterdammers moeten zich hun hele leven lang kunnen blijven ontwikkelen. Om deze doelstelling te realiseren, wordt voor activiteiten die zich richten op vorming en ontwikkeling subsidie beschikbaar gesteld. Vorming en ontwikkeling draagt bij aan stadsburgerschap door de verdere ontwikkeling en kennis, inzicht vaardigheden en houdingen van volwassenen, gericht op bewustwording van zichzelf in hun situatie en verbetering van de mogelijkheden tot beïnvloeding daarvan en tot deelname aan de samenleving. Bij vormings- en ontwikkelingswerk gaat het niet zozeer om cognitieve, individuele of diplomagerichte educatieve activiteiten, maar veeleer om zelfontplooiing in een maatschappelijke context, om solidariteit, om versterking van de eigen positie en in samenhang daarmee om maatschappelijke veranderingen.

Activiteiten komen in aanmerking voor subsidie als ze gericht zijn op, of een bijdrage leveren aan:

·zelfontplooiing (niet diplomagerichte educatie) en bewustwording (van mensen van zichzelf en hun omgeving en verantwoord burgerschap, duurzaamheid, respect voor andere culturen en kennis van internationale vraagstukken), door het ontwikkelen van individuele of sociale competenties, die het maatschappelijk functioneren en de participatie in de Rotterdamse samenleving bevorderen.

d. Emancipatie

Het subsidieplafond wordt vastgesteld volgens artikel 2c en 2d van deze regeling. Een indicatie van het totale jaarlijkse subsidieplafond voor emancipatie van 2008-2010 per jaar is: € 1.600.000,-.;

Emancipatie betekent oorspronkelijk ‘vrij maken’ (van het oude Latijnse

e manu: uit handen geven, vrij zenden van slaven). Emancipatie wordt tegenwoordig meer geassocieerd met ‘ontwikkeling’ en ‘ontplooiing’, individuele keuzevrijheid, en voornamelijk: de emancipatie van vrouwen. Vrouwen hebben ondanks jarenlange emancipatie nog vaak minder keuzemogelijkheden, minder vrijheden dan mannen. Het tegengaan van ongelijkheid in de samenleving kan niet alleen door verwijzing naar de formele wetgeving in Nederland. Verschillen in de samenleving zijn vaak diepgeworteld en verstrengeld met opvattingen en denkbeelden over rolpatronen, identiteit, zelfwaardering en daarbij behorende keuzemogelijkheden. Bewustwording en emancipatie gaan hand in hand. Belemmeringen en taboes die een volwaardige participatie van individuen of groepen in de weg staan worden bespreekbaar gemaakt zonder groepen te stigmatiseren. Maatschappelijk debat en bewustwording over ongelijke behandeling, rolpatronen, etc., die de participatie belemmeren zijn dan ook van wezenlijk belang om participatie te bevorderen. Emancipatie van groepen die een dubbele achterstand hebben, bijvoorbeeld allochtone vrouwen, of homoseksuele allochtonen, krijgt de prioriteit.

Activiteiten komen in aanmerking voor subsidie als ze gericht zijn op, of een bijdrage leveren aan:

  • ·

    het bespreekbaar maken van taboeonderwerpen zoals huiselijk geweld, uithuwelijken en seksualiteit;

  • ·

    het bevorderen van de maatschappelijke en economische participatie van vrouwen uit achterstandposities door middel van:

    • o

      het gegeven van trainingen, cursussen en themabijeenkomsten;

    • o

      het ontwikkelen van buddyprojecten;

    • o

      het linken van vrouwen aan bestaande maatschappelijke organisaties of voorzieningen;

  • ·

    het betrekken van verschillende vrouwen bij de achterstanden van geïsoleerde vrouwen;

  • ·

    het geven van voorlichting over gelijkheid tussen mannen en vrouwen;

  • ·

    het organiseren van een ludiek evenement om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te promoten;

  • ·

    het uitvoeren van projecten die tot doel hebben om opvoeders bewust te maken van gender bewust opvoeden;

  • ·

    het wegwerken van intolerantie jegens homoseksuelen in de samenleving;

  • ·

    het verbeteren van de positie van allochtone homoseksuele mannen en lesbische vrouwen;

e. Anti–discriminatie

Het subsidieplafond wordt vastgesteld volgens artikel 2c en 2d van deze regeling. Een indicatie van het totale jaarlijkse subsidieplafond voor anti-discriminatie van 2008-2010 per jaar is: € 1.600.000,-.

Bewustwording rondom het tegengaan van discriminatie heeft het college als een van de prioriteiten benoemd. Naast het in algemene zin bevorderen van democratisch burgerschap wordt daarom extra aandacht besteed aan het bevorderen van programma’s gericht op het tegengaan van discriminatie op basis van ras, nationaliteit, sekse, seksuele gerichtheid, geloofsovertuiging, handicap en leeftijd. Aan de voorkant verwijdering voorkomen is beter dan achteraf een kloof proberen te dichten. In een democratische samenleving hoort geen discriminatie, en discriminatie is ook een grote belemmering voor participatie, voor de mogelijkheid om mee te doen en je als volwaardig lid van de samenleving te ontwikkelen. Naast repressie (discriminatie is immers bij wet verboden) en het afdoen van klachten behoort de ontwikkeling van kennis en vaardigheden tot de kern van het beleid.

