Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling betreffende de eisen van aanstelling en bevordering voor het personeel brandweerpersoneel in dienst van de gemeente Rotterdam

Geldend van 05-06-2003 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling betreffende de eisen van aanstelling en bevordering voor het personeel brandweerpersoneel in dienst van de gemeente Rotterdam

Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur van de directie Sociaal Economische Zaken en van de Commandant van de Gemeentelijke Brandweer, nummer SEZ 92/2726;

gelet op het bepaalde in de artikelen 4, 10, 15 en 21 van het Ambtenarenreglement en in de artikelen 3, 9 en 14 van de Rechtspositieregeling Vrijwillig Brandweerpersoneel;

Besluiten:

vast te stellen de volgende

Regeling betreffende de eisen van aanstelling en bevordering voor het operationeel brandweerpersoneel in dienst van de gemeente Rotterdam

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a.

    de ambtenaar:

    de ambtenaar in de zin van de Verordening op de rechtstoestand van het beroepspersoneel bij de brandweer;

    b.

    de vrijwilliger:

    degene die zich beschikbaar heeft gesteld om in voorkomende gevallen werkzaamheden te verrichten welke binnen het takenpakket van de gemeentelijke brandweer vallen en die als zodanig door burgemeester en wethouders is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn;

    c.

    operationeel

    personeel aangesteld in een door het hoofd van dienst als brandweerpersoneel: operationeel aangemerkte functie;

    d.

    betrekking ambtenaar:

    het geheel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;

    e.

    betrekking vrijwilliger

    het geheel van werkzaamheden, door de vrijwilliger te verrichten;

    f.

    vergoeding vrijwilliger:;

    de vergoeding in de zin van de Vergoedingsregeling Vrijwillig Brandweerpersoneel

    g.

    manschappen:

    het personeel, ingedeeld in de rangen van adspirant brandwacht, brandwacht, brandwacht eerste klasse en hoofdbrandwacht;

    h.

    onderofficieren:

    het personeel ingedeeld in de rangen van onderbrandmeester en brandmeester;

    i.

    subalterne officieren:

    het personeel, ingedeeld in de rangen van adjunct-hoofdbrandmeester, adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse, hoofdbrandmeester en hoofdbrandmeester eerste klasse;

    j.

    hoofdofficieren:

    het personeel, ingedeeld in de rangen van commandeur, commandeur eerste klasse, adjunct-hoofdcommandeur, adjunct-hoofdcommandeur eerste klasse, hoofdcommandeur en hoofdcommandeur eerste klasse.

  • 2. Het in dit besluit genoemde is op gelijke wijze van toepassing voor mannen en vrouwen. De tekst 'hij' moet als hij/zij worden gelezen.

Artikel 2

  • 1. Voor gekazerneerd (beroeps)brandweerpersoneel worden onderscheiden de functies

    wachtcommandant, plaatsvervangend wachtcommandant en manschappen.

  • 2. Voor (vrijwillig)brandweerpersoneel van een bluseenheid worden onderscheiden de functies bevelvoerder, plaatsvervangend bevelvoerder en manschappen.

Manschappen

Artikel 3

  • 1. Voor aanstelling in de functie van manschap is vereist, dat:

    • a.

      betrokkene een opleiding heeft genoten ten minste op het niveau van lager technisch onderwijs of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

    • b.

      betrokkene lichamelijk en geestelijk geschikt is voor de vervulling van deze betrekking;

    • c.

      betrokkene niet jonger dan 18 jaren is; voor beroeps brandweerpersoneel geldt dat betrokkene niet ouder dan 30 jaren en voor het vrijwillig personeel niet ouder dan 35 jaren is;

    • d.

      betrokkene heeft voldaan aan zijn wettelijke militaire dienstplicht met betrekking tot de eerste oefening danwel daarvan is vrijgesteld (niet vereist voor vrijwillig brandweerpersoneel);

    • e.

      betrokkene zich verplicht de volgende opleidingen te volgen en de daarbij behorende diploma's te verwerven:

      • 1.

        de rijksdiploma's brandwacht, brandwacht eerste klasse en hoofdbrandwacht;

      • 2.

        het diploma zwemmend redden van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het redden van drenkelingen;

      • 3.

        door het hoofd van dienst aan te wijzen bedrijfscursussen.

