Mandaatovereenkomst schorsing aanwijzing Havenmeester van Rotterdam

Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Intitulé

Mandaatovereenkomst schorsing aanwijzing Havenmeester van Rotterdam

Burgemeester en wethouders van Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam van 19 december 2003, SEZ 03/5075;

gelet op artikel artikel 161 van de Gemeentewet en artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

tot mandatering van bevoegdheden aan de statutair bestuurder van Havenbedrijf Rotterdam N.V., conform de overeenkomst die ter zake is gesloten tussen ons college en de statutair bestuurder van Havenbedrijf Rotterdam N.V., welke in het hierna volgende integraal is opgenomen:

“Partijen,

het college van burgemeester en wethouders,

en

de statutair bestuurder van Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR NV);

Overwegende,

  • ·

    dat in het kader van de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam tussen de gemeente Rotterdam en HbR NV de Operationele Havenovereenkomst wordt getekend;

  • ·

    dat het hoofd van de divisie Rotterdam Port Authority, werkzaam bij HbR NV, als Havenmeester van Rotterdam is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam;

  • ·

    dat het college ter uitvoering van artikel 4.8 van de Operationele Havenovereenkomst aan de statutair bestuurder van HbR NV de bevoegdheid wenst te mandateren om in een zeer specifiek omschreven geval de aanwijzing van de Havenmeester van Rotterdam te kunnen schorsen.

Komen overeen:

Artikel 1

  • 1. Aan de statutair bestuurder van Havenbedrijf Rotterdam N.V. wordt mandaat verleend om de aanwijzing van de Havenmeester van Rotterdam, als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel i, van de Havenverordening Rotterdam 2004, voor een periode van ten hoogste twee maanden te schorsen, indien hij van oordeel is dat redelijkerwijs kan of mag worden verwacht dat binnen afzienbare tijd sprake kan zijn van een grove of ernstige verwaarlozing door de Havenmeester van Rotterdam van zijn opgedragen taak als Havenmeester.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan niet worden ondergemandateerd.

Artikel 2

Indien van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, doet de statutair bestuurder hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan het college.

Artikel 3

Deze overeenkomst gaat in op het moment van bekendmaking in het Gemeenteblad en treedt inwerking op 1 januari 2004 en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.

Artikel 4

Deze overeenkomst wordt aangehaald als: Mandaatovereenkomst schorsing aanwijzing Havenmeester van Rotterdam.”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 december 2003.

De Secretaris,

A.Liedorp

l.s.

De Burgemeester, 

I.W.Opstelten