Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR201972
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR201972/1
Regeling vervallen per 01-01-2015
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Súdwest
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014
Intitulé
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SúdwestDe raad van de gemeente Súdwest Fryslân, gelezen het voorstel van het college 17 mei 2011;
gezien het advies van commissie Boarger en Mienskip;
gezien het gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde
gezagsorganen;
gelet op artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertisecentra, artikel
76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;
overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het basisonderwijs,
het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs bij verordening te regelen;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende:
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Súdwest Fryslân.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
a. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
b. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de
expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel
of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;
c. school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet
onderwijs;
d. school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op het primair onderwijs;
a. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een
school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
b. school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk
onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs
en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
e. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair
onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 75 van de Wet op het
voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
f. voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;
g. programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;
h. overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde
aanvragen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;
i. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor bekostiging van een voorziening of voor bekostiging
van bouwvoorbereiding van een voorziening als bedoeld in artikel 25 van deze verordening heeft ingediend;
j. aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of om bekostiging van bouwvoorbereiding;
k. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de
prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;
l. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de
prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;
m. permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en
materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
n. noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en
materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
o. gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;
p. advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot
de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair
onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;
q. verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten
behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.
r. gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 108 van de
Wet op de expertisecentra, artikel 76u van de Wet op het voortgezet onderwijs;
s. beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeld in artikel
110, tweede lid van de Wet op het primair onderwijs, artikel 108, tweede lid van de Wet op de
expertisecentra, artikel 76u, tweede lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;
t. eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair
onderwijs, artikel 108 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76u van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:
1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel
nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al
dan niet op dezelfde locatie;
2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van
een school;
4° verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;
5° terrein voor zover nodig voor de realisering van een onder a sub 1° tot en met 4° omschreven
voorziening;
6° inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor
bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;
7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in
aanmerking is gebracht;
8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is
en medegebruik van een gymnastiekruimte;
b. aanpassingen aan gebouwen van een school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal
onderwijs, bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I onder 1.9 en 2.9;
c. onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal
onderwijs, bestaande uit één of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I onder 1.10 en 2.10;
d. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of
eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade
onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;
e. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket of leer- en hulpmiddelen
en meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;
f. huur van een sportterrein, dat niet in eigendom is van een bevoegd gezag, voor een school voor voortgezet
onderwijs ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke oefening.
Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen
Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a 1°, 2°, onder b kan een aanvraag worden
ingediend voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierop is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
-
1 Bij toekenning van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van bekostiging van
bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de
vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de
feitelijk voorziene kosten per geval.
-
2 De genormeerde bekostigingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV
deel A en zijn van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a 1°, 2° (permanente en
tijdelijke bouwaard), 6°, 7°, onder f en artikel 3.
-
3 De bekostigingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten worden vastgesteld met inachtneming van
het bepaalde in bijlage IV, deel B. De bekostiging op basis van feitelijke kosten is van toepassing op de
voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a 3°, 4°, 5°, 8°; onder b tot en met e.
Artikel 5 Informatieverstrekking
-
1 Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het
bepaalde in deze verordening.
-
2 Het college kan nadere regels stellen aan de gegevensverstrekking.
Hoofdstuk 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 6 Indiening aanvraag
-
1 Een aanvraag voor opname van een voorziening op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van
vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
-
2 Aanvragen ingediend na de datum als genoemd in het eerste lid, neemt het college niet in behandeling.
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige
-
1 De aanvraag vermeldt in ieder geval:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening
is bestemd;
d. welke voorziening wordt aangevraagd;
e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening;
f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.
-
3 Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbreken van gegevens, als
bedoeld in het eerste of tweede lid. De aanvrager wordt tot 15 maart in de gelegenheid gesteld de
ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de vereiste gegevens niet voor 15 maart zijn verstrekt, neemt het
college de aanvraag niet in behandeling.
-
4 Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een voorziening voor een
school, waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de
betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6
valt, dan zendt de aanvrager het college onverwijld een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van
het aantal leerlingen dat op de wettelijke teldatum staat ingeschreven op de betrokken school. Indien het
college het afschrift niet binnen een week na de wettelijke teldatum heeft ontvangen, deelt het college dit
schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift binnen
drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien het afschrift niet
binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen
Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 en artikel 25 ingediende aanvragen en geeft daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
-
1 Het college of de aanvrager kan verzoeken de aanvraag nader toe te lichten.
-
2 Het college treedt in overleg met de aanvrager, indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het
gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is en het college van oordeel is dat de door de
aanvrager overgelegde kostenbegroting dient te worden aangepast. Het college geeft in het voorstel tot
vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3, onder vermelding
van de redenen, aan wanneer er in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het
geraamde bedrag. Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan, waarvan
voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
-
1 Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een
overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te
brengen.
-
2 Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor1 november. De bevoegde gezagsorganen worden
ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het
tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.
-
3 De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór
de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college
stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.
-
4 Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte
zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het
college op deze zienswijzen. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
-
5 Een bevoegd gezag of college dat advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de
voorgenomen inhoud van het programma, in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting,
maakt dit kenbaar tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk
gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht.
Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de
vrijheid van inrichting.
-
6 De bevoegde gezagsorganen en het college worden tijdens het overleg in de gelegenheid gesteld hun
zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke
verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het
overleg als bedoeld in het vierde lid.
-
7 Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgt het
ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek,
waaronder het schriftelijk verslag van het overleg.
-
8 Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college
toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van
de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het
programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van
het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
-
9 Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.
Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
-
1 Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Dit
bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort of per voorziening.
-
2 Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december van het jaar waarin de datum
genoemd in artikel 6 valt.
Artikel 12 Inhoud programma
-
1 De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma
een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgesteld dat geen van de in de
Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen
weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past het
college de regels toe met betrekking tot:
a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I ;
b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II ;
c. de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III .
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt het college, aan de
hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor
zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.
-
2 Op voorstel van het overleg als bedoeld in artikel 10, kan het college de raad verzoeken bij de vaststelling
van het programma af te mogen wijken van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V.
-
3 Ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen wordt, voor zover van toepassing, door het
college aangegeven:
a. het genormeerde bedrag dat ingevolge bijlage IV, deel A voor de betreffende voorziening beschikbaar
wordt gesteld;
b. het geraamde bedrag gemoeid met de uitvoering van de voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid,
laatste volzin;
c. de voorwaarden betreffende ingebruikneming of buitengebruikstelling van gebouwen of lokalen.
Artikel 13 Inhoud overzicht
-
1 Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 12, eerste lid, niet in
het programma zijn opgenomen.
-
2 Ten aanzien van elk van de in het overzicht opgenomen voorzieningen wordt aangegeven waarom deze niet
in het programma zijn opgenomen.
Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
-
1 De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het
overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de
besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk mededeling over
de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.
-
2 De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.
Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering
-
1 Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de
aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt
alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van
toepassing, afspraken gemaakt over:
a. het bouwheerschap als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de Expertisecetra en de Wet
op het Voortgezet onderwijs;
b. het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;
c. een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;
d. de wijze waarop het college toepassing geeft aan de toetsing van het bouwplan en de begroting, alsmede
aan de toetsing in verband met wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in
artikel 16;
e. de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen
middelen;
f. de wijze waarop de aanbestedingen plaatsvindt met als uitgangspunt dat op opdrachten onder het Europese
drempelbedrag de richtlijnen zoals vastgelegd in het Besluit overheidsaanbestedingen van toepassing zijn.
-
2 De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, legt het
college schriftelijk vast in een verslag dat het binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de
aanvrager brengt. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst
nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt er, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht
overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.
-
3 Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt het college binnen vier
weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, een beslissing over het tijdstip
waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkomstige
toepassing.
-
4 Indien in het overleg geen overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, deelt het college binnen
vier weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt aangegeven
dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening geen aanvang zal nemen.
Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke
-
1 Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid, is bereikt en voorafgaand aan het verlenen van
een bouwopdracht, dient de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken, de
bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstip waarop de bekostiging een
aanvang dient te nemen, ter instemming in bij het college.
-
2 Binnen zes weken na ontvangst van de stukken beslist het college over de instemming met de bouwplannen,
de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt. Het college kan, onder
mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn
is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de
bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.
Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de
bekostiging een aanvang neemt, binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk mee aan de
aanvrager.
-
3 Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten en omstandigheden
waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het
programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging
van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
-
4 De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij
of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en
omstandigheden kunnen achterwege blijven als naar het oordeel van het college dat niet noodzakelijk is gezien
de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervan mededeling aan de
aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.
-
5 De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege indien het de
uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.
De beslissing van het college als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordeling van het
bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
-
6 Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, heeft
ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel
15, tweede lid, aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de
voorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief
beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een
aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan
schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte met de laagste
prijsstelling bepalend.
Artikel 17 Aanvang bekostiging
Het college kan bij de beslissing, als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid over het tijdstip
waarop de bekostiging een aanvang neemt, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen
plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager
kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste
voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
-
1 De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór 1 oktober in het
tweede jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht heeft verleend, dan wel een
koop-, huur- of erfpachtovereenkomst heeft gesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober
daaropvolgend aan het college is gezonden. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk
en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen,
waarbinnen het werk wordt opgeleverd. De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk.
Een huur- of erfpachtovereenkomst vermeldt de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de
overeenkomst. Een koopovereenkomst vermeldt de datum van aankoop.
-
2 De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid
veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de
aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn, als bedoeld in
het eerste lid, bij het college heeft ingediend.
-
3 Het college beslist voor 15 september op het verzoek tot verlenging van de termijn. Indien het verzoek wordt
ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt
verlengd.
Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter
Paragraaf 3.1 Aanvraag
Artikel 19 Indiening aanvraag
Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs
geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het
college vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 20 Inhoud aanvraag
-
1 De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals vermeld in artikel 7, eerste lid. In aanvulling daarop dient
de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:
a. een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvesting spoedeisend
maken;
b. de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in het kader van een
nog vast te stellen programma;
c. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II
omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2 onder a, onderdelen 6°
tot en met 8° en artikel 2 onder d, e en f;
d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering indien het een voorziening betreft als bedoeld in
artikel 4, derde lid, laatste volzin.
-
2 Indien naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt
dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager.
De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst
van de mededeling in te dienen bij het college. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet
binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te
behandelen.
Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit
Artikel 21 Tijdstip beslissing
-
1 Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken nadat de
aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken na de datum van de
beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door het college.
-
2 Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan in
kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Artikel 22 Inhoud beslissing
-
1 De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de
voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het
primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen
weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:
a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I ;
b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II ;
c. de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III .
-
2 De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de
gevraagde voorziening omvatten.
-
3 Het college vermeldt welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV , deel A voor de
toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een
voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin. Bij de beschikking stelt het college vast
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, datum (registratienummer) Pagina 13 van 84
voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst
moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toegezonden.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen,
treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.
Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging
-
1 Indien niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend, dan wel een
koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan het college,
vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel koop-,
huur- of erfpachtovereenkomst is het bepaalde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing.
-
2 De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door
bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier
weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het
college tot verlenging van de termijn.
-
3 Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op het verzoek beslist.
Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwe datum waarop de aanspraak op
bekostiging vervalt. Indien het college het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als
vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.
Hoofdstuk 4 Bekostiging bouwvoorbereiding
Artikel 25 Aanvraag
-
1 Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op het programma van een
voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel 3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag
voor bekostiging van de bouwvoorbereiding indienen bij het college. Het betreft de voorbereiding voorafgaand
aan het moment van aanbesteding van die voorziening.
-
2 De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bekostiging wordt
gewenst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
-
3 De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. de naam van de school ten behoeve waarvan de vergoeding wordt gewenst;
d. de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie van de voorziening;
e. het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;
f. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoet aan de in bijlage II
omschreven vereisten;
g. een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging blijkt, indien het nieuwbouw betreft
ter vervanging van een bestaand gebouw.
h. een begroting van de kosten als bedoeld in het eerste lid, indien de bekostiging bouwvoorbereiding is
aangemerkt als een voorziening bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.
-
4 Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dit voor 15 februari
schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te
vullen. Het gestelde in artikel 7, derde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag
-
1 Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over de begroting als bedoeld
in het vorige artikel, is het bepaalde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.
-
2 Voordat het college een besluit neemt over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding, treedt het
college in overleg met de aanvrager. Dit overleg vindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel
10, eerste lid. Artikel 10, tweede, derde en vierde lid, zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 Beschikking op aanvraag
-
1 Het college neemt voor het tijdstip, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, een beslissing op de aanvraag.
-
2 De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:
a. er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding beschikbaar zijn;
b. de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;
c. er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar van uitvoering voor bekostiging in
aanmerking kan worden gebracht.
-
3 Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt de beschikking tot welk bedrag de kosten van
bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan de aanvrager beschikbaar worden
gesteld, echter steeds op een zodanig tijdstip dat de aanvrager aan zijn financiële verplichtingen jegens
derden die hij heeft ingeschakeld bij de bouwvoorbereiding, kan voldoen. De aanvrager en het college maken
afspraken over de daadwerkelijke beschikbaarstelling van het bedrag.
-
4 Aan een toewijzing als bedoeld in het tweede lid kunnen door de aanvrager geen rechten worden ontleend
ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstig programma.
Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging
De aanspraak op bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien de aanvrager niet voor 15 september van het
tweede jaar dat volgt op het jaar waarin het besluit is genomen, daadwerkelijk is gestart met de
bouwvoorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgend informatie heeft verstrekt aan het college waaruit dit
blijkt.
Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur
Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school,
indien:
a. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgens het gestelde in bijlage
III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikel 6 of 19 voor
medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;
b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoorziening heeft ingediend
en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien;
c. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling als bedoeld in de
Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die school of instelling gangbare
berekeningswijze;
d. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school;
e. er sprake is van leegstand in gymnastiekruimte van een school.
Artikel 30 Omschrijving leegstand
-
1 Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
a. wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaal
onderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte zoals
berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw in vierkante meters bruto
vloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A, blijkt dat er ten minste een aantal
vierkante meters bruto vloeroppervlakte ter grootte van de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde
niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van
de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals
vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er een overschot is aan vierkante meters bruto
vloeroppervlakte tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, datum (registratienummer) Pagina 15 van 84
of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto
vloeroppervlakte geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten.
-
2 Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:
a. wanneer het een gebouw betreft dat wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs of voor
(voortgezet) speciaal onderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college wordt
vergoed minder is dan 40 klokuren;
b. wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op
basis van bijlage III, deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd
gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar
aantoont dat dit niet het geval is;
c. wanneer het een gebouw betreft dat gebruikt wordt door een of meer scholen voor basisonderwijs, voor
(voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs, indien de som van de berekeningswijzen
genoemd onder a en b een aantal klokuren lager dan 40 oplevert.
Artikel 31 Nalaten vordering; volgorde van vorderen
-
1 Het college gaat niet over tot vordering ten behoeve van medegebruik indien het bevoegd gezag de
leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vinden in gebruik heeft gegeven
aan een andere school of scholen ten behoeve van het onderwijs aan die school of scholen.
-
2 Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien het gebruik van die andere school of scholen kan
plaatsvinden in de aan die scholen reeds ter beschikking staande huisvestingscapaciteit.
-
3 Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt:
a. als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd
gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere
oplossing biedt;
b. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest
en
c. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij het hoofdgebouw van de
school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt.
-
4 Het college kan, indien de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmee instemmen, in een
individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgorde afwijken.
Artikel 32 Overleg en mededeling
-
1 Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of
gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand
gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit
van het overleg als bedoeld in artikel 10.
-
2 Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doet het college schriftelijk
mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan
worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te
hebben.
-
3 Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering in het kader van een aanvraag als bedoeld in
artikel 19, voert het college daarover zo spoedig mogelijk overleg met het bevoegd gezag waarvan gevorderd
wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd.
-
4 Binnen een week na het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het college schriftelijk mededeling van de
vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als
dat bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
-
5 De schriftelijke mededeling van het college als bedoeld in het tweede en vierde lid, bevat in ieder geval:
a. de naam van de school en het bevoegd gezag ten behoeve waarvan wordt gevorderd;
b. een aanduiding van het aantal leerlingen ten behoeve waarvan gevorderd wordt of, indien het betreft het
onderwijs in lichamelijke oefening, het aantal klokuren dat gevorderd wordt;
c. een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;
d. een aanduiding van het aantal en het type ruimten dat gevorderd wordt;
e. de periode waarvoor gevorderd wordt en de ingangsdatum van het medegebruik.