  • 2. Indien een vrijwilliger - onverminderd het bepaalde in lid 1 - naar het oordeel van het hoofd van dienst beschikt over voldoende ervaring in brandweerwerkzaamheden en in het bezit is van de vereiste diploma's, zoals genoemd in de hiernavolgende artikelen 5 en 6, kan aanstelling in beroepsdienst plaatsvinden in één van de manschappenrangen.

    De rang bij aanstelling in beroepsdienst is gelijk aan de rang bij vrijwillig dienstverband met als maximum de rang van hoofdbrandwacht.

Artikel 4

Een manschap wordt afhankelijk van opleiding, ervaring en geschiktheid aangesteld in een van de manschappenrangen.

Artikel 5

De adspirant-brandwacht wordt bevorderd tot brandwacht, indien:

  • a.

    hij gedurende een jaar zijn betrekking in de rang van adspirant-brandwacht naar behoren heeft vervuld;

  • b.

    hij in het bezit is van het rijksdiploma brandwacht en het certificaat Korpszaken.

Artikel 6

De brandwacht wordt bevorderd tot brandwacht eerste klasse, indien:

  • a.

    hij gedurende anderhalf jaar zijn betrekking.in de rang van brandwacht naar behoren heeft vervuld;

  • b.

    hij in het bezit is van het rijksdiploma brandwacht eerste klasse met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) en het diploma zwemmend redden van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het redden van drenkelingen.

Artikel 7

De brandwacht eerste klasse wordt bevorderd tot hoofdbrandwacht, indien:

  • a.

    hij gedurende vierjaren zijn betrekking in de rang van brandwacht eerste klasse naar behoren heeft vervuld;

  • b.

    hij in het bezit is van het rijksdiploma hoofdbrandwacht met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s).

Onderofficieren

Artikel 8

  • 1. De hoofdbrandwacht kan worden aangesteld als plaatsvervangend wachtcommandant of plaatsvervangend bevelvoerder, indien:

    • a.

      de personeelsformatie dit toelaat;

    • b.

      hij naar het oordeel van het hoofd van dienst en blijkens een psychologische test beschikt over leidinggevende capaciteiten;

    • c.

      hij met goed gevolg heeft deelgenomen aan het examen van de rijksopleiding voor onderbrandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s).

  • 2. De plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder wordt bevorderd tot onderbrandmeester indien hij in totaal gedurende minimaal drie jaar in de rang van hoofdbrandwacht goed heeft gefunctioneerd, waarvan minimaal één jaar in de functie van plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder.

Artikel 9

  • 1. De onderbrandmeester kan worden aangesteld als wachtcommandant of bevelvoerder, indien:

    • a.

      de personeelsformatie dit toelaat;

    • b.

      hij naar het oordeel van het hoofd van dienst geschikt wordt geacht voor de functie van wachtcommandant c.q. bevelvoerder;

    • c.

      hij in het bezit is van het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s), of in het bezit is van het rijksdiploma onderbrandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) en zich tevens verplicht verklaart binnen een redelijk te achten termijn het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) te behalen;

  • 2. De wachtcommandant c.q. bevelvoerder wordt herplaatst in de functie van plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder in de rang van onderbrandmeester als hij naar het oordeel van het hoofd van dienst niet binnen een redelijk geachte termijn het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) behaalt.

  • 3. De wachtcommandant c. q. bevelvoerder wordt bevorderd tot Brandmeester indien hij in totaal gedurende minimaal drie jaar in de rang van onderbrandmeester goed heeft gefunctioneerd, waarvan minimaal één jaar in de functie van wachtcommandant c.q. bevelvoerder, en in het bezit is van het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s).

