Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur

Geldend van 11-12-2015 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur

Algemeen

artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: de artistiek gerichte activiteiten van een instelling;

  • b.

    Programma: een samenhangend geheel van activiteiten dat als zodanig vooraf is gepland;

  • c.

    Instelling: een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Arnhem;

  • d.

    Productie: de functie waarin het voortbrengen van culturele producten centraal staat;

  • e.

    Presentatie: de functie waarin het tonen van culturele producten centraal staat, waarbij te onderscheiden zijn: presentaties die op wisselende locaties kunnen worden gehouden en een tijdelijk karakter hebben (festivals) en presentaties die gedurende het jaar plaatshebben, al dan niet op één locatie (podiumprogrammering);

  • f.

    Festival:een reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd en gepresenteerd;

  • g.

    Openbaar karakter: een door de instelling georganiseerde openbare, voor publiek toegankelijke activiteit waaraan door middel van publiciteit bekendheid wordt gegeven, bijvoorbeeld via de media, affiches en programmabladen. Bedrijfsfeesten, branche-activiteiten en belangenbehartiging worden niet als openbare activiteiten gezien;

  • h.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

  • i.

    ASV: Algemene Subsidieverordening Arnhem 2002.

artikel 2: Subsidiëring

  • 1. Op het in artikel 4 lid 1 van de ASV genoemde beleidsterrein Cultuur kan het college op aanvraag voor een periode van 2 jaar subsidie verstrekken aan instellingen voor een programma aan activiteiten op het gebied van productie of presentatie. De eerste periode is afwijkend van duur en loopt van 1 juli 2013 tot 1 januari 2015.

  • 2. Voor een festival kan het college op aanvraag voor een periode van 4 jaar subsidie verstrekken indien het festival om de 3 of 4 jaar wordt geagendeerd.

  • 3. De onder lid 1 genoemde termijn kan op aanvraag voor 2 jaar worden verlengd indien bij aanvang van de eerste subsidieperiode reeds wordt aangetoond dat de programmatische activiteiten alleen gerealiseerd kunnen worden vanuit een perspectief dat langer is dan 2 jaar en dat er sprake is van een vierjarig programma waarvan de onderdelen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

  • 4. De instellingen dienen primair gericht te zijn op het ontwikkelen en verrichten van activiteiten op het gebied van productie en presentatie.

  • 5. De activiteiten moeten een openbaar karakter hebben en in ieder geval deels in Arnhem plaatsvinden.

  • 6. De instelling dient gedurende minimaal 1 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag actief te zijn geweest op het gebied van productie of presentatie.

  • 7. De programmatische activiteiten dienen primair de productie of presentatie binnen de diverse culturele werkvelden tot doel te hebben. Activiteiten die hiervan een afgeleide zijn, zoals activiteiten ten behoeve van onderzoek, professionalisering van de doelgroep, fora en platforms, komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

  • 8. Het subsidie dient een aanvulling te zijn op andere inkomsten.

  • 9. Alleen kosten die in redelijkheid direct verband houden met de programmatische activiteiten worden in aanmerking genomen.

  • 10. De zogenaamde basisvoorzieningen en meerjarenvoorzieningen, zoals bedoeld in de cultuurnota ‘Stroom’, kunnen niet op eigen naam aanspraak maken op subsidie uit deze regeling.

artikel 3: Subsidieplafond

Het college stelt voorafgaand aan het eerste kalenderjaar van een periode van 2 jaar het subsidieplafond voor 2 jaar vast. Met betrekking tot de eerste subsidieperiode zal het subsidieplafond voor de periode 1 juli 2013 tot 1 januari 2015 worden vastgesteld.

artikel 4: Aanvraag

  • 1. Voor de indiening van een aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van het door het college te verstrekken aanvraagformulier en modelbegroting.

  • 2. Naast de gegevens en bescheiden die ingevolge de ASV dienen te worden overgelegd, dienen een tweejarenactiviteitenplan en -begroting en de jaarrekening en het jaarverslag over de voorgaande 2 boekjaren te worden overgelegd.

  • 3. Een aanvraag op grond van artikel 2 lid 3 dient ook nog vergezeld te gaan van een vierjarenactiviteitenplan en –begroting.