Artikel 33 Vergoeding
De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg een vergoeding voor het medegebruik
vast. Als het overleg niet tot overeenstemming leidt wordt deze vergoeding gebaseerd op het bedrag dat voor
elke groep bij meer dan zes groepen door het ministerie van OCW beschikbaar wordt gesteld binnen de
groepsafhankelijke programma’s van eisen, zoals jaarlijks gepubliceerd door het ministerie van OCW.
Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of
Artikel 34 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering indien:
a. sprake is van leegstand van een lesgebouw of een gymnastiekruimte zoals bedoeld in artikel 30;
b. sprake is van onderbenutting van een sportveld van een school voor voortgezet onderwijs, blijkend uit het
lesrooster van de school of scholen die dat sportveld voor het onderwijs gebruiken.
Artikel 35 Overleg en mededeling
-
1 Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.
-
2 In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:
a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;
b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;
c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw
gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;
d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het
medegebruik is;
e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.
-
3 Binnen vier weken na afloop van het overleg, als bedoeld in het eerste lid, doet het college schriftelijk
mededeling van de vordering tot medegebruik aan het bevoegd gezag. Indien het overleg heeft geleid tot
afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overleg niet tot overeenstemming
heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over deze punten. Indien het bevoegd gezag
in het overleg te kennen geeft geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke
mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Paragraaf 5.3 Verhuur
Artikel 36 Toestemming college
-
1 Voordat het bevoegd gezag een huurovereenkomst sluit, vraagt het toestemming voor de verhuur aan het
college.
-
2 Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van de huurder, en van de
bestemming van de te verhuren ruimte.
-
3 Het college verleent geen toestemming indien:
a. de bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met bepalingen daaromtrent uit de Wet op het
primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs;
b. de te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school.
Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
-
1 Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een school,
wordt het gebruik ervan zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het
college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door
gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
-
2 Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of
terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt,
voordat de eigendomsoverdracht heeft plaats vindt, een staat van onderhoud opgemaakt.
-
3 De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met het bevoegd gezag.
-
4 Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van
toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of
welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming
leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
-
5 Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van het college niet
nodig is.
Hoofdstuk 7 Gebruik gymnastiekruimte voor basisonderwijs en
Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
-
1 Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs
verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat
schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de
volgende gegevens:
a. de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;
b. de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;
c. de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.
-
2 De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeld in het eerste
lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, met dien verstande dat op de afhandeling van
een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.
-
3 Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de
ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor
basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen
gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit
van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per
gymnastiekruimte.
-
4 Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:
a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte, zoals
opgenomen in bijlage I, deel B;
b. het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een
gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;
c. het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte.
-
5 Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs de
volgende gegevens:
a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een gymnastiekruimte;
b. de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik
plaatsvindt;
c. een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer
dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;
d. voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsregel
bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor bekostiging
door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het
bevoegd gezag van de school.
Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering
voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik
dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
-
6 Het voorstel tot inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststelling toegezonden aan de
bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevoegde
gezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnen
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, datum (registratienummer) Pagina 18 van 84
twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden de vertegenwoordigers van de bevoegde
gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.
-
7 Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college voor 15 juni volgend op
de genoemde datum in het derde lid, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiekruimte
voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbij afwijkt van een of meer in het overleg als bedoeld in
het zesde lid naar voren gebrachte reacties, dan wordt dit gemotiveerd.
-
8 Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen
een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in de beschikbare gymnastiekruimten van de
onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te
beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van
artikel 32, vierde lid.
Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 39 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het
college.
Artikel 40 Indexering
Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding
van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van
prijsbijstelling.
Artikel 41 Citeertitel; inwerkingtreding
-
1 De verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente
Súdwest Fryslân.
-
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 01-01-2012.
Ondertekening
Criteria voor de urgentie van de aangevraagde voorzieningen 1
Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen 2
Per onderwijssector en per voorziening worden hieronder opgesomd de nadere voorwaarden waaronder -
behoudens de financiële toets - de voorziening voor bekostiging in aanmerking komt. De criteria voor beoordeling
van aangevraagde voorzieningen vallen uiteen in twee delen:
• deel A: lesgebouwen;
• deel B: voorzieningen voor lichamelijke oefening.
DEEL A Lesgebouwen
1 School voor basisonderwijs
De voorzieningen genoemd onder 1.2, 1.3.1, 1.3.2, en 1.9c worden niet noodzakelijk geacht voor dislocaties met
een permanente bouwaard. Slechts in bijzondere omstandigheden is dat wel het geval, zulks na overleg met het
bevoegd gezag en ter beoordeling van het college.
1.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt;
b1. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening, de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik
bestemde voorziening, de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vier jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
1.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit:
a. het in zo'n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen
volgens de bouwkundige opname als bedoeld in artikel 7, tweede lid onder c, zodat onderhoud en/of
aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren (in kosten ten opzichte van de levensduurverlenging);
b1. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn (of zullen zijn) en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik bestemde
voorziening, de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
Daarnaast kan sprake zijn van vervangende bouw als:
a. vervanging per saldo geen meerkosten met zich meebrengt, zulks ter beoordeling van het college;
b. vervanging van een gebouw noodzakelijk is als gevolg van een herschikkingsoperatie;
c. vervanging in verband met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening noodzakelijk is.
Indien het voor de realisering van de vervangende bouw noodzakelijk is dat het oude gebouw moet worden
gesloopt, vindt toekenning van sloopkosten plaats.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 20 van 84
1.3 Uitbreiding
1.3.1 Uitbreiding algemeen
De noodzaak voor uitbreiding blijkt uit:
a. het feit dat er ten minste zoveel te huisvesten leerlingen aanwezig zijn, dat de ruimtebehoefte, zoals
vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de capaciteit van het gebouw als vastgesteld op grond van bijlage
III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde overschrijdt, en
b1. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
aaneengesloten jaren voor een voor blijvend gebruik bestemde uitbreiding deze leerlingen kunnen worden
verwacht of
b2. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
aaneengesloten jaren voor een voor tijdelijk gebruik bestemde uitbreiding deze leerlingen kunnen worden
verwacht of
b3. het feit dat de laatste teldatum voor het indienen van de aanvraag aantoont, dat er leerlingen aanwezig zijn
die niet voor maximaal vier aaneengesloten jaren binnen het gebouw of de gebouwen kunnen worden
gehuisvest en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende extra huisvesting voor
de school te realiseren.
1.3.2 Uitbreiding speciale school voor basisonderwijs met een speellokaal
De noodzaak voor uitbreiding met een speellokaal blijkt uit:
a. het feit dat tot de school minimaal 14 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten;
b. het feit dat de school volgens de prognose die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat de school
ten minste vijftien jaren zal blijven bestaan en
c. het feit dat in het gebouw geen speellokaal aanwezig is, terwijl
d. medegebruik van een speellokaal of gymnastiekruimte binnen 300 meter hemelsbreed niet mogelijk is en
e. evenmin tegen redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, de mogelijkheid bestaat door
gebruikmaking van een bestaand verschil tussen de feitelijk aanwezige bruto oppervlakte en de genormeerde
bruto oppervlakte, zoals is vastgesteld op grond van bijlage III, deel A, inpandig een speellokaal te maken.
1.4 Ingebruikneming van een bestaand gebouw
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging of uitbreiding in aanmerking komt, terwijl
b1. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren;
d. er geen ander, beter geschikt of beter geschikt te maken gebouw aanwezig is of op korte termijn beschikbaar
komt en
e. de kosten van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het
college, staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw of uitbreiding.
1.5 Verplaatsing bestaande noodlokalen
De noodzaak van verplaatsing van noodlokalen blijkt uit het feit dat:
a. er op basis van een prognose die voldoet aan de eisen uit bijlage II een tijdelijke behoefte aan huisvesting
voor ten minste vier jaren is, waarin beschikbare lege of leegkomende noodlokalen voor basisonderwijs op
een hemelsbreed van 2000 meter kunnen voorzien, terwijl
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 21 van 84
b. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren en
c. de kosten van verplaatsing redelijk zijn ten opzichte van de kosten van een nieuwe tijdelijke voorziening voor
hetzelfde aantal leerlingen en dezelfde tijdsduur, zulks ter beoordeling van het college.
