Staatsregeling van Sint Maarten

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

Staatsregeling van Sint Maarten

HOOFDSTUK 1 Grondgebied en eenheid

Artikel 1

  • 1. Het grondgebied van Sint Maarten wordt gevormd door het deel van het eiland Sint Maarten dat deel uitmaakt van het Koninkrijk der Nederlanden en de daarbij behorende zeegebieden.

  • 2. De officiële talen zijn het Nederlands en het Engels.

  • 3. Bij landsverordening worden de vlag, het wapen en het volkslied van Sint Maarten vastgesteld.

HOOFDSTUK 2 Grondrechten

§ 1. Vrijheden

Artikel 2

  • 1. Een ieder heeft recht op leven. Dit recht wordt beschermd bij landsverordening. Niemand wordt willekeurig van het leven beroofd.

  • 2. De doodstraf kan niet worden opgelegd.

Artikel 3

Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

Artikel 4

  • 1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.

  • 2. Niemand mag dwangarbeid of verplichte arbeid verrichten, anders dan als taakstraf.

  • 3. Mensenhandel is verboden.

Artikel 5

  • 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens landsverordening te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

  • 2. Bij of krachtens landsverordening worden regels gesteld ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de landsverordening voorziet.

  • 3. Bij of krachtens landsverordening worden regels gesteld inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgestelde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Artikel 6

Een ieder heeft, behoudens bij of krachtens landsverordening te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

Artikel 7

  • 1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij landsverordening bepaald, door hen die daartoe bij landsverordening zijn aangewezen.

  • 2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij landsverordening gestelde uitzonderingen.

  • 3. Aan de bewoner wordt binnen 48 uur een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij landsverordening te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij landsverordening te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen de verstrekking blijvend verzet.

Artikel 8

  • 1. Het briefgeheim is onschendbaar, behalve in de gevallen bij landsverordening bepaald, door of met machtiging van de rechter.

  • 2. Het telefoongeheim is onschendbaar, behalve in de gevallen bij landsverordening bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij landsverordening zijn aangewezen.

Artikel 9

  • 1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening.

  • 2. Bij landsverordening kan de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen worden beperkt ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 10

  • 1. Ieder heeft het recht zonder voorafgaand verlof door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren of inlichtingen door te geven, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening.

  • 2. Bij landsverordening kunnen radio- of televisie-uitzendingen aan vergunningen worden onderworpen in het belang van een verantwoord gebruik van de ether of in het belang van een pluriforme omroep. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending.

  • 3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens of het doorgeven van inlichtingen door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening. Bij of krachtens landsverordening kan het geven van vertoningen, toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar, ter bescherming van de goede zeden worden geregeld.

  • 4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.

  • 5. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om inlichtingen te vergaren en te ontvangen, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening. Bij landsverordening kan het recht om inlichtingen te vergaren worden beperkt.

Artikel 11

  • 1. Het geven van onderwijs is vrij behoudens het bij landsverordening te regelen toezicht van de overheid. Bij of krachtens landsverordening kunnen regels worden gesteld ter bescherming van de gezondheid en, voor wat bij landsverordening aangewezen soorten onderwijs betreft, ten aanzien van de bekwaamheid en zedelijkheid van hen die onderwijs geven.

  • 2. Elk kind heeft recht op het verkrijgen van algemeen vormend basisonderwijs.

  • 3. Het openbaar onderwijs wordt met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging geregeld. Bij landsverordening wordt verzekerd dat voldoende gelegenheid wordt gegeven tot het ontvangen van openbaar basisonderwijs en dat voldoende is voorzien in de behoefte aan bij landsverordening aangewezen andere soorten van openbaar onderwijs.

  • 4. Voor zover deze aan bij of krachtens landsverordening te stellen voorwaarden voldoen, wordt het bijzonder basisonderwijs en de bij landsverordening aangewezen andere soorten van bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaven als het overeenkomstig openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd.

  • 5. De in het voorgaande lid bedoelde voorwaarden eerbiedigen de vrijheid van richting, waaronder met name begrepen de keuze van de leermiddelen en de aanstelling van hen die onderwijs geven. Zij worden met inachtneming van de vrijheid van richting zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid afdoende wordt gewaarborgd van zowel het bijzonder onderwijs als van het openbaar onderwijs.

Artikel 12

Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij landsverordening kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.

Artikel 13

  • 1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening.