Projecten komen in aanmerking voor subsidie als ze:

  • ·

    bijdragen aan het bestrijden van discriminatie door behandeling van klachten/meldingen, verstrekken van informatie, monitoren en beleidsbeïnvloeding;

  • ·

    bijdragen aan de bewustwording rondom discriminatie, door uitleg over de discriminatie, gelijkheids- en vrijheidsrechten, de verschillende discriminatiegronden, de algemene wet gelijke behandeling, het wederzijdse profijt van grondrechten, etc.;

  • ·

    het ontwikkelen en uitvoeren van trainingen gericht op het vergroten van weerbaarheid tegen discriminatie, het onderkennen van discriminerend handelen, het bijdragen aan tolerantie en wederzijds respect.

f. Stimuleringsinitiatieven stadsburgerschap

Het subsidieplafond wordt vastgesteld volgens artikel 2c en 2d van deze regeling. Een indicatie van het totale jaarlijkse subsidieplafond voor stimuleringsinitiatieven stadsburgerschap van 2008-2010 per jaar is:

€ 2.500.000,-.

Bij het prestatieveld stimuleringsinitiatieven stadsburgerschap ligt de focus op het creëren van toegankelijkheid en verbondenheid en de actiepunten uit de nota stadsburgerschap “voorzieningen toegankelijk voor alle Rotterdammers, benutten van de kracht van de stad en het sluiten van vitale coalities en het stimuleren van dialoog”. Belangrijk hierbij zijn de centrale uitgangspunten van het stadsburgerschap: trots op de stad, wederkerigheid, identiteit, participatie en normbesef. Het college stelt subsidie beschikbaar als “experimenteergeld” om op nieuwe manieren stadsburgerschap te stimuleren.

Projecten / activiteiten komen in aanmerking voor subsidie als ze bijdragen aan:

1) Toegankelijkheid

Voorzieningen moeten goed toegankelijk zijn en burgers moeten op de hoogte zijn van welke voorzieningen en mogelijkheden de gemeente hen biedt ter ondersteuning van hun ontwikkeling en participatie in de maatschappij. Het gaat om deelname aan de algemene voorzieningen en deze voorzieningen op die manier ook zoveel mogelijk toegankelijk te maken voor alle Rotterdammers, door middel van diversiteit / mainstreaming, informatievoorziening en bruggen slaan. Het subsidiëren van allerlei separate organisaties die sterk intern gericht zijn past hier dus niet bij.

Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie, zijn innovatieve pilots waarbij het initiatief van Rotterdammers voorop staat, gericht op:

  • ·

    het beter organiseren van toeleiding / bereik / brugfunctie / doorverwijzen, teneinde het gebruik van alle groepen van algemene instellingen te bevorderen, de toegankelijkheid van deze instellingen te verhogen en vraag en aanbod beter samen te brengen.

  • ·

    Activiteiten van zelf- of migranten(vrouwen)organisaties die een brugfunctie vervullen voor personen die door het algemene beleid onvoldoende bereikt worden. Dat wil dus zeggen dat concreet sprake moet zijn van toeleiding / doorverwijzing naar de algemene instellingen / algemene activiteiten; een traject kan maximaal zes maanden duren en er wordt afgerekend op concreet behaald resultaat.

  • ·

    gericht inzetten van (nieuwe) media en intermediairs om een beter bereik te realiseren en een brug te slaan van potentiële gebruikers van een concreet aanbod naar de aanbieders daarvan; bijvoorbeeld audiovisuele voorlichtingsprogramma’s, internet, telefoon, radio, periodieken, doelgroepenmedia, zelforganisaties, etc.; de relatie met de gebruikersdoelgroep is van nature altijd tijdelijk van aard, het doel is immers succesvol een brug te slaan.

  • ·

    Activiteiten / projecten die gericht zijn op het doen van aanbevelingen voor het toegankelijker maken van instellingen te maken voor een pluriform publiek (diversiteit/mainstreaming)

  • ·

    Het leveren van deskundige input aan de gemeente, bijvoorbeeld in de vorm van adviezen of door het inzetten van ervaringsdeskundigen of experts, over hoe de doelen van diversiteit / mainstreaming, informatievoorziening en bruggen slaan, beter kunnen worden bereikt.

2) Verbondenheid

Verbondenheid staat voor het gevoel van mensen dat ze iets gemeenschappelijks hebben, waarderen of nastreven. Het gaat dus niet om ontmoeting sec, maar om daadwerkelijk contact te maken en het ontwikkelen van nieuwe, afkomstoverstijgende, gezamenlijke identiteiten, onderlinge solidariteit en een gezamenlijke toekomst. Verbondenheid kun je niet van bovenaf op leggen. Dat is iets wat je moet (gaan) voelen. Rotterdammers kunnen met elkaar (nieuwe) initiatieven ontwikkelen, die bijdragen aan dat gevoel van verbondenheid.

Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie, zijn innovatieve pilots waarbij het initiatief van Rotterdammers voorop staat, gericht op:

  • ·

    het ontwikkelen en creëren van overkoepelende identiteiten waarmee verbinding tussen mensen (ondanks bijvoorbeeld verschillen in etnische of sociale achtergrond of seksuele geaardheid) wordt gecreëerd;

  • ·

    etaleren van positieve voorbeelden of een positief voorbeeld stellen voor een gedeelde Rotterdamse toekomst (ipv. de nadruk op een verdeeld verleden). Bijvoorbeeld interetnische samenwerking op basis van gemeenschappelijke interesses, gemengde projecten op basis van ouderschap, of interculturele studentenactiviteiten;

  • ·

    het ontwikkelen van nieuwe ideeën op het gebied verbondenheid / gemeenschappelijkheid;

  • ·

    bewustwording of kennisoverdracht waarbij wordt bijdragen aan het creëren of stimuleren van verbondenheid.

3) Dialoog

Aansluitend en aanvullend op programma’s als Mensen maken de Stad, Rotterdam Idee en de dialogen die op deelgemeenteniveau worden gestimuleerd, stelt het college subsidie beschikbaar voor de brede dialoog over de centrale uitgangspunten van de nota Stadsburgerschap:

  • -

    trots op de stad

  • -

    wederkerigheid

  • -

    identiteit

  • -

    participatie

  • -

    normbesef

Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie, zijn:

  • ·

    innovatieve pilots waarbij instrumenten of methoden worden ontwikkeld of ingezet om de interculturele dialoog te stimuleren in de stad;

  • ·

    dialogen in de wijk waarbij bouwstenen worden ontwikkeld die bijdragen aan het realiseren van stadsburgerschap, waarbij het initiatief van Rotterdammers voorop staat en die op kleine schaal, in wijken, buurten en op scholen bijvoorbeeld, worden georganiseerd in samenwerking met deelgemeenten en/of door deelgemeentelijke instellingen.

6. Subsidieaanvraag en verantwoording

a. Wijze van aanvragen

Volgens vastgestelde standaard aanvraagformulieren van JOS en conform voorwaarden en termijnen van de SvR2005, minimaal twaalf weken voor aanvang van de activiteit. De meest recente informatie wordt altijd opgenomen op de site www.jos.rotterdam.nl; formulieren kunnen ook opgevraagd worden bij de dienst.

b. Wijze van verlening

Op de volledige aanvraag wordt beslist binnen 8 weken na ontvangst. Deze termijn kan met maximaal twaalf weken verlengd worden.

c. Betalingssystematiek

Op basis van nader per beschikking te bepalen voorschotten (afhankelijk van de duur van de activiteit), maximaal wordt 85% van de subsidie als voorschot verstrekt.

d. Voortgangsrapportage

Afhankelijk van de duur van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, volgens de bepalingen die in de beschikking zijn opgenomen, of indien hierin geen nadere bepalingen zijn opgenomen, halfjaarrapportages (conform uitvoeringsregels SvR2005).

e. Wijze van verantwoorden

Volgens SvR2005. Volgens standaard verantwoordingsformulieren van JOS (www.jos.rotterdam.nl of op aanvraag bij de dienst).

f. Wijze van vaststellen

Vaststelling geschiedt op basis van de geleverde en verantwoorde prestaties - tenzij in de verleningsbeschikking ten aanzien van het type subsidie andere voorwaarden zijn gesteld - en altijd volgens richtlijnen en beoordelingscriteria van de SvR2005 en het bijbehorende Controleprotocol. Bovendien dient voor vaststelling gebruik gemaakt te worden van verplichte aanvraagformulieren voor de vaststelling. De aanvraag voor vaststelling dient uiterlijk 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten te zijn ontvangen.

g. Overgangsrecht en garanties

Vanaf het moment van inwerkingtreding vervalt de oude subsidiegrondslag en wordt deze vervangen door een nieuwe subsidiegrondslag op basis van deze subsidieregeling: alle instellingen die voldoen aan de voorwaarden als gesteld in artikel 3a van deze regeling en alle andere vereisten, kunnen op basis van de nieuwe subsidievoorwaarden een subsidieaanvraag indienen. Alle oude aanspraken op subsidieregelingen met betrekking tot de subsidiedoelen of beleidsvelden integratie, inburgering, educatie, emancipatie, culturele minderheden, vorming en ontwikkeling en nieuwe media die met de vaststelling van deze subsidieregeling komen te vervallen (zie ook onderdeel 1 van deze regeling), vervallen op het moment dat de nieuwe subsidieregeling in werking treedt. Bij de overgang naar de nieuwe subsidieregeling worden bepalingen in de Awb en algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehanteerd. De inwerkingtreding wordt bekend gemaakt via de gebruikelijke kanalen en aan alle instellingen waarmee maximaal een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe regeling een subsidierelatie bestond.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 april 2007.

De secretaris

A.H.P. van Gils

De burgemeester

I.W. Opstelten