1.6 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor nieuwbouw,
uitbreiding, ingebruikneming of verplaatsing van noodlokalen toestemming wordt gegeven en verwerving of
uitbreiding van (een deel van) een terrein noodzakelijk is om deze toestemming te effectueren, zodanig dat de
oppervlakte van het terrein voldoet aan de eisen gesteld in bijlage III, deel D.
1.7 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair
De noodzaak voor de eerste aanschaf van onderwijsleerpakket en meubilair blijkt uit het feit dat er ten minste
zoveel leerlingen aanwezig zijn, dat de ruimtebehoefte, zoals vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de
capaciteit van het gebouw als vastgesteld op grond van bijlage III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C
genoemde drempelwaarde overschrijdt en hiervoor voor 1 januari 2011 nog niet eerder bekostiging heeft
plaatsgevonden.
De noodzaak voor eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair van een speellokaal blijkt uit het feit dat
een school voor speciaal basisonderwijs wordt uitgebreid met een speellokaal.
Bij fusie van scholen kan er alleen sprake zijn van extra eerste inrichting onderwijsleerpakket meubilair, indien het
aantal leerlingen na de fusie groter is dan het totaal aantal leerlingen van de afzonderlijke aan de fusie
deelnemende scholen.
1.8 Medegebruik
De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat er ten minste zoveel leerlingen aanwezig zijn, dat de
ruimtebehoefte, zoals vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de capaciteit van het gebouw als vastgesteld
op grond van bijlage III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde overschrijdt.
1.9 Aanpassing
De voorziening aanpassing bestaat uit:
a. wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw indien het gebouw anders niet geschikt is voor het
basisonderwijs, gelet op de eisen gesteld in bijlage III, delen A en D;
b. een integratieverbouwing om een ander gebouw te kunnen afstoten of om, afgezien van een speellokaal, een
gebouw van een speciale school voor basisonderwijs geschikt te maken voor kinderen jonger dan zes jaar;
c. creëren speellokaal binnen het gebouw van een school voor speciaal basisonderwijs;
d. voorzieningen in verband met eisen voortkomend uit de wet- en regelgeving;
e. vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties; en
f. het terrein toegankelijk maken voor rolstoelgebruikers en/of het aanbrengen van een traplift bij meerlaagse
schoolgebouwen;
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 22 van 84
Ad a
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat ingebruikneming van het desbetreffende gebouw op basis
van de beoordelingscriteria, zoals genoemd onder 1.4, noodzakelijk is, doch het gebouw niet voldoet aan de
huisvestingseisen voor een school voor basisonderwijs, terwijl deze wel tegen redelijke kosten, zulks ter
beoordeling van het college, te verwezenlijken zijn.
Ad b
De noodzaak voor een integratieverbouwing teneinde een schoolgebouw te kunnen afstoten blijkt uit het feit dat
door terugloop van het aantal leerlingen het gebruik van een gebouw kan of moet worden beëindigd omdat
binnen een of meer andere gebouwen in gebruik bij de school voldoende ruimte aanwezig is, terwijl deze niet zijn
ingericht voor het onderwijs aan vier- en vijfjarigen of zes- tot twaalfjarigen.
De noodzaak voor een integratieverbouwing in een gebouw van een speciale school voor basisonderwijs blijkt uit
het feit dat 14 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten tot de school, terwijl het gebouw niet geschikt is
voor het onderwijs aan leerlingen jonger dan zes jaar.
Ad c
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de speciale school voor basisonderwijs niet beschikt over
een speellokaal en er geen ruimte groter dan 56 m² aanwezig is en er bovendien geen medegebruik van een
speellokaal van een school binnen 300 meter hemelsbreed mogelijk is. Daarnaast is de noodzaak afhankelijk van
het feit dat tot de school minimaal 14 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten.
Indien het inpandig creëren van een speellokaal meer kost dan een uitbreiding, zulks ter beoordeling van het
college, op grond van bijlage IV, deel A, wordt beslist alsof uitbreiding de gevraagde voorziening is.
Ad d
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het niet overeenkomen van het gebouw met de geldende wet- en
regelgeving, terwijl dat verschil op korte termijn moet worden opgeheven.
Ad e
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte
conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is.
Ad f
De noodzaak voor deze activiteiten blijkt uit de aanwezigheid van een gehandicapte leerling of leraar waarvoor
vanwege de handicap de betreffende voorziening noodzakelijk is.
Voor zover het betreft het aanbrengen van een traplift, dient het tevens niet mogelijk te zijn om zodanige
organisatorische maatregelen te treffen dat het volledige onderwijsproces op de begane grond kan worden
gevolgd, respectievelijk kan worden gegeven.
Bovenstaande aanpassingen kunnen plaatsvinden indien zij noodzakelijk zijn en indien de prognose, die voldoet
aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voldoende leerlingen om de
school in stand te kunnen houden, kunnen worden verwacht. Indien de betreffende aanpassing absoluut
noodzakelijk is voor de voortgang van het onderwijs, terwijl volgens de prognose onvoldoende leerlingen
worden verwacht, wordt de aanpassing slechts goedgekeurd als er geen andere, goedkopere, voorziening
mogelijk is.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 23 van 84
1.10 Onderhoud
De voorziening onderhoud bestaat uit:
a. elementen aan de buitenzijde van het schoolgebouw, voor zover deze elementen niet voorkomen in het
bekostigingsstelsel basisonderwijs, de programma’s van eisen zo deze jaarlijks door het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt vastgesteld;
b. (algehele) vervanging van binnenkozijnen en binnendeuren (inclusief hang- en sluitwerk);
c. algehele vervanging van radiatoren, convectoren en leidingen voor centrale verwarming.
De noodzaak van onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan ten
minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid,
onder c, terwijl regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.
Gehuurde gebouwen komen niet in aanmerking voor onderhoud.
Noodzakelijk onderhoud aan permanente gebouwen komt voor bekostiging in aanmerking indien op basis van
een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor de
school nodig is.
Noodzakelijk onderhoud aan noodlokalen komt voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het noodlokaal op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, nog ten minste
vier jaar voor de school nodig is; en
b. voor de aanwezige leerlingen geen gebruik kan worden gemaakt van medegebruik binnen een straal van
2000 meter hemelsbreed.
1.11 Herstel van constructiefouten
De noodzaak van herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt vastgesteld
dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
1.12 Vervanging of herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheid het
onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 24 van 84
2 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs
De voorzieningen genoemd onder 2.2, 2.3.1 en 2.3.2 worden niet noodzakelijk geacht voor dislocaties met een
permanente bouwaard. De voorziening genoemd onder 2.3.2 wordt niet noodzakelijk geacht voor
nevenvestigingen. Slechts in bijzondere omstandigheden is dat wel het geval, zulks na overleg met het bevoegd
gezag en ter beoordeling van het college.
2.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school of nevenvestiging voor het eerst voor bekostiging in
aanmerking brengt;
b1. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening, de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vier jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
2.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit:
a. het in zo'n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen
volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid onder c, dat onderhoud en/of
aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren (in kosten ten opzichte van de verlenging van de levensduur);
b1. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn (of zullen zijn) en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
Daarnaast kan sprake zijn van vervangende bouw als:
a. vervanging per saldo geen meerkosten met zich meebrengt, zulks ter beoordeling van het college;
b. vervanging van een gebouw noodzakelijk is als gevolg van een herschikkingsoperatie;
c. vervanging in verband met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening noodzakelijk is.
Indien het voor de realisering van de vervangende bouw noodzakelijk is dat het oude gebouw moet worden
gesloopt, vindt toekenning van sloopkosten plaats.