  • 4. Voor een aanvraag tot verlenging van de subsidie zoals bedoeld onder artikel 2 lid 3 geldt dat alleen een activiteitenplan en begroting voor de opvolgende 2 jaar dienen te worden overgelegd.

  • 5. De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de bij de aanvraag verstrekte gegevens.

  • 6. De aanvraag dient voor de subsidieperiode 1 juli 2013 tot 1 januari 2015 vóór 1 oktober 2012 te worden ingediend. Voor de volgende subsidieperioden dient de aanvraag vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode te worden ingediend.

  • 7. Wordt een aanvraag niet binnen de termijn die in lid 6 is vermeld ingediend, dan besluit het college deze buiten behandeling te laten.

  • 8. De beslissing op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk binnen 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag, genomen. Het college maakt deze beslissing schriftelijk bekend aan de aanvrager binnen 3 weken nadat zij is genomen.

artikel 5: Adviescommissie

De Adviescommissie Programmatische Activiteiten Cultuur adviseert het college over de aanvragen op grond van art. 2 lid 1 en 2 aan de hand van de criteria vermeld onder artikel 6 lid 1 en adviseert over de hoogte van de toe te kennen subsidie.

artikel 6:

Verdelingsmaatstaf

  • 1.

    Aanvragen op grond van art. 2 lid 1 en 2 die aan de eisen van deze regeling voldoen worden in onderlinge samenhang gewogen op grond van de volgende criteria:

    • ·

      Kwaliteit

    • ·

      Meerwaarde voor de stad

    • ·

      Cultureel ondernemerschap

    • ·

      Samenwerking

  • 2.

    De aanvragen op grond van art. 2 lid 3 worden voor subsidie in aanmerking gebracht indien er consistentie bestaat tussen de programmatische activiteiten voor de nieuwe subsidieperiode en het bij de eerste aanvraag overgelegde programma voor 4 jaar.

  • 3.

    Op grond van de mate waarin de instellingen voldoen aan de in lid 1 weergegeven criteria stelt het college een rangorde van de aanvragen vast. Aanvragen die gezien de rangorde naar het oordeel van het college in aanmerking komen voor subsidie, worden toegekend tot en voor zover het subsidieplafond ex artikel 3 minus het bedrag dat voor subsidiëring op grond van lid 2 bestemd is, is bereikt.

Artikel 7: Hoogte subsidie

  • 1. Het subsidie kan maximaal het tekort op de begroting voor de programmatische activiteiten bedragen, met een maximum van 75% van de opgevoerde kosten.

  • 2. Jaarlijks wordt de verstrekte subsidie aangepast op grond van het accres op subsidie dat door de raad van de gemeente Arnhem is vastgesteld.

artikel 8: Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen in ieder geval geweigerd worden indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a)

      de activiteiten van de aanvrager niet in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang zijn;

    • b)

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • c)

      de activiteiten zoals blijkt uit de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben;

    • d)

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e)

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f)

      de activiteiten een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben.

  • 2. de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

Overige bepalingen

artikel 9: Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend en het subsidieplafond wordt vastgesteld onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de raad van de gemeente Arnhem.

artikel 10: Bevoorschotting

Op basis van een verleende subsidie kan door het college een voorschot van 100% op de jaarlijkse subsidie worden verstrekt.

artikel 11: Verplichting

Bij een besluit tot subsidieverlening wordt aan de subsidieontvanger in ieder geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidieontvanger verleent alle medewerking aan evaluatie en monitoring;

  • b.

    de subsidieontvanger meldt onmiddellijk iedere wijziging ten opzichte van de gegevens die bij de aanvraag zijn overgelegd;

  • c.

    het programma van activiteiten wordt ter beschikking gesteld aan het Arnhems Uitburo.

artikel 12

: Afwijkingsmogelijkheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 13: Evaluatie en monitoring

Deze regeling en het functioneren van het adviessysteem worden periodiek geëvalueerd, voor het eerst in 2017.

artikel 14: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan.

artikel 15: Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur.