  • 2. Bij landsverordening kan dit recht beperkt worden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 14

  • 1. Een ieder die zich rechtmatig in Sint Maarten bevindt, heeft het recht zich daar vrijelijk te bewegen, te verblijven en zijn verblijfplaats te kiezen, behoudens bij of krachtens landsverordening te stellen beperkingen.

  • 2. Een ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen bij landsverordening bepaald.

Artikel 15

  • 1. Een ieder heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom, behoudens bij of krachtens landsverordening in het algemeen belang te stellen beperkingen.

  • 2. Niemand kan zijn eigendom worden ontnomen, dan nadat bij landsverordening verklaard is, dat het algemeen nut de onteigening vordert, en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens landsverordening te stellen voorschriften.

  • 3. Wanneer in geval van nood onverwijld onteigening geboden is, vervalt de in het vorige lid gestelde eis, dat vooraf bij landsverordening verklaard wordt dat het algemeen nut de onteigening vordert en behoeft evenmin de schadeloosstelling vooraf genoten of vooraf verzekerd te zijn.

  • 4. In de gevallen bij landsverordening bepaald bestaat recht op schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.

§ 2. Gelijkheid

Artikel 16

Allen die zich in Sint Maarten bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, huidskleur, geslacht, taal, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, of op welke grond dan ook is niet toegestaan.

Artikel 17

Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.

§ 3. Solidariteit

Artikel 18

  • 1. De aanhoudende zorg van de overheid is gericht op de bescherming van kinderen en jongeren en de bevordering van hun recht op onderwijs, welzijn, culturele ontplooiing en vrijetijdsbesteding.

  • 2. De aanhoudende zorg van de overheid is gericht op de bescherming van ouderen en mensen met een beperking en op de bevordering van hun gezondheid en welzijn.

Artikel 19

  • 1. De bestaanszekerheid van de bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van aanhoudende zorg van de overheid.

  • 2. Bij of krachtens landsverordening worden regels gesteld over de aanspraken op sociale zekerheid.

  • 3. In Sint Maarten woonachtige Nederlanders die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben recht op bijstand van de overheid, onder bij landsverordening te stellen voorwaarden en beperkingen.

Artikel 20

  • 1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van aanhoudende zorg van de overheid.

  • 2. Bij of krachtens landsverordening worden regels gesteld over de rechtspositie van werknemers en over hun bescherming daarbij, alsmede over medezeggenschap.

  • 3. Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens landsverordening gesteld.

Artikel 21

  • 1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.

  • 2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van aanhoudende zorg van de overheid.

  • 3. De overheid schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en vrijetijdsbesteding en voor het behoud van het culturele erfgoed.

Artikel 22

De aanhoudende zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu en het welzijn van dieren.

§ 4. Burgerschap

Artikel 23

Iedere in Sint Maarten woonachtige Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen, alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij landsverordening gestelde uitzonderingen.

Artikel 24

  • 1. Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen.

  • 2. Personen die niet kunnen schrijven mogen verzoekschriften indienen door tussenkomst van anderen, die hiertoe bij landsverordening bevoegd zijn verklaard.

  • 3. Het bevoegd gezag is gehouden verzoeken binnen bij landsverordening te regelen termijn te beantwoorden. Verzoeken aan de Staten worden door de Staten beantwoord binnen een volgens het reglement van orde van de Staten te stellen termijn.

Artikel 25

Bij of krachtens landsverordening worden de toelating en de uitzetting van vreemdelingen geregeld.

§ 5. Rechtspleging

Artikel 26

Een ieder heeft bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen en bij een vervolging wegens een strafbaar feit recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie. Bij landsverordening kan de openbaarheid van de behandeling worden beperkt.

Artikel 27

  • 1. Een ieder heeft recht op persoonlijke vrijheid. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, dan volgens bij wettelijke regeling als bedoeld in artikel 81, onder f en g, te stellen regels in geval van:

    • a.

      rechtmatige detentie na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter;

    • b.

      rechtmatige arrestatie of detentie wegens weigering een overeenkomstig een wettelijke regeling door een rechter gegeven bevel op te volgen of teneinde de nakoming van een door een wettelijke regeling voorgeschreven uitdrukkelijke verplichting te verzekeren;

    • c.

      rechtmatige arrestatie of detentie teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid wanneer er redelijke gronden zijn om te vermoeden, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij een strafbaar feit heeft begaan;

    • d.

      rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel in te grijpen in zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie, ten einde hem voor het bevoegde gezag te geleiden;

    • e.

      rechtmatige bewaring van of rechtens van vrijheid beroofde personen die een besmettelijke ziekte zouden kunnen verspreiden, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen;

    • f.

      rechtmatige detentie van personen ten einde hen te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen of hun verblijf onrechtmatig te verlengen;

    • g.

      rechtmatige arrestatie of detentie van personen indien tegen hen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is.