2.3 Uitbreiding
2.3.1 Uitbreiding algemeen
De noodzaak voor uitbreiding blijkt uit:
a. het feit dat er ten minste zoveel te huisvesten leerlingen aanwezig zijn, dat de ruimtebehoefte, zoals
vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de capaciteit van het gebouw als vastgesteld op grond van bijlage
III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde overschrijdt, en
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 25 van 84
b1. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
aaneengesloten jaren voor een voor blijvend gebruik bestemde uitbreiding deze leerlingen kunnen worden
verwacht of
b2. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
aaneengesloten jaren voor een voor tijdelijk gebruik bestemde uitbreiding deze leerlingen kunnen worden
verwacht of
b3. het feit dat de laatste teldatum voor het indienen van de aanvraag aantoont dat er leerlingen aanwezig zijn die
niet voor maximaal vier aaneengesloten jaren binnen het gebouw of de gebouwen kunnen worden
gehuisvest;
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende extra huisvesting voor
de school te realiseren.
2.3.2 Uitbreiding met een speellokaal
De noodzaak van uitbreiding met een speellokaal blijkt uit:
a. het feit dat aan de school of afdeling kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten;
b. het feit dat de school volgens de prognose die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat de school
ten minste vijftien jaren zal blijven bestaan en
c. het feit dat in het gebouw geen speellokaal aanwezig is, terwijl
d. medegebruik van een speellokaal, gymnastiekruimte of lokaal voor motorische therapie binnen 300 meter
hemelsbreed niet mogelijk is en,
e. evenmin tegen redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, de mogelijkheid bestaat door
gebruikmaking van een bestaand verschil tussen de feitelijk aanwezige bruto oppervlakte en de genormeerde
bruto oppervlakte, zoals is vastgesteld op grond van bijlage III, deel A, geheel of gedeeltelijk inpandig een
speellokaal te maken.
2.4 Ingebruikneming van een bestaand gebouw
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de desbetreffende school of nevenvestiging voor het eerst voor bekostiging in
aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging of uitbreiding in aanmerking komt, terwijl
b1. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren;
d. er geen ander, beter geschikt of beter geschikt te maken gebouw aanwezig is of op korte termijn beschikbaar
komt en
e. de kosten van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het
college, staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw of uitbreiding.
2.5 Verplaatsing bestaande noodlokalen
De noodzaak van verplaatsing van noodlokalen blijkt uit het feit dat:
a. er op basis van een prognose die voldoet aan de eisen uit bijlage II een tijdelijke behoefte aan huisvesting
voor ten minste vier jaren is, waarin beschikbare lege of leegkomende noodlokalen op een afstand van meer
dan 2000 meter hemelsbreed kunnen voorzien, terwijl
b. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren en
c. de kosten van verplaatsing redelijk zijn ten opzichte van de kosten voor een nieuwe tijdelijke voorziening voor
hetzelfde aantal leerlingen en dezelfde tijdsduur, zulks ter beoordeling van het college.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 26 van 84
2.6 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor nieuwbouw,
uitbreiding, ingebruikneming of verplaatsing van noodlokalen toestemming wordt gegeven en verwerving of
uitbreiding van (een deel van) een terrein noodzakelijk is om deze toestemming te effectueren, zodanig dat de
oppervlakte van het terrein voldoet aan de eisen gesteld in bijlage III, deel D.
2.7 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair
De noodzaak voor de eerste aanschaf van onderwijsleerpakket en meubilair blijkt uit het feit dat er ten minste
zoveel leerlingen aanwezig zijn, dat de ruimtebehoefte, zoals vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de
capaciteit van het gebouw als vastgesteld op grond van bijlage III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C
genoemde drempelwaarde overschrijdt en hiervoor voor 1 januari 2011 nog niet eerder bekostiging heeft
plaatsgevonden.
De noodzaak voor eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair van een speellokaal blijkt uit het feit dat
de school voor speciaal onderwijs uitgebreid wordt met een speellokaal.
Bij fusie van scholen kan er alleen sprake zijn van extra eerste inrichting onderwijsleerpakket meubilair, indien het
aantal leerlingen na de fusie groter is dan het totaal aantal leerlingen van de afzonderlijke aan de fusie
deelnemende scholen.
2.8 Medegebruik
De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat er ten minste minste zoveel leerlingen aanwezig zijn, dat de
ruimtebehoefte, zoals vastgesteld op grond van bijlage III, deel B, de capaciteit van het gebouw als vastgesteld
op grond van bijlage III, deel A, met tenminste de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde overschrijdt.
2.9 Aanpassing
De voorziening aanpassing bestaat uit:
a. wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw indien het gebouw anders niet geschikt is voor het
(voortgezet) speciaal onderwijs gelet op de eisen als gesteld in bijlage III, delen A en D;
b. verbouwing om een dislocatie te kunnen afstoten;
c verbouwing van een dislocatie tot hoofdgebouw;
d. Functieverandering van vaklokalen als gevolg van de keuze voor een ander vak (alleen VSO)
e voorzieningen in verband met eisen voortkomend uit de wet- en regelgeving;
f vervangen van een oliegestookte verwarmingsinstallatie; en
g het terrein toegankelijk maken voor rolstoelgebruikers en/of het aanbrengen van een traplift bij meerlaagse
schoolgebouwen.
Ad a
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat ingebruikneming van het desbetreffende gebouw op basis
van de beoordelingscriteria, zoals genoemd onder 2.4, noodzakelijk is, doch het gebouw niet voldoet aan de
huisvestingseisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, terwijl deze wel tegen redelijke kosten, zulks ter
beoordeling van het college, te verwezenlijken zijn.
De noodzaak voor deze activiteit kan ook aanwezig zijn indien een gebouw in gebruik wordt genomen door een
andere onderwijssoort. De voorzieningen die dan noodzakelijk zijn, zijn de specifieke voorzieningen voor die
onderwijssoort, die nog niet in het gebouw aanwezig zijn.
Ad b
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat het aantal leerlingen zodanig terugloopt dat het gebruik van
een gebouw moet worden beëindigd omdat binnen het (hoofd)gebouw voldoende ruimte aanwezig is, terwijl dit
gebouw niet is ingericht voor het desbetreffende onderwijs.
Ad c
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit de aanwezigheid van meer dan 60 leerlingen SO of meer dan 42
leerlingen VSO, terwijl volgens de prognose als vereist volgens bijlage II deze leerlingen ten minste vijftien jaren
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 27 van 84
aanwezig zullen zijn en de dislocatie voor vijftien jaren of meer - gelet op de bouwkundige staat - als
hoofdgebouw kan dienen.
Ad d
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het niet overeenkomen van het gebouw met de geldende wet- en
regelgeving, terwijl dat verschil op korte termijn moet worden opgeheven.
Ad e
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte
conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is.
Ad f
De noodzaak voor deze activiteiten blijkt uit de aanwezigheid van een gehandicapte leerling of leraar waarvoor
vanwege de handicap de betreffende voorziening noodzakelijk is. Voor zover het betreft het aanbrengen van een
traplift, dient het tevens niet mogelijk te zijn om zodanige organisatorische maatregelen te treffen dat het volledige
onderwijsproces op de begane grond kan worden gevolgd, respectievelijk gegeven.
Bovenstaande aanpassingen kunnen plaatsvinden indien zij noodzakelijk zijn en indien de prognose, die voldoet
aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voldoende leerlingen om de school
in stand te kunnen houden, kunnen worden verwacht. Indien de betreffende aanpassing absoluut noodzakelijk is
voor de voortgang van het onderwijs, terwijl volgens de prognose onvoldoende leerlingen worden verwacht, wordt
de aanpassing slechts goedgekeurd als er geen andere, goedkopere, voorziening mogelijk is.
2.10 Onderhoud
De voorziening onderhoud bestaat uit:
a. elementen aan de buitenzijde van het schoolgebouw, voor zover deze elementen niet voorkomen in het
bekostigingsstelsel basisonderwijs, de programma’s van eisen zo deze jaarlijks door het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt vastgesteld;
b. (algehele) vervanging van binnenkozijnen en binnendeuren (inclusief hang- en sluitwerk);
c. algehele vervanging van radiatoren, convectoren en leidingen voor centrale verwarming.
De noodzaak van onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan ten
minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid,
onder c, terwijl regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.
Gehuurde gebouwen komen niet in aanmerking voor onderhoud.
Noodzakelijk onderhoud aan permanente gebouwen komt voor bekostiging in aanmerking indien op basis van
een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor de
school nodig is.