Toelichting Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur

Algemeen

Kern van de Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur is de verdeling van een activiteitenbudget ten behoeve van productie en presentatie. Deze manier van financieren betekent dat niet per definitie vooraf vaststaat wie wat doet in de stad; we dagen instellingen uit hier zelf vorm aan te gaan geven, inspelend op de behoeften en ontwikkelingen in de stad en de ambities van het cultuurbeleid.

Voor aanvragen voor de Subsidieregeling Programmatische Activiteiten Cultuur geldt dat zij een bijdrage dienen te leveren aan de doelstellingen en ambities zoals verwoord in het inhoudelijke beleidskader van de cultuurnota ‘Stroom’. In het algemeen wordt de subsidie uit deze regeling ingezet om een actueel, gevarieerd en pluriform aanbod aan culturele activiteiten in de stad te bewerkstelligen dat zichtbaar en toegankelijk is voor iedereen. Alle disciplines en werkvelden komen in aanmerking: podiumkunsten, beeldende kunsten, vormgeving, letteren, erfgoed, media en alle mogelijke mengvormen. Het kan gaan om (reeksen van) voorstellingen, concerten of projecten.

De subsidieregeling staat niet open voor aanvragen door zogenoemde basisvoorzieningen en meerjarenvoorzieningen, zoals benoemd in de cultuurnota ‘Stroom’. Wel kunnen zij meewerken aan de totstandkoming van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De eerste subsidieperiode is afwijkend, deze beslaat namelijk geen 2 jaar maar loopt van 1 juli 2013 tot 1 januari 2015. Hiervoor is gekozen bij wijze van overgangsregeling voor de instellingen die tot

1 januari 2013 op grond van de gemeentelijke begroting jaarlijks een subsidie ontvingen. Deze subsidieaanspraak vervalt met invoering van deze subsidieregeling. Doordat de eerste aanvraag-datum op uitvoeringstechnische gronden pas op 1 oktober 2012 kan worden gesteld, zouden deze instellingen in hun bedrijfsvoering in de problemen hebben kunnen komen als zij al per 1 januari 2013 met eventuele wijzigingen in de subsidiëring door de invoering van een subsidieregeling zouden worden geconfronteerd. Nu krijgen zij tot 1 juli 2013 de tijd om hun bedrijfsvoering op de eventueel nieuwe omstandigheden aan te passen.

Per artikel

Artikel 2 en 4 Verlengingsmogelijkheid

Het is voor aanvragende instellingen mogelijk om binnen de eerste subsidieperiode van 2 jaar eenmalig een aanvraag tot verlenging met nog eens 2 jaar te doen (artikel 2 lid 3). De aanvraag dient dan uiterlijk 1 april van het tweede jaar van de eerste subsidieperiode te worden ingediend.

Voorwaarde is dat de aanvrager aan het begin van de vierjarige periode aantoonbaar maakt dat de activiteiten alleen gerealiseerd kunnen worden vanuit een perspectief van meer dan twee jaar. Hiertoe dient de aanvragende instelling bij de aanvraag voor de eerste subsidieperiode - naast het tweejarig activiteitenplan en bijbehorende begroting – een beleidsplan in voor een periode van vier jaar. Uit dit plan blijkt duidelijk dat het gaat om een vierjarig programma waarvan de onderdelen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hierin worden tevens de meerjarenvisie en -strategie van de instelling verwoord, met aandacht voor: positionering in de culturele infrastructuur, bijdrage aan het culturele aanbod in de stad en de regio, ontwikkeling publieksopbouw en –bereik, marketing en structurele samenwerkingsverbanden.

Tot slot moet het plan aantoonbaar maken dat men noodzakelijke en concrete verplichtingen aan moet gaan om het vierjarige programma te kunnen realiseren. Deze verplichtingen liggen op het gebied van planning (boekingsafspraken, speelcontracten et cetera) of op het gebied van investeringen.

De beoordeling voor de eerste subsidieperiode geschiedt op basis van een activiteitenplan voor de eerste twee jaren. Onderdeel van de aanvraag tot verlenging is een activiteitenplan voor de volgende twee jaren. Beide activiteitenplannen moeten in lijn zijn met het hierboven genoemde Meerjarenbeleidsplan.