  • 2. Een ieder die gearresteerd is of gedetineerd, overeenkomstig het eerste lid, onder c, van dit artikel, moet onverwijld voor een rechter worden geleid en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld.

  • 3. Een ieder wiens vrijheid is ontnomen, heeft het recht:

    • a.

      voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de rechtmatigheid van zijn vrijheidsontneming en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de vrijheidsontneming onrechtmatig is;

    • b.

      onverwijld in een taal welke hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van zijn vrijheidsontneming, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid zich te doen bijstaan door een advocaat.

  • 4. Een ieder die het slachtoffer is geweest van een vrijheidsontneming in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.

  • 5. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.

Artikel 28

  • 1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

  • 2. Een ieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld volgens landsverordening bewezen wordt.

  • 3. Niemand mag een tweede keer worden vervolgd of gestraft wegens een strafbaar feit terzake waarvan hij onherroepelijk door de rechter is berecht.

  • 4. Een ieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

    • a.

      onverwijld, in een taal welke hij verstaat, en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid om zich te doen bijstaan door een advocaat;

    • b.

      zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt;

    • c.

      te beschikken over voldoende tijd en faciliteiten ter voorbereiding van zijn verdediging;

    • d.

      zich zelf te verdedigen;

    • e.

      getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à decharge te doen geschieden op dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge.

Artikel 29

  • 1. Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan.

  • 2. Bij landsverordening worden regels gesteld over het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.

Artikel 30

  • 1. Allen aan wie de vrijheid is ontnomen worden behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon.

  • 2. Verdachten worden, uitzonderlijke omstandigheden buiten beschouwing gelaten, gescheiden gehouden van veroordeelden en kunnen aanspraak maken op een afzonderlijke behandeling overeenkomend met hun staat van niet veroordeelde persoon.

  • 3. Jeugdige verdachten worden gescheiden gehouden van volwassenen en zo spoedig mogelijk voor de rechter geleid.

  • 4. Het gevangenisstelsel voorziet in een behandeling van gevangenen die in de eerste plaats is gericht op heropvoeding en reclassering. Jeugdigen gevangenen worden gescheiden gehouden van volwassenen en worden behandeld in overeenstemming met hun leeftijd en wettelijke staat.

§ 6. Beperkingen van grondrechten

Artikel 31

  • 1. Een beperking van de grondrechten, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 6, 7, 8, 9, 10, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 12, 13, 14, 15, eerste lid, artikel 20, derde lid, artikel 23 en artikel 26, is noodzakelijk en proportioneel en zo specifiek mogelijk omschreven.

  • 2. De Staten kunnen een ontwerp van landsverordening inhoudende beperkingen van de grondrechten als bedoeld in het eerste lid, niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van zodanig ontwerp dan met volstrekte meerderheid van stemmen van de zitting hebbende leden.

HOOFDSTUK 3 De regering en de gevolmachtigde minister

§ 1. De regering

Artikel 32

  • 1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.

  • 2. De Koning wordt vertegenwoordigd door de Gouverneur.

  • 3. De ministers zijn verantwoordelijk aan de Staten.

Artikel 33

  • 1. De Minister-President en de overige ministers worden bij landsbesluit benoemd en ontslagen.

  • 2. Indien een minister het vertrouwen van de Staten niet langer heeft, stelt hij zijn ambt ter beschikking.

  • 3. Bij landsverordening kunnen nadere regels over het tweede lid worden vastgesteld.

  • 4. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zittende hebbende leden.

Artikel 34

  • 1. Om minister te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2. Een minister kan niet tegelijk zijn:

    • a.

      Gouverneur;

    • b.

      vervanger van de Gouverneur;

    • c.

      lid van de Staten;

    • d.

      lid van de Raad van Advies;

    • e.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • f.

      Ombudsman;

    • g.

      gevolmachtigde minister;

    • h.

      actief dienend ambtenaar;

    • i.

      lid van de rechterlijke macht;

    • j.

      procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder c, kan een minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.