Noodzakelijk onderhoud aan noodlokalen komt voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het noodlokaal op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, nog ten minste
vier jaar voor de school nodig is; en
b. voor de aanwezige leerlingen geen gebruik kan worden gemaakt van medegebruik binnen een straal van
2000 meter hemelsbreed.
2.11 Herstel van constructiefouten
De noodzaak van herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt vastgesteld
dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
2.12 Vervanging of herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 28 van 84
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheid het
onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 29 van 84
3 School voor voortgezet onderwijs
De voorzieningen genoemd onder 3.2 en 3.3 worden niet noodzakelijk geacht voor dislocaties met een
permanente bouwaard. Slechts in bijzondere omstandigheden is dat wel het geval, zulks na overleg met het
bevoegd gezag en ter beoordeling van het college.
3.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt;
b1. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening, de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. het feit dat de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vier jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
3.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit het feit dat:
a. voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld
in artikel 7, tweede lid onder c, in zo'n slechte/matige conditie zijn dat onderhoud en/of aanpassingen geen
redelijk resultaat opleveren (in kosten ten opzichte van de levensduurverlenging);
b1. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik bestemde
voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren deze leerlingen kunnen worden verwacht of
b2. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening de
prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vier jaren dit aantal
leerlingen kan worden verwacht en
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
Daarnaast kan sprake zijn van vervangende bouw als:
a. vervanging per saldo geen meerkosten met zich meebrengt, zulks ter beoordeling van het college;
b. vervanging van een gebouw noodzakelijk is als gevolg van een herschikkingsoperatie;
c. vervanging in verband met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening noodzakelijk is.
Indien het voor de realisering van de vervangende bouw noodzakelijk is dat het oude gebouw gesloopt wordt,
vindt toekenning van sloopkosten plaats.
3.3 Uitbreiding
De noodzaak voor uitbreiding blijkt uit:
a. het feit dat er meer te huisvesten leerlingen aanwezig zijn dan de met tien procent verhoogde capaciteit van
het gebouw of de gebouwen, vastgesteld volgens de regels in bijlage III, deel A - voor de aanwezige
capaciteit en bijlage III, deel B - voor de ruimtebehoefte -, aangeeft en de prognose, die voldoet aan de
vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voor een voor blijvend gebruik
bestemde uitbreiding of gedurende ten minste vier jaren voor uitbreiding met een voor tijdelijk gebruik
bestemde voorziening deze aantallen leerlingen kunnen worden verwacht en
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 30 van 84
b. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van
mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de
school te realiseren.
3.4 Ingebruikneming van een bestaand gebouw
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging of uitbreiding in aanmerking komt, terwijl
b1. de te huisvesten groepen leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor blijvend gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vijftien jaren deze groepen leerlingen kunnen worden verwacht of
b2 de te huisvesten groepen leerlingen aanwezig zijn of zullen zijn en dat voor een voor tijdelijk gebruik
bestemde voorziening de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten
minste vier jaren deze groepen leerlingen kunnen worden verwacht en
c. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren;
d. er geen ander, beter geschikt of beter geschikt te maken gebouw aanwezig is of op korte termijn beschikbaar
komt en
e. de kosten van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het
college, staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw of uitbreiding.
3.5 Verplaatsing bestaande noodlokalen
De noodzaak van verplaatsing van noodlokalen blijkt uit het feit dat:
a. er op basis van een prognose die voldoet aan de eisen uit bijlage II een tijdelijke behoefte aan huisvesting
van ten minste vier jaren is, waarin beschikbare lege of leegkomende noodlokalen op een afstand van meer
dan 2000 meter hemelsbreed kunnen voorzien, terwijl
b. er binnen 2000 meter hemelsbreed geen mogelijkheden zijn om door medegebruik een passende huisvesting
voor de school te realiseren en
c. de kosten van verplaatsing redelijk zijn ten opzichte van de kosten voor een nieuwe tijdelijke voorziening voor
hetzelfde aantal leerlingen en dezelfde tijdsduur, zulks ter beoordeling van het college.
3.6 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor nieuwbouw,
uitbreiding, ingebruikneming of verplaatsing van noodlokalen toestemming wordt gegeven en verwerving of
uitbreiding van (een deel van) een terrein noodzakelijk is om deze toestemming te effectueren, zodanig dat de
oppervlakte van het terrein voldoet aan de eisen gesteld in bijlage III, deel D.
3.7 Eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair
Aanspraak op eerste inrichting van leer- en hulpmiddelen en meubilair bestaat wanneer er sprake is van
toekenning van een voorziening in de huisvesting en daarbij sprake is van uitbreiding van de totale
huisvestingscapaciteit van de school.
Tevens bestaat aanspraak op een tegemoetkoming in de eerste inrichting- en hulpmiddelen en meubilair indien
door middel van een inpandige aanpassing een andere ruimtesoort wordt gecreëerd.
Bij fusie van scholen kan er alleen sprake zijn van extra inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair, indien het
aantal leerlingen na de fusie groter is dan het totaal aantal leerlingen van de afzonderlijke aan de fusie
deelnemende scholen.
3.8 Medegebruik
De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat de school een aantal leerlingen heeft waarvoor binnen de
bestaande huisvesting geen capaciteit is. De capaciteit wordt bepaald op de wijze zoals beschreven is bij 3.3.a.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 31 van 84
3.9 Herstel van constructiefouten
De noodzaak van herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt vastgesteld
dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
3.10 Vervanging of herstel van schade aan gebouw, leer- en hulpmiddelen en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheid het
onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
DEEL B Voorzieningen voor lichamelijke oefening
1 School voor basisonderwijs
1.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 20
klokuren, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 15 klokuren of 7,5 km hemelsbreed bij
noodzakelijk gebruik van ten minste 5 klokuren gebruik te maken van één of meer gymnastiekruimten dan wel
van binnen een redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
1.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit:
a. het in zo'n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen
volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid onder c, dat onderhoud en/of
aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren (in kosten en ten opzichte van de levensduurverlenging) en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 20
klokuren, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 15 klokuren of 7,5 km hemelsbreed bij
noodzakelijk gebruik van ten minste 5 klokuren gebruik te maken van één of meer gymnastiekruimten dan wel
van binnen een redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
1.3 Uitbreiding
De noodzaak van uitbreiding van de oefenruimte blijkt uit:
a. het feit dat de oppervlakte van de zaal (oefenvloer) kleiner is dan 140 m² en het effectief gebruik van de
gymnastiekruimte daardoor belemmerd wordt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 20
klokuren, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 15 klokuren of 7,5 km hemelsbreed bij
noodzakelijk gebruik van ten minste 5 klokuren gebruik te maken van één of meer gymnastiekruimten dan wel
van binnen redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
1.4 Ingebruikneming van een gymnastiekruimte
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging, conform het gestelde bij 1.2 onder a, in aanmerking komt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 20
klokuren, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van ten minste 15 klokuren of 7,5 km hemelsbreed bij
noodzakelijk gebruik van ten minste 5 klokuren gebruik te maken van een of meer gymnastiekruimten dan wel
van binnen een redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren het door het college vastgestelde aantal klokuren aanwezig (zullen) zijn en
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 33 van 84
d. de kosten van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het
college, staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw.
1.5 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor de realisering
van de nieuwbouw of de uitbreiding geen dan wel onvoldoende terrein aanwezig is.
1.6 Eerste inrichting onderwijsleerpakket
De noodzaak van eerste inrichting onderwijsleerpakket blijkt uit:
a. het feit dat nieuwbouw van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school is of wordt goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder eerste inrichting onderwijsleerpakket
voor bewegingsonderwijs is verstrekt.
1.7 Eerste inrichting meubilair
De noodzaak van eerste inrichting meubilair blijkt uit:
a. het feit dat nieuwbouw van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school is of wordt goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder eerste inrichting meubilair voor
bewegingsonderwijs is verstrekt.
De noodzaak van aanvullende eerste inrichting meubilair blijkt uit:
a. het feit dat uitbreiding of ingebruikneming van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school is of
wordt goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder (een deel van) het noodzakelijke
meubilair is verstrekt.