Personeel specialistische functies (beroeps brandweerpersoneel)

Artikel 10

Het hoofd van dienst bepaalt welke betrekkingen binnen de dienst behoren tot de categorie specialistische functies, de functie- en opleidingseisen, het functieniveau, alsmede of kandidaten voor deze functies psychologisch moeten worden getest.

Artikel 11

  • 1. De ambtenaar kan worden aangesteld in een specialistische functie, indien:

    • a.

      de personeelsformatie dit toelaat;

    • b.

      hij een functie heeft vervuld die is gewaardeerd op hetzelfde niveau danwel op een salarisklasse lager dan de te vervullen functie;

    • c.

      hij de voor de betrekking vereiste opleidingen met goed gevolg heeft doorlopen;

    • d.

      hij naar het oordeel van het hoofd van dienst voldoende is geoefend in het dragen van een persluchtmasker.

  • 2. De ambtenaar, bedoeld in lid 1, wordt ingedeeld in de salarisklasse overeenkomend met het niveau waarop de funktie is gewaardeerd, of in een lagere salarisklasse afhankelijk van opleiding en ervaring; de toe te kennen rang is gelijk aan de rang welke volgens bijlage A overeenkomt met de toegekende salarisklasse.

  • 3. De voorwaarden en wachttijden voor bevordering zijn voor ambtenaren in specialistische functies gelijk aan die voor ambtenaren ingedeeld in een kazerneploeg.

Subalterne officieren

Artikel 12

Voor de aanstelling als officier is vereist, dat:

  • a.

    de personeelsformatie dit toelaat;

  • b.

    betrokkene het rijksdiploma adjunct-hoofdbrandmeester of het rijksdiploma hoofdbrandmeester of het rijksdiploma commandeur heeft behaald;

  • c.

    betrokkene lichamelijk en geestelijk geschikt is voor de vervulling van deze betrekking;

  • d.

    hij naar het oordeel van het hoofd van dienst en blijkens een psychologische test geschikt wordt geacht voor de functie van officier.

Artikel 13

De officier wordt aangesteld, afhankelijk van opleiding, ervaring en geschiktheid, in ten minste de rang van adjunct-hoofdbrandmeester.

Artikel 14

De adjunct-hoofdbrandmeester wordt tot adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse bevorderd, indien hij gedurende twee jaren zijn betrekking in de rang van adjuncthoofdbrandmeester naar behoren heeft vervuld.

Artikel 15

Tot officier, met de rang van adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse, kan eveneens worden aangesteld de brandmeester, indien:

  • a.

    de personeelsformatie dit toelaat;

  • b.

    hij voldoet aan de in artikel 12 gestelde eisen.

Artikel 16

De adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse wordt tot hoofdbrandmeester bevorderd, indien hij gedurende drie jaren zijn betrekking in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse naar behoren heeft vervuld en het rijksdiploma hoofdbrandmeester bezit.

Artikel 17

De hoofdbrandmeester wordt tot hoofdbrandmeester eerste klasse bevorderd, indien hij gedurende drie jaren zijn betrekking in de rang van hoofdbrandmeester naar behoren heeft vervuld.

Hoofdofficieren

Artikel 18

De officier kan worden bevorderd tot de rang van commandeur of tot een hogere rang indien:

  • a.

    de personeelsformatie dit toelaat;

  • b.

    hij het rijksdiploma commandeur bezit;

  • c.

    hij voldoet aan de in artikel 12 gestelde eisen;

  • d.

    hij voldoet aan de door het tot bevordering bevoegd gezag te stellen eisen van geschiktheid, bekwaamheid en opleiding.