Een verlenging kan binnen een periode van vier jaar slechts één maal worden aangevraagd. Na deze periode van vier jaar kan de cyclus wel herhaald worden. Dit betekent dat een organisatie na vier jaar, waarin het eerst een subsidie voor twee heeft ontvangen én vervolgens een verlenging met twee jaar, opnieuw kan aanvragen. Ook eventueel met het oog op een subsidie voor weer twee jaar én daarna wederom een verlenging met twee jaar. Een dergelijke aanvraag wordt dan allereerst, in de nieuwe cyclus van vier jaar, weer volledig getoetst.

Hierdoor is het mogelijk dat instellingen langer dan twee of vier jaar een subsidie ontvangen uit het budget voor programmatische activiteiten.

Artikel 5: Adviescommissie

De adviescommissie bestaat uit (een vertegenwoordiging van) de Kwartiermaker Cultuur in Rijnboog, (een vertegenwoordiging van) Cultuur Netwerk Arnhem, twee roulerende leden die niet-professioneel zijn gelieerd aan een Arnhemse instelling en een onafhankelijke voorzitter.

Alle aanvragen worden vooraf ambtelijk getoetst op ontvankelijkheid en of zij vallen binnen de bepalingen van de regeling. Zo zullen onder andere de ingediende begroting en jaarstukken worden getoets. De aanvragen die door deze ‘entreetoets’ komen worden vervolgens ter advisering voorgelegd aan een externe commissie. Het advies van deze commissie aan het college betreft alle onder Artikel 6 van de regeling genoemde criteria en is gebaseerd op een puntentelling (zie verder toelichting bij Artikel 6). Het advies geeft een rangorde van de aanvragen aan. De commissie geeft ook een advies inzake de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag, waarbij rekening wordt gehouden met het subsidieplafond en het budget dat eventueel moet worden ingezet voor honorering van verlengingsaanvragen. Het advies van de commissie is niet bindend; het college kan hiervan gemotiveerd afwijken. De aanvragen voor verlenging worden niet voor advies aan de adviescommissie voorgelegd, beoordeling van de aanvragen geschiedt door het college van burgemeester en wethouders. De uitslag wordt aan de aanvrager zowel als aan de adviescommissie meegedeeld.

De commissie adviseert:

  • a)

    per aanvraag. Iedere aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld aan de hand van de genoemde criteria en het bijbehorende puntensysteem. De commissie kan zodoende in de beoordeling specifieke aspecten van de aanvraag meewegen, bijvoorbeeld of het een nieuwe aanvrager is.

  • b)

    over het geheel aan aanvragen. Dit is een beleidsmatig advies vanuit het totale aanbod in de subsidieperiode, specifiek de variatie, pluriformiteit en spreiding van het aanbod, zowel over alle disciplines als over de wijken in de stad en de diverse doelgroepen. Doen zich nieuwe stromingen of accentverschuivingen voor, moeten andere doelgroepen worden bediend, is er extra aandacht nodig voor profilering van de stad, waar moet ruimte voor worden gemaakt?

Artikel 6: Verdelingsmaatstaf

De commissie beoordeelt aan de hand van de volgende criteria:

1. Kwaliteit

Kernbegrippen voor de beoordeling van kwaliteit bij de functie ‘productie’ zijn vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid. Het gaat niet uitsluitend om bewezen kwaliteit, voortkomend uit eerder opgedane ervaring, maar ook om potentiële kwaliteit. Bij de functie ‘presentatie’ worden de kwaliteit van het programmeringsprofiel en de achterliggende visie hierop bedoeld. Ook hier geldt beoordeling van zowel bewezen als potentiële kwaliteit.

2. Meerwaarde van de activiteiten voor de stad, bestaande uit:

Inhoud: De activiteiten zijn van toegevoegde waarde op het bestaande aanbod; zij dragen bij aan de pluriformiteit en diversiteit van het totale aanbod in de stad.

Publiek:Gerealiseerd en geschat bereik in aantallen (gerelateerd aan het soort activiteit of doelgroep) en/of onder nieuwe doelgroepen. Daarnaast dient de aanvrager zich aantoonbaar in te spannen om activiteiten gericht onder de aandacht van het publiek te brengen. Dit wordt beschreven in een publiciteits- en marketingplan waarvoor een bijpassend deel van het budget wordt ingezet.

