Verordening, regelende de bezoldiging en enige andere onderwerpen betreffende de rechtspositie van de zweminstructeurs, belast met het geven van zwemonderricht

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

• a.

  zweminstructeur : de bij de Dienst Stedelijk Onderwijs aangestelde ambtenaar in de zin van het Ambtenarenreglement, belast met het geven van zwemonderricht aan leerlingen van openbare en bijzondere scholen voor basisonderwijs en speciaal basis- en speciaal voortgezet onderwijs;

• b.

  coördinator zweminstructie onderwijs: de bij de Dienst Stedelijk Onderwijs aangestelde ambtenaar in de zin van het Ambtenarenreglement, belast met de coördinatie van het zwemonderricht aan leerlingen van openbare en bijzondere scholen voor basisonderwijs en speciaal basis- en speciaal voortgezet onderwijs;

• c.

  instructie-uur: het klokuur waarin de zweminstructeur tot taak heeft zwemonderricht te geven en al hetgeen hiermee rechtstreeks verband houdt te verrichten;

1. De coördinator zweminstructie onderwijs geniet vakantieverlof gedurende de schoolvakanties van de openbare scholen voor basisonderwijs met dien verstande dat hij zich tot een maximum van vijf dagen per schooljaar gedurende voornoemde vakanties beschikbaar houdt voor het verrichten van werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zijn coördinerende taak.

2. De zweminstructeur geniet vakantieverlof gedurende de schoolvakanties van de leerlingen aan wie hij zwemonderricht behoort te geven.

1. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de zittende zweminstructeurs alsmede de zittende coördinator zweminstructie onderwijs waaronder worden verstaan:

• a.

  diegenen die op 1 augustus 1985 waren aangesteld in vaste dienst en bezoldigd op basis van de Salarisverordening Zweminstructeurs (Gemeenteblad 1960, nr. 21) en dit op de datum van vaststelling van deze verordening nog waren;

• b.

  diegenen die op de datum van de vaststelling van deze verordening aangesteld waren in tijdelijke dienst ter vervanging van wegens verlof afwezige zweminstructeurs en die op genoemde datum langer dan een jaar zonder onderbreking vervangingswerkzaamheden hebben verricht waarbij vakantieperiodes en overige onderbrekingen van niet meer dan vier weken in een jaar niet als onderbreking gelden.

2. Met ingang van 1 augustus 1985 worden de in het vorige lid bedoelde ambtenaren ingepast op het voor zover mogelijk naast hogere salarisbedrag in een van de desbetreffende salarisschalen als bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 3. Voor deze inpassing wordt als basis genomen het salaris waarop de betrokkene op 1 augustus 1985 op grond van tot dusver geldende regeling aanspraak had.

3. De zittende zweminstructeur heeft aanspraak op een garantietoelage indien de in het tweede lid bedoelde inpassing leidt tot een lager salaris dan waar hij recht op had volgens de Salarisverordening zweminstructeurs (Gemeenteblad 1960, nr. 21) zoals deze sedertdien is gewijzigd. De hoogte van deze toelage wordt berekend op het verschil dat toepassing van laatstgenoemde verordening en toepassing van deze verordening oplevert.

4. Op het moment van de in het tweede lid bedoelde inpassing en/of op het eerstvolgende moment waarop de betrokkenheid aanspraak zou kunnen maken op een periodieke verhoging wordt voor zoveel nodig uitvoering gegeven aan het bepaalde in het derde lid.

5. Aan de in dit lid bedoelde zweminstructeurs wordt een nieuwe akte van aanstelling uitgereikt ingaande 1 augustus 1985 met de aantekening dat gedurende het cursusjaar 1985-1986 het aantal instructie-uren waarmee betrokkene in dat jaar is belast geen wijziging ondergaat een en ander voorzover hij is belast met een instructietaak van meer dan 26 klokuren.