1.8 Medegebruik
De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat het door het college vastgestelde aantal klokuren gymnastiek
noodzakelijk is en waarvoor binnen de momenteel in gebruik zijnde gymnastiekruimte(n) geen plaats is.
1.9 Aanpassing
De aanpassingen bestaan uit:
1. het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij de gymnastiekruimte ontbreekt en dit belemmerend
werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van de gymnastiekruimte;
2. het maken van voldoende kleedgelegenheid waar deze bij de gymnastiekruimte ontbreekt en dit
belemmerend werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van de
gymnastiekruimte;
3. wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw indien het gebouw anders niet geschikt is voor het primair
onderwijs gelet op de eisen gesteld in bijlage III, delen A en D;
4. voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;
5. vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties.
Ad 1
De noodzaak blijkt uit het feit dat er geen twee wasgelegenheden zijn.
Ad 2
De noodzaak blijkt uit het feit dat er geen twee kleedruimten zijn.
Ad 3
De noodzaak blijkt uit het feit dat ingebruikneming van het desbetreffende gebouw op basis van de
beoordelingscriteria, zoals genoemd onder 1.4, noodzakelijk is, doch het gebouw niet voldoet aan de
inrichtingseisen voor gymnastiekruimten voor het basisonderwijs, terwijl deze wel tegen redelijke kosten, zulks ter
beoordeling van het college, te verwezenlijken zijn.
Ad 4
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het niet overeenkomen van het gebouw met de geldende wet- en
regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven.
Ad 5
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte
conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is.
Bovenstaande aanpassingen kunnen plaatsvinden indien zij noodzakelijk zijn en indien de prognose, die voldoet
aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voldoende leerlingen om de school
in stand te kunnen houden, kunnen worden verwacht. Indien de betreffende aanpassing absoluut noodzakelijk is
voor de voortgang van het onderwijs, terwijl volgens de prognose onvoldoende leerlingen worden verwacht, wordt
de aanpassing slechts goedgekeurd, als er geen andere, goedkopere, voorziening mogelijk is.
1.10 Onderhoud
De voorziening onderhoud bestaat uit:
a. elementen aan de buitenzijde van het schoolgebouw, voor zover deze elementen niet voorkomen in het
bekostigingsstelsel basisonderwijs, de programma’s van eisen zo deze jaarlijks door het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt vastgesteld;
b. (algehele) vervanging van binnenkozijnen en binnendeuren (inclusief hang- en sluitwerk);
c. algehele vervanging van radiatoren, convectoren en leidingen voor centrale verwarming.
De noodzaak van onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan ten
minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid,
onder c, terwijl regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.
Gehuurde gebouwen komen niet in aanmerking voor onderhoud.
Noodzakelijk onderhoud aan permanente gebouwen komt voor bekostiging in aanmerking indien op basis van
een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor de
school nodig is.
Noodzakelijk onderhoud aan noodlokalen komt voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het noodlokaal op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, nog ten minste
vier jaar voor de school nodig is; en
b. voor de aanwezige leerlingen geen gebruik kan worden gemaakt van medegebruik binnen een straal van
2000 meter hemelsbreed.
1.11 Herstel constructiefouten
De noodzaak van het herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt
vastgesteld dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
1.12 Herstel of vervanging van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheid het
onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 35 van 84
2 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs
2.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school of nevenvestiging voor het eerst voor bekostiging in
aanmerking brengt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10
groepen speciaal onderwijs, 2 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10 groepen
voortgezet speciaal onderwijs, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 6 groepen
speciaal onderwijs of 7,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 3 groepen speciaal
onderwijs gebruik te maken van een of meer gymnastiekruimten dan wel van binnen een redelijke termijn
beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
2.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit:
a. het in zo'n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen
volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid onder d, dat onderhoud en/of
aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren (in kosten en ten opzichte van de levensduurverlenging) en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10
groepen speciaal onderwijs, 2 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10 groepen
voortgezet speciaal onderwijs, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 6 groepen
speciaal onderwijs of 7,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 3 groepen speciaal
onderwijs gebruik te maken van een of meer gymnastiekruimten dan wel van binnen een redelijke termijn
beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
2.3 Uitbreiding
De noodzaak van uitbreiding blijkt uit:
a. het feit dat de oppervlakte van de zaal (oefenvloer) kleiner is dan 140 m² en daardoor het effectief gebruik
van de gymnastiekruimte belemmerd wordt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10
groepen speciaal onderwijs, 2 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10 groepen
voortgezet speciaal onderwijs, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 6 groepen
speciaal onderwijs of 7,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 3 groepen speciaal
onderwijs gebruik te maken van een of meer gymnastiekruimten dan wel van binnen een redelijke termijn
beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is
aanwezig (zullen) zijn.
2.4 Ingebruikneming van een gymnastiekruimte
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de school of nevenvestiging voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging, conform het gestelde in 2.2 onder a, in aanmerking komt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 1 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10
groepen speciaal onderwijs, 2 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 10 groepen
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 36 van 84
voortgezet speciaal onderwijs, 3,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 6 groepen
speciaal onderwijs of 7,5 km hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik door ten minste 3 groepen speciaal
onderwijs gebruik te maken van een of meer gymnastiekruimten dan wel van binnen een redelijke termijn
beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren het door het college vastgestelde aantal klokuren aanwezig (zullen) zijn en
d. de kosten van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het
college, staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw.
2.5 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor de realisering
van de nieuwbouw of de uitbreiding geen dan wel onvoldoende terrein aanwezig is.
2.6 Eerste inrichting onderwijsleerpakket
De noodzaak van eerste inrichting onderwijsleerpakket blijkt uit:
a. het feit dat nieuwbouw van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school of nevenvestiging is of wordt
goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder eerste onderwijsleerpakket is verstrekt.
2.7 Eerste inrichting meubilair
De noodzaak van eerste inrichting meubilair blijkt uit:
a. het feit dat nieuwbouw van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school of nevenvestiging is of wordt
goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder eerste inrichting meubilair is verstrekt.
De noodzaak van aanvullende eerste inrichting meubilair blijkt uit:
a. het feit dat uitbreiding of ingebruikneming van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school of
nevenvestiging is of wordt goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende groepen leerlingen nog niet eerder het specifiek noodzakelijk meubilair is
verstrekt.
2.8 Medegebruik
De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat het door het college getoetste aantal klokuren gymnastiek
noodzakelijk is en waarvoor binnen de huidig in gebruik zijnde gymnastiekruimte(s) geen ruimte is.
2.9 Aanpassing
De aanpassingen bestaan uit:
1. het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij de gymnastiekruimte ontbreekt en dit belemmerend
werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van de gymnastiekruimte;
2. het maken van voldoende kleedgelegenheid waar deze bij de gymnastiekruimte ontbreekt en dit
belemmerend werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van de
gymnastiekruimte;
3. wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw indien het gebouw anders niet geschikt is voor het primair
onderwijs gelet op de eisen gesteld in bijlage III, delen A en D;
4. voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;
5. vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties.
Ad 1
De noodzaak blijkt uit het feit dat er geen twee wasgelegenheden zijn.
Ad 2
De noodzaak blijkt uit het feit dat er geen twee kleedruimten zijn.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 37 van 84
Ad 3
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat ingebruikneming van het desbetreffende gebouw op basis
van de beoordelingscriteria, zoals genoemd onder 2.4, noodzakelijk is, doch het gebouw niet voldoet aan de
inrichtingseisen voor gymnastiekruimten voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, terwijl deze wel tegen redelijke
kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken zijn.
Ad 4
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het niet overeenkomen van het gebouw met de geldende wet- en
regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven.
Ad 5
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte
conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is.
Bovenstaande aanpassingen kunnen plaatsvinden indien zij noodzakelijk zijn en indien de prognose, die voldoet
aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voldoende leerlingen om de school
in stand te kunnen houden, kunnen worden verwacht. Indien de betreffende aanpassing absoluut noodzakelijk is
voor de voortgang van het onderwijs, terwijl volgens de prognose onvoldoende leerlingen worden verwacht, wordt
de aanpassing slechts goedgekeurd, als er geen andere, goedkopere, voorziening mogelijk is.