Vernieuwing:De activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling binnen kunstdisciplines of tussen verschillende disciplines (multidisciplinariteit, cross-overs).

3. Cultureel ondernemerschap

Het succes van een cultureel ondernemer wordt behalve door de kwaliteit van de activiteiten ook bepaald door het kunnen beheren, organiseren en vermarkten ervan. Dit komt tot uitdrukking in:

a) de kwaliteit van de bedrijfsvoering, specifiek het vermogen om kostenefficiënt te werken;

b) de balans tussen kosten en opbrengsten (inclusief verdienvermogen). We doelen hiermee enerzijds op het innoverend vermogen om financieel draagvlak te verwerven (denk aan het maken van proposities voor andere sectoren en het aanboren van externe financieringsmogelijkheden als mecenaten, fondsenwerving en crowdfunding) en anderzijds op het innoverend vermogen maatschappelijk draagvlak te verwerven. Dit komt tot uitdrukking in onder meer het aantal vrijwilligers, ‘vrienden-van’, of andere vormen van verbinding en betrokkenheid tussen publiek en organisatie (anders dan het kwantitatieve publieksbereik van betreffende activiteiten);

c) voor instellingen die in achtereenvolgende subsidieronden een aanvraag doen voor een soortgelijk programma van activiteiten, geldt steeds dat in de begroting behorend bij de aanvraag voor de nieuwe subsidieronde het aandeel van de gemeentelijke subsidie in de totale inkomsten ten opzichte van de vorige aanvraag dient te dalen.

4.Samenwerking

Versnippering leidt tot dubbel werk of verspilling en tot een beperkt bereik. De cultuursector zal de haar partnerschap verder moeten uitbouwen: meer samenwerken over de grenzen van de eigen organisatie heen. Partnerschap geldt niet alleen binnen de cultuursector, maar zeker ook daarbuiten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

Inhoudelijke samenwerking met andere Arnhemse culturele makers, instellingen en/of andere partijen.

Bedrijfsmatige samenwerking: efficiënte organisatie van het aanbod door middel van bedrijfsmatige samenwerking met andere Arnhemse (culturele) instellingen, bijvoorbeeld op het gebied van marketing, personeel, diensten.

5. Actualiteit van het aanbod

Mate waarin wordt ingespeeld op de actualiteit en actuele ontwikkelingen (“wat speelt er in de stad”). Te denken valt aan het aanhaken op actuele thema’s (bijvoorbeeld de Mode Biënnale) en deelname aan de opening van het culturele seizoen.

Weging van de vijf criteria

Niet alle criteria wegen even zwaar bij de beoordeling van een aanvraag. Om deze nuance aan te brengen, geven we de criteria een wegingsfactor mee. De beoordeling bestaat ten eerste uit het toekennen van een aantal punten (steeds maximaal 10 per criterium), dat vervolgens vermenigvuldigd wordt met de factor die voor dat criterium staat (van 2 tot maximaal 5).

Kwaliteit 0 – 10 punt = max. 10 punten x factor 5 = max. 50

Meerwaarde voor de stad

  • -

    Inhoud 0 – 5 punt

  • -

    Publiek 0 – 3 punt = max. 10 punten x factor 5 = max. 50

  • -

    Vernieuwing 0 – 2 punt

Cultureel ondernemerschap 0 – 10 punt = max. 10 punten x factor 4 = max. 40

Samenwerking

  • -

    Inhoudelijk / programmatisch 0 – 5 punt

  • -

    Bedrijfsmatig 0 – 5 punt = max. 10 punten x factor 3 = max. 30

Actualiteit van het aanbod 0 – 10 punt = max. 10 punten x factor 2 = max. 20

MAXIMAAL 190 punten

Verlengingsaanvragen worden ambtelijk getoets op de voortgang van de reeds in gang gezette activiteiten (in het perspectief van het vierjarige programma) en op beoordeling van het activiteitenplan voor de tweede periode. De aanvragen voor verlenging van de subsidie worden voor subsidie in aanmerking gebracht indien er consistentie bestaat tussen de programmatische activiteiten voor de nieuwe subsidieperiode en het bij de eerste aanvraag overgelegde programma voor vier jaar.

=====