Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz gemeente Asten, 2002

Geldend van 01-04-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz gemeente Asten, 2002

De raad van de gemeente Asten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 februari 2002;

gehoord het advies van de commissie ROVSW d.d. 5 maart 2002;

gelet op artikel 4:23 eerste lid Awb, artikel 3 tweede lid Wiw, artikel 43 tweede lid onder m Abw, artikel 3 tweede lid onder e Inkomensbesluit Ioaw en artikel 4 eerste lid onder a Inkomensbesluit Ioaz;

b e s l u i t:

vast te stellen:

de Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz gemeente Asten, 2002.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    uitkering: een periodieke uitkering voor levensonderhoud op grond van de Abw, de Ioaw of de Ioaz;

  • b.

    uitkeringsgerechtigde: degene die een uitkering ontvangt. In het geval sprake is van een gezamenlijke huishouding zoals genoemd in artikel 3 van de Abw, wordt onder uitkeringsgerechtigde tevens de partner verstaan waarmee de gezamenlijke huishouding wordt gevormd;

  • c.

    arbeidsovereenkomst in het kader van gesubsidieerde arbeid: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw), in het Besluit in- en doorstroombanen (ID-banen) en in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw);

  • d.

    maatschappelijk nuttige activiteiten: onbetaalde activiteiten, die door het college van burgemeester en wethouders voor de uitkeringsgerechtigde noodzakelijk worden geacht uit een oogpunt van sociale activering;

  • e.

    norm: hoogte van de Abw-uitkering als aangegeven in de artikelen 29 tot en met 38 van de Abw dan wel de hoogte van de Ioaw- en Ioaz-uitkering als aangegeven in de artikelen 5 en 8 tot en met 10 van de Ioaw en

    Ioaz.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het recht op subsidie

Artikel 2 Subsidieaanvaarding gesubsidieerde arbeid

Het college van burgemeester en wethouders kent een subsidieaanvaarding gesubsidieerdearbeid toe aan:

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die een arbeidsovereenkomst aangaat in het kader van gesubsidieerde arbeid waarin hij/zij arbeid verricht gedurende een periode van minimaal één jaar.

  • 2.

    Het recht op een subsidieaanvaarding gesubsidieerde arbeid bestaat slechts indien de uitkerings-gerechtigde volledig uitstroomt uit de uitkering en in een periode van achttien maanden voorafgaande aan de uitstroom ten minste gedurende twaalf maanden een uitkering heeft ontvangen.

  • 3.

    De subsidie bedraagt voor echtparen en eenoudergezinnen 50%, en voor alleenstaanden 25%, van het bedrag dat genoemd is in artikel 43, tweede lid, sub j Abw.

  • 4.

    Eenderde van de overige subsidie wordt uitbetaald na het verstrijken van de wettelijke proeftijd; tweederde van de subsidie na een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de eerste werkdag.

Artikel 3 Activiteitensubsidie

  • Het college van burgemeester en wethouders kent een activiteitensubsidie toe aan:

  • 1. De uitkeringsgerechtigde op wie artikel 43, tweede lid, sub p, onderdeel 2 van de Abw, van toepassing is en die onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten verricht.

  • 2. De activiteitensubsidie bedraagt maximaal 100% van het bedrag dat is genoemd in artikel 43, tweede lid, sub p, onder 1 Abw. U

  • 3. itbetaling van de activiteitensubsidie vindt maandelijks achteraf plaats.

Artikel 5 Samenloop

In het geval een uitkeringsgerechtigde tegelijkertijd binnen het tijdvak van een jaar recht heeft op een subsidie zoals genoemd in artikel 2 en 3 van deze verordening dan kan de subsidie in haar geheel niet meer bedragen dan het maximum zoals genoemd in artikel 43, tweede lid, sub j Abw.

Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor het recht op inkomstenvrijlating

Artikel 6 Inkomstenvrijlating

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die behoort tot de volgende categorieën van personen:

  • a. alleenstaande ouders met de volledige zorg voor één of meer kinderen in de leeftijd van 5 tot 12 jaar;

  • b. degenen die door het college van burgemeester en wethouders om redenen van medische of sociale aard geheel of gedeeltelijk zijn ontheven van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Abw, of artikel 35 Ioaw/Ioaz;

  • c. degenen die een zorgtaak uitvoeren voor bloed- en/of aanverwanten die zonder deze hulp aangewezen zouden zijn op professionele hulp en die door het uitvoeren van deze taak slechts beschikbaar kunnen zijn voor het verrichten van arbeid in deeltijd;

    en die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats conform artikel 43, tweede lid. sub n Abw, artikel 3, tweede lid, sub e van het Inkomensbesluit loaw dan wel artikel 4, eerste lid, sub a van het Inkomensbesluit loaz.

  • 2. Onder arbeid genoemd in lid 1 van dit artikel wordt verstaan het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking dan wel het aan de slag gaan als zelfstandige.

Hoofdstuk 4 Aanvraag, verplichtingen en referteperiode

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De subsidie wordt door de uitkeringsgerechtigde aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

  • 2. De toepassing van de inkomstenvrijlating zoals genoemd in artikel 6 vindt ambtshalve plaats nadat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor de inkomstenvrijlating is voldaan.

Artikel 8 Verplichtingen

De uitkeringsgerechtigde is verplicht het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de toegekende subsidie, dan wel inkomstenvrijlating, onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 9 Referteperiode

De uitkeringsgerechtigde die een subsidieaanvaarding gesubsidieerde arbeid heeft ontvangen, kan gedurende 10 jaar niet opnieuw in aanmerking komen voor een subsidieaanvaarding gesubsidieerde arbeid.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Verslaglegging

Het college van burgemeester en wethouders brengt eenmaal per jaar bij gelegenheid van de vaststelling van de jaarrekening verslag uit aan de raad inzake de uitvoering van deze verordening.

Artikel 12 Overgangsbepalingen

  • 1. Deze verordening vervangt de Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz van 29 mei 2001.

  • 2. Voor uitkeringsgerechtigden aan wie voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening op grond van de oude verordening een subsidie is toegekend, blijven de bepalingen van de oude verordening gedurende 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz gemeente Asten, 2002’.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2002.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Asten d.d. 26 maart 2002.
De raad voornoemd,
de secretaris,
dhr. drs. H.G.J. van den Boorn
de voorzitter,
mw. dr. J.W. Kersten