EILANDSBESLUIT van 17 mei 1957, no.6, houdende algemene maatregelen, regelende de bijdragen in de kosten van exploitatie van bijzondere bewaarscholen en voorbereidende klassen verbonden aan bijzondere scholen voor lager onderwijs

Geldend van 14-06-1962 t/m 09-10-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1962

Intitulé

EILANDSBESLUIT van 17 mei 1957, no.6, houdende algemene maatregelen, regelende de bijdragen in de kosten van exploitatie van bijzondere bewaarscholen en voorbereidende klassen verbonden aan bijzondere scholen voor lager onderwijs

Artikel 1

Met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen worden aan het bestuur van een gesubsidieerde school voor lager onderwijs de volgende bijdragen verleend in de kosten van exploitatie van een bijzondere bewaarschool of van voorbereidende klassen verbonden aan de gesubsidieerde school voor lager onderwijs:

  • a.

    een vergoeding per verplichte leerkracht, gelijk aan het bedrag van de bezoldiging en toelagen, waarop die leerkracht aanspraak zou hebben gehad, indien hij in dezelfde positie bij het openbaar onderwijs ware werkzaam geweest;

  • b.

    bovendien worden vergoed de kosten van genees- en heelkundige behandeling van verplichte leerkrachten met inbegrip van de kosten van genees- en verbandmiddelen, zomede die welke voortvloeien uit operaties en verpleging in een ziekeninrichting, overeenkomstig de regelen hiervoor ten behoeve van leerkrachten bij het openbaar onderwijs vastgesteld of nader vast te stellen;

  • c.

    een vergoeding van f. 20,-- (twintig gulden) per maand en per lokaal, dat door voormeld bestuur voor dat onderwijs is beschikbaar gesteld;

  • d.

    een vergoeding van leermiddelen van f. 4,-- (vier gulden) per leerling per jaar.

Artikel 2

  • 1. Bij de berekening van de vergoedingen als bedoeld in het vorige artikel onder d worden als leerlingen aangemerkt, degenen, die aan de betrokken school onderricht ontvangen overeenkomstig de regelen, welke in Afdeling III van het Onderwijsbesluit 1935 (P.B. 1935 no. 49 zoals gewijzigd) zijn gesteld met betrekking tot de toelating en afschrijving van leerlingen.

  • 2. De vergoeding wordt berekend naar het gemiddeld aantal leerlingen, dat in het betrokken kalenderjaar onderricht heeft ontvangen.

Artikel 3

  • 1. Bij de berekening van de vergoeding als bedoeld in artikel 1 onder a worden als verplichte leerkrachten aangemerkt, de leerkrachten als vermeld in de artikelen 23 en 24 van de Onderwijsverordening 1935 (P.B. 1954 no. 43 zoals gewijzigd) tot een aantal berekend overeenkomstig de Ieerlingenschaal, als omschreven in de artikelen 60 en volgende van laatstgemelde verordening, op grond waarvan het aantal verplichte leerkrachten wordt berekend voor de lagere school, waarvoor wordt opgeleid.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt slechts uitgekeerd voor die leerkrachten, welke een bezoldiging ontvangen, overeenkomstig de regelingen voor de bezoldiging van het personeel van. openbare bewaarscholen en voorbereidende klassen aan openbare scholen voor lager onderwijs.

Artikel 4

  • 1. Bij de berekening van de vergoeding als bedoeld in artikel 1 onder c worden als lokalen aangemerkt, de door het Bestuurscollege, gehoord het Hoofd van de Geneeskundige Dienst, voor het onderwijs geschikt bevonden lokalen, tot een aantal ten hoogste gelijk aan het aantal der verplichte leerkrachten als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt niet uitgekeerd, indien de stichtingskosten van het gebouw, waarin het onderwijs wordt gegeven van overheidswege is vergoed of indien terzake uit anderen hoofde enigerlei jaarlijkse uitkering of vergoeding uit de eilandskas wordt genoten.

Artikel 5

Het bestuur van de gesubsidieerde school voor lager onderwijs, dat in aanmerking wenst te komen voor de vergoedingen als in artikel 1 bedoeld zendt jaarlijks voor 1 februari de nodige gegevens en bewijsstukken in voor de vaststelling der vergoedingen over het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 6

Dit besluit kan worden aangehaald als "Subsidiebesluit voorbereidend onderwijs" en wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van 1 januari 1957.