Artikel 19

  • 1. Indien een vacature ontstaat waaraan één der in artikel 1 genoemde rangen voor onderofficieren of officieren is verbonden, wordt door middel van interne werving getracht te voorzien in zulk een vacature. Beroepsbrandweer-personeel heeft daarbij voorrang bij de vervulling van vacatures in het beroepsgedeelte. Vrijwillig brandweerpersoneel heeft daarbij voorrang bij de vervulling van vacatures in het vrijwillig gedeelte. Als geen geschikte interne kandidaat voor vervulling van de vacante functie kan worden voorgedragen, worden de overige kandidaten binnen de dienst en vervolgens kandidaten buiten de dienst in de gelegenheid gesteld te solliciteren.

  • 2. De na gehouden selectie geschikt bevonden externe kandidaat wordt, afhankelijk van leeftijd, opleiding en ervaring, aangesteld in de functionele rang, welke is verbonden aan het functieniveau van de betreffende functie, of een lagere.

  • 3. De op de voet van het vorige lid aangestelde ambtenaar of vrijwilliger dient binnen een door het hoofd van dienst redelijk geachte termijn de eventueel resterende voor de functie vereiste opleidingen met goed gevolg te doorlopen.

Slot en overgangsbepalingen

Artikel 20

  • a.

    De diploma's brandwacht tweede klasse, brandwacht eerste klasse en hoofdbrandwacht welke zijn behaald voor de ingangsdatum van dit besluit worden gelijk gesteld aan de in dit besluit genoemde diploma's brandwacht, brandwacht eerste klasse en hoofdbrandwacht.

  • b.

    Personeel dat voor de inwerkingtreding van de Algemene Maatregel van Bestuur van 11 juni 1991 (Stb. 1991, 276) bij de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam is aangesteld in de rang van adspirant-onderbrandmeester of onderbrandmeester en in het bezit is van het diploma onderbrandmeester of het diploma onderbrandmeester/bevelvoerder, is vrijgesteld van de in het artikel 9 genoemde diploma-eis.

  • c.

    Personeel dat voor de inwerkingtreding van de Algemene Maatregel van Bestuur van 11 juni 1991 (Stb. 1991, 276) bij de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam is aangesteld in één van de officiersrangen is vrijgesteld van de in artikelen 15, 16 en 18 genoemde diploma-eisen.

Artikel 21

Het Aanstellings- en bevorderingsbesluit beroepsbrandweer-personeel van 26 januari 1990, Gemeenteblad 1990 nr. 8 (sedertdien gewijzigd), en het Aanstellings- en bevorderingsbesluit vrijwillig brandweerpersoneel van 19 februari 1982, Gemeenteblad 1982 nr. 27, (sedertdien gewijzigd) komen hiermee te vervallen.

Artikel 22

Burgemeester en wethouders kunnen van het in dit besluit gestelde afwijken, indien dat naar hun oordeel op grond van de personeelsformatie noodzakelijk is.

Artikel 23

Dit besluit kan worden aangehaald als 'Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel' en treedt in werking te rekenen vanaf 1 juli 1991.

Ondertekening

Rotterdam, 23 oktober 1992.

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

De Secretaris

N. van Eck

De Burgemeester

A. Peper

Bijlage A

Rangen gemeentelijk operationeel brandweerpersoneel

I II

Bijlage B.1 Bezoldigingsbesluit 1993

Rang

3

adspirant-brandwacht

4

brandwacht

5

brandwacht eerste klasse

6

hoofdbrandwacht

7

onderbrandmeester

8

brandmeester/adjunct-hoofdbrandmeester

9

adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse

10

hoofdbrandmeester

11

hoofdbrandmeester eerste klasse

12

commandeur

13

commandeur eerste klasse

14

adjunct-hoofdcommandeur

15

adjunct-hoofdcommandeur eerste klasse

16

hoofdcommandeur

17

hoofdcommandeur eerste klasse

Toelichting

Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel Brandweerpersoneel.