2.10 Onderhoud
De voorziening onderhoud bestaat uit:
a. elementen aan de buitenzijde van het schoolgebouw, voor zover deze elementen niet voorkomen in het
bekostigingsstelsel basisonderwijs, de programma’s van eisen zo deze jaarlijks door het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt vastgesteld;
b. (algehele) vervanging van binnenkozijnen en binnendeuren (inclusief hang- en sluitwerk);
c. algehele vervanging van radiatoren, convectoren en leidingen voor centrale verwarming.
De noodzaak van onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan ten
minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid,
onder c, terwijl regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.
Gehuurde gebouwen komen niet in aanmerking voor onderhoud.
Noodzakelijk onderhoud aan permanente gebouwen komt voor bekostiging in aanmerking indien op basis van
een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor de
school nodig is.
Noodzakelijk onderhoud aan noodlokalen komt voor bekostiging in aanmerking indien:
a. het noodlokaal op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II gestelde vereisten, nog ten minste
vier jaar voor de school nodig is; en
b. voor de aanwezige leerlingen geen gebruik kan worden gemaakt van medegebruik binnen een straal van
2000 meter hemelsbreed.
2.11 Herstel constructiefouten
De noodzaak van het herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt
vastgesteld dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
2.12 Herstel of vervanging van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheid het
onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 38 van 84
3 School voor voortgezet onderwijs
3.1 Nieuwbouw
De noodzaak van nieuwbouw blijkt uit:
a. het feit dat de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 2000 meter hemelsbreed gebruik te maken van een of meer
gymnastiekruimten dan wel van binnen redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de leerlingen waarvoor het gymnastiekonderwijs noodzakelijk is, aanwezig (zullen) zijn.
3.2 Vervangende bouw
De noodzaak van vervangende bouw blijkt uit:
a. het in zo'n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen
volgens de bouwkundige opname zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid onder c, dat onderhoud en/of
aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren (in kosten en ten opzichte van de levensduurverlenging) en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 2000 meter hemelsbreed gebruik te maken van een of meer
gymnastiekruimten dan wel van binnen redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de leerlingen waarvoor het gymnastiekonderwijs noodzakelijk is, aanwezig zijn.
3.3 Uitbreiding
De noodzaak van uitbreiding blijkt uit:
a. et feit dat de oppervlakte van de zaal (oefenvloer) kleiner is dan 140 m² en daardoor het effectief gebruik van
de gymnastiekruimte belemmerd wordt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 2000 meter hemelsbreed gebruik te maken van een of meer
gymnastiekruimten dan wel van binnen redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de leerlingen waarvoor het gymnastiekonderwijs noodzakelijk is, aanwezig zijn.
3.4 Ingebruikneming van een gymnastiekruimte
De noodzaak van ingebruikneming blijkt uit:
a1. het feit dat de minister de school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of
a2. het feit dat het huidige gebouw voor vervanging, conform het gestelde bij 3.2 onder a, in aanmerking komt en
b. het afwezig zijn van mogelijkheden om binnen 2000 meter hemelsbreed gebruik te maken van een of meer
gymnastiekruimten dan wel van binnen redelijke termijn beschikbaar komende gymnastiekruimten en
c. het feit dat de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren de leerlingen waarvoor het gymnastiekonderwijs noodzakelijk is, aanwezig zijn en het feit dat de kosten
van ingebruikneming inclusief aanpassingen in redelijke verhouding, zulks ter beoordeling van het college,
staan ten opzichte van de kosten van vervangende bouw.
3.5 Terrein
De noodzaak van verwerving of uitbreiding van (een deel van) een terrein blijkt uit het feit dat voor de realisering
van de nieuwbouw of de uitbreiding geen dan wel onvoldoende terrein aanwezig is.
3.6 Eerste inrichting voor bewegingsonderwijs
De noodzaak van eerste inrichting voor bewegingsonderwijs blijkt uit:
a. het feit dat nieuwbouw van een gymnastiekruimte voor de desbetreffende school is of wordt goedgekeurd en
b. het feit dat voor de desbetreffende leerlingen nog niet eerder eerste inrichting voor bewegingsonderwijs is
verstrekt.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente SWF, Bijlage I, datum (registratienummer) Pagina 39 van 84
3.7 Medegebruik
3.7.1 Medegebruik gymnastiekruimte
De noodzaak van medegebruik van een gymnastiekruimte blijkt uit het feit dat klokuren gymnastiek
noodzakelijk zijn waarvoor binnen de momenteel in gebruik zijnde gymnastiekruimte(s) geen ruimte is.
3.7.2 Huur van een sportterrein
De noodzaak van huur van een sportveld blijkt uit:
a. het feit dat het lesrooster buitensport vermeldt, terwijl het bevoegd gezag niet beschikt over een eigen
sportveld en
b. er geen mogelijkheden zijn tot gebruik van een sportveld van een ander bevoegd gezag.
3.8 Herstel constructiefouten
De noodzaak van het herstel van constructiefouten blijkt uit een bouwkundige rapportage waarin wordt
vastgesteld dat het gaat om (herstel van) een constructiefout.
3.9 Herstel of vervanging van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van
bijzondere omstandigheden
De noodzaak van herstel of vervanging blijkt uit het feit dat door de opgetreden bijzondere omstandigheden het onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Criteria voor opstelling en toetsing van leerlingenprognoses 3
De prognose van het aantal te verwachten leerlingen van de school als bedoeld in artikel 7, tweede lid onder a,
artikel 20, eerste lid onder c, en artikel 25, derde lid onder f, wordt gemaakt voor een periode van ten minste
vijftien jaren te starten met het gewenste jaar van bekostiging.
In bijlage I is voor de voorzieningen aanpassing en onderhoud aangegeven van welke prognosetermijn moet
worden uitgegaan. Leidraad hierbij is geweest dat voor (meer) ingrijpende voorzieningen een lange
termijnprognose vereist is, terwijl voor voorzieningen met minder financieel gevolg die noodzakelijk zijn om het
gebouw te kunnen blijven gebruiken, volstaan kan worden met een korte termijn prognose.
De prognose geeft per jaar inzicht in het aantal te verwachten leerlingen van de school of nevenvestiging door in
elk geval rekening te houden met:
a. het voedingsgebied of de voedingsgebieden;
b. de aanwezige bevolking, verdeeld in relevante leeftijdsgroepen;
c. de woningvoorraad en wijzigingen daarin inclusief een eventuele uitbreiding van het voedingsgebied;
d. de veranderingen in de onderscheiden leeftijdsgroepen van de bevolking als gevolg van migratie, sterfte en
geboorte;
e. de veranderingen in de bevolking als gevolg van wijzigingen in de woningvoorraad;
f. de verdeling van de leerlingen als gevolg van de belangstelling voor de school en
g. het onderwijs dat wordt gegeven.
De actualisatie van de leerlingenprognose prognose vindt om de twee jaar plaats en wordt gemeentebreed
afgenomen.
De prognose omvat in elk geval de bovenstaande gegevens a t/m g voor een periode van 6 jaar (de
analyseperiode) met als laatste jaar het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.
Het voedingsgebied van de school omvat het gebied waaruit het overgrote deel van de leerlingen afkomstig is (of
bij nieuwbouwwijken: zal zijn). Voor een basisschool wordt bij de prognose in ieder geval een beschrijving
geleverd van het voedingsgebied op wijkniveau. Voor een speciale school voor basisonderwijs, het (voortgezet)
speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs kan, indien het voedingsgebied zich over de gemeentegrens
uitstrekt, worden volstaan met een opsomming van de gemeenten die tot het voedingsgebied worden gerekend.
Bij aanlevering van een prognose dienen de relevante gegevens en berekeningen over de analyse- en
prognoseperiode op papier te zijn afgedrukt.
Bij deze levering worden in elk geval de gebruikte programmatuur en de aannames/assumpties met betrekking tot
het gestelde onder d tot en met g, waarop de prognose is gebaseerd, aangegeven en onderbouwd.
Het college is bevoegd onderscheiden naar onderwijssoort nadere regels te stellen betreffende de criteria
waaraan een prognose moet voldoen. Voorafgaand aan de vaststelling door het college vormen de nadere regels
onderwerp van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.
Criteria voor oppervlakte en indeling 4
Financiële normering 5
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl