Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen​

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen​

Verordening

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 9 januari 2012 , sector MO/SZ (nr. 3998737);

constateert dat het verplicht is een verordening vast te stellen gericht op het bevorderen van participatie van schoolgaande kinderen

heeft artikel 147 van de Gemeentewet gelezen, alsmede artikel 8, lid 1 sub g, lid 2 sub d juncto artikel 35 lid 5 en artikel 48 lid 4 van de Wet werk en bijstand (WWB)

besluit:

vast te stellen:

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort;

  • b.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;

  • d.

    gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet;

  • e.

    kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 6 jaar tot en met 16 jaar en dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

  • f.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in a1tikel 5, sub c, van de wet;

  • g.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet waarbij een eventuele bijstandsuitkering in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op categoriale bijstand als inkomen wordt gezien;

  • h.

    vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de aanvraagdatum;

Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren en aan de voorwaarden voldoen, hebben om vergroting van deelneming aan de samenleving van ten laste komende schoolgaande kinderen te bevorderen, recht op een vergoeding in de kosten hiervan.

Artikel 3 Maatschappelijke participatie

Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind, komen in aanmerking voor vergoeding op grond van deze verordening. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld sportieve en culturele activiteiten.

vergoeding van kosten van maatschappelijke participatie

  • Artikel 4 Voorwaarden

    • 1.

      Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB, met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen zoals bedoeld in artikel 35 lid 9 WWB, komt in aanmerking voor vergoeding van kosten op grond van deze verordening.

    • 2.

      Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele en sportieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie zoals bedoeld in artikel 3 komen in aanmerking voor vergoeding op grond van deze verordening.

    • 3.

      Op gezinsituaties, waarbij de voorziening op grond van deze verordening geen of onvoldoende oplossing biedt voor de maatschappelijke participatie van het kind en waarbij meer op de gezinssituatie afgestemde steun nodig is, kan naast of in plaats van gebruik van deze voorziening, maatwerk worden toegepast.

Artikel 5 Uitvoering

Het college treft voorzieningen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 6 Verantwoording

Het college verantwoordt aan de raad jaarlijks de resultaten van deze voorziening.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening heet Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012.

  • Artikel 8 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht per 1 januari 2012.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 april 2012.

de griffier,

de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM:

Algemene toelichting

In de motie Blanksma-Spekman C.S. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiele redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan personen met een inkomen van

maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte

financiele positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de

participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geevalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het we1 of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

Toelichting bij de verordening

De gemeente Amersfoort heeft een beleid gericht op participatie van kinderen door verstrekking in natura: het Jeugd Sport en Cultuurfonds (JSCF). De uitvoering is in handen van de provinciale fondsen Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds. Hiermee voldoen wij aan de intentie van de regering achter de opgelegde verplichting een verordening op te stellen. De verordening doet niet meer dan het koppelen van het bestaande gemeentelijke beleid aan de verordeningplicht.

Het JSCF geeft kinderen in Amersfoort van 6 tot en met 16 jaar uit gezinnen met een minimum

inkomen (tot 110% van het van toepassing zijnde bijstandsniveau) de mogelijkheid zonder financiële belemmering deel te nemen aan sport of cultuur.

Naast de basis: sport en cultuur, biedt het gemeentelijk beleid ruimte voor maatwerk voor de meest kwetsbare kinderen en op gezinsituaties, waarbij het Jeugdsport en Cultuurfonds geen of onvoldoende oplossing biedt voor de participatie van het kind en waarbij meer op de gezinssituatie afgestemde steun nodig is. Dit sluit aan op het instrument het maatwerkvangnet.