In de op 13 juni 1991 van kracht geworden Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. aanstellingseisen en rangen van operationeel brandweerpersoneel wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen beroeps- en vrijwillig brandweerpersoneel. Dit is voor Commandant Brandweer aanleiding om voor te stellen de beide Aanstellings- en bevorderingsbesluiten voor beroeps- respectievelijk vrijwillig brandweerpersoneel te integreren tot één besluit en gelijktijdig in het nieuwe besluit de volgende wijzigingen op te nemen:

  • -

    de functies worden gesplitst in functies in de kazernes voor beroepsbrandweerpersoneel, functies in de bluseenheden voor vrijwillig brandweerpersoneel en in specialistische functies voor beroepsbrandweerpersoneel;

  • -

    de functies in de kazernes worden benoemd als manschap, plaatsvervangend wachtcommandant en wachtcommandant;

  • -

    de functies in de bluseenheden worden benoemd als manschap, plaatsvervangend bevelvoerder en bevelvoerder;

  • -

    de aanstellingseis m.b.t. de lengte (was minimaal 1.65 cm) is vervallen; deze eis is indirect vervat in de eis 'medisch geschikt' (artikel 3, lid b en artikel 12, lid c);

  • -

    de opleiding voor Levensreddende Handelingen is geïntegreerd in de reguliere brandweeropleidingen en wordt derhalve niet meer afzonderlijk als vereiste opleiding genoemd;

  • -

    de inschalings- en carrièrelijn voor beroepsbrandweerpersoneel en de zgn. 1 op 3 regeling ter waardering van de diensttijd bij het Vrijwillig Gedeelte bij de overgang naar het beroepsgedeelte zijn vervallen (artikel 3, lid 2 en lid 3 laatste deel); de achtergrond is dat de inschaling evenals voor het overige personeel een onderhandelingssituatie is tussen werkgever en werknemer;

  • -

    bij de overgang van een vrijwillig dienstverband naar de beroepsdienst wordt men aangesteld in dezelfde rang met als maximum de hoogste manschappenrang nl. hoofdbrandwacht; dit is in overeenstemming met het beleid om kaderleden bij het beroepsgedeelte door interne werving uit het beroepsgedeelte aan te trekken (artikel 3, lid 2, en artikel 19);

  • -

    de rangen hoofdbrandwacht functioneel en adspirant-onderbrandmeester zijn in de Algemene Maatregel van Bestuur niet meer als brandweerrang genoemd; het aanstellingsbesluit is hierop aangepast; voor het huidige brandweerpersoneel in deze rangen wordt de nieuwe rang onderbrandmeester.

  • -

    de plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder moet na aanstelling minimaal één jaar in de funktie werkzaam zijn voordat promotie naar de functionele rang mogelijk is (artikel 8, lid 2); dezelfde regeling geldt bij de aanstelling in de funktie van wachtcommandant c.q. bevelvoerder (artikel 9, lid 3).

  • -

    de artikelen 9 t/m 12 van het huidige Aanstellings- en bevorderingsbesluit beroepsbrandweerpersoneel m.b.t. specialistische functies worden vereenvoudigd; daarbij wordt duidelijker een koppeling gelegd tussen het functieniveau en de rang en wordt de wachttijd c.q. inwerkperiode tot bevordering in de functionele rang gelijkgetrokken met de regeling voor (plaatsvervangend) wachtcommandant/(plaatsvervangend) bevelvoerder; - de aanstellings- en de bevorderingsmogelijkheden voor officieren van het beroepsc.q. van het vrijwillig gedeelte zijn gelijk getrokken; daardoor is het mogelijk geworden dat het hoofd van het vrijwillig gedeelte in een hogere rang wordt aangesteld dan de rang van commandeur (artikel 11 lid ABB/VG); - in verband met de eventueel uit de wijzigingen voortvloeiende bevorderingen is als ingangsdatum 1 juli 1991 gekozen, zijnde de eerste maand na de ingangsdatum van de Algemene Maatregel van Bestuur (13 juni 1991).

De Medezeggenschapscommissie van de Brandweer en de Dienstcommissie van het Vrijwillig Gedeelte gaan akkoord met het geïntegreerde besluit.