  • 5. Met ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, onder h, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van het landsbestuur op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 35

  • 1. De ministers onthouden zich van beraadslagen en medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen die hen, hun echtgenoten of hun bloed- ook aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

  • 2. De ministers mogen geen functie bekleden waaraan enige ten laste van de begroting van het Land komende bezoldiging of uitkering is verbonden.

  • 3. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in of bestuurder of commissaris zijn van enige onderneming die op Sint Maarten is gevestigd of actief is. Het houden van aandelen in een naamloze vennootschap wordt niet beschouwd als deelnemen in een onderneming, tenzij betrokkene tezamen met zijn bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad vijfentwintig percent van de aandelen houdt.

  • 4. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in een concessie in het Land.

Artikel 36

  • 1. De minister die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot:

    • a.

      een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens het begaan van een misdrijf terzake waarvan bij landsverordening is bepaald dat de rechter de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf kan opleggen;

    • b.

      een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als omschreven in de artikelen 2:128, 2:129, 2:130, 2:234 tot en met 2:237, 2:344, 2:347, 2:348 tot en met 2:351, 2:353, 2:355, 2:357 tot en met 2:362 van het Wetboek van Strafrecht dan wel;

    • c.

      een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf in verband met artikel 1:116 van het Wetboek van Strafrecht, is van rechtswege ontslagen uit het ambt van minister en niet benoembaar tot minister of verkiesbaar voor de duur van de zittende Staten.

  • 2. De minister is van rechtswege geschorst:

    • a.

      indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt terzake van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c;

    • b.

      wanneer hij bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c.

  • 3. De uit zijn ambt ontheven minister als bedoeld in het eerste lid wordt vervangen. De minister die is geschorst, als bedoeld in het tweede lid, wordt waargenomen. Gedurende de schorsing geniet de minister zijn bezoldiging. Degene die de geschorste of ontslagen minister waarneemt of vervangt, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere ministers.

Artikel 37

Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de ministers. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd ministers zijn.

Artikel 38

Bij landsverordening worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.

Artikel 39

  • 1. De ministers vormen tezamen de ministerraad.

  • 2. De ministerraad bestaat uit zeven ministers, tenzij bij landsverordening een ander aantal is bepaald.

  • 3. De Minister-President is voorzitter van de ministerraad.

  • 4. De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid ten einde de eenheid van dat beleid te bevorderen.

  • 5. Indien de Gouverneur een vergadering van de ministerraad bijwoont heeft hij alsdan een raadgevende stem.

  • 6. Bij landsbesluit wordt een reglement van orde vastgesteld. Het reglement van orde wordt bekend gemaakt door plaatsing in het Afkondigingsblad.

Artikel 40

  • 1. Landsverordeningen en landsbesluiten worden ondertekend door de Gouverneur en door een of meer ministers.

  • 2. Het landsbesluit waarbij de aftredende Minister-President wordt ontslagen en waarbij tevens zijn opvolger wordt benoemd, wordt mede door de laatstgenoemde ondertekend. De landsbesluiten waarbij de overige ministers worden benoemd of ontslagen worden mede door de minister-president ondertekend.

Artikel 41

De ministers leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met het verkrijgen van mijn benoeming als minister aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk aannemen zal, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig

(Dat verklaar en beloof ik)!"

Artikel 42

De bezoldiging, het pensioen alsmede de overige geldelijke voorzieningen van de ministers worden bij landsverordening geregeld.

§ 2. De gevolmachtigde minister

Artikel 43

  • 1. Om gevolmachtigde minister te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2. De gevolmachtigde minister kan niet tegelijk zijn:

    • a.

      Gouverneur;

    • b.

      vervanger van de Gouverneur;

    • c.

      lid van de Staten;

    • d.

      lid van de Raad van Advies;

    • e.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • f.

      Ombudsman;

    • g.

      minister;

    • h.

      lid van de rechterlijke macht;

    • i.

      procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van gevolmachtigde minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, kan een gevolmachtigde minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van gevolmachtigde minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.

  • 5. De voorgaande leden zijn mede van toepassing op de plaatsvervanger van de gevolmachtigde minister.

  • 6. De gevolmachtigde minister wordt indien hij in Sint Maarten aanwezig is, in de gelegenheid gesteld de beraadslagingen van de ministerraad ten aanzien van onderwerpen, welke tot zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.

  • 7. De artikelen 36, 37, 41, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing op de gevolmachtigde minister.

HOOFDSTUK 4 De Staten

§ 1. Samenstelling

Artikel 44

De Staten vertegenwoordigen het gehele volk van Sint Maarten.

Artikel 45

  • 1. De Staten bestaan uit vijftien leden als het inwonertal van Sint Maarten 60.000 of minder bedraagt, zeventien leden als het inwonertal meer dan 60.000 en ten hoogste 70.000 bedraagt, negentien leden als het inwonertal meer dan 70.000 bedraagt en ten hoogste 80.000 en eenentwintig leden als het inwonertal meer dan 80.000 bedraagt.

  • 2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de Staten, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van het land, treedt eerst in bij de volgende periodieke verkiezing van de Staten.

Artikel 46

  • 1. De zittingsduur van de Staten is vier jaren.

  • 2. Het zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van september of op een bij landsverordening te bepalen eerder tijdstip met een uiteenzetting, door of namens de Gouverneur, van het door de regering te voeren beleid in een daartoe belegde vergadering van de Staten.

  • 3. Het zittingsjaar van de Staten wordt door de Voorzitter geopend of gesloten. Het gewone zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van de maand september.

  • 4. Bij de opening van het gewone zittingsjaar van de Staten wordt door of namens de Gouverneur een uiteenzetting van het door de Regering te voeren beleid gegeven.

Artikel 47

  • 1. De leden van de Staten worden gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door landsverordening te stellen grenzen.

  • 2. De verkiezingen zijn vrij en worden gehouden bij geheime stemming.

Artikel 48

  • 1. De leden van de Staten worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van Sint Maarten, die Nederlander zijn en de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 36, eerste lid, en 50, eerste lid, is uitgesloten van het kiesrecht degene die wegens het begaan van een daartoe bij landsverordening aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet uit het kiesrecht.

Artikel 49

  • 1. Om lid van de Staten te kunnen zijn is vereist dat men ingezetene van Sint Maarten en Nederlander is, de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2. Een lid van de Staten kan te allen tijde zijn ontslag nemen door middel van een schriftelijke mededeling aan de voorzitter van de Staten.

  • 3. Het lidmaatschap van de Staten vervalt door een ononderbroken verblijf buiten het land van langer dan acht maanden.

Artikel 50

  • 1. Een lid van de Staten dat bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot:

    • a.

      een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens het begaan van een misdrijf ter zake waarvan bij landsverordening is bepaald dat de rechter de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf kan opleggen;

    • b.

      een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als omschreven in de artikelen 2:128, 2:129, 2:130, 2:234 tot en met 2:237, 2:344, 2:347, 2:348 tot en met 2:351, 2:353, 2:355, 2:357 tot en met 2:362 van het Wetboek van Strafrecht dan wel;

    • c.

      een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf in verband met artikel 1:116 van het Wetboek van Strafrecht; verliest van rechtswege het lidmaatschap van de Staten en is niet verkiesbaar of benoembaar tot minister voor de duur van de zittende Staten.

  • 2. Een lid van de Staten wordt van rechtswege geschorst:

    • a.

      indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt terzake van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c;

    • b.

      wanneer hij bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c.

  • 3. Degene die het lidmaatschap van de Staten heeft verloren, als bedoeld in het eerste lid, wordt vervangen. Het lid van de Staten dat is geschorst, als bedoeld in het tweede lid, wordt waargenomen. Gedurende de schorsing geniet het lid van de Staten zijn bezoldiging. Degene die het geschorste Statenlid waarneemt of degene die het Statenlid dat het lidmaatschap heeft verloren vervangt, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere Statenleden.

Artikel 51

  • 1. De leden van de Staten kunnen niet tegelijk zijn:

    • a.

      Gouverneur;

    • b.

      vervanger van de Gouverneur;

    • c.

      lid van de Raad van Advies;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Ombudsman;

    • f.

      minister;

    • g.

      gevolmachtigde minister;

    • h.

      actief dienend ambtenaar;

    • i.

      lid van de rechterlijke macht;

    • j.

      procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten kunnen worden uitgeoefend.

  • 3. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

Artikel 52

  • 1. Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de leden van de Staten. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd lid van de Staten zijn.

  • 2. Wanneer personen, die verkeren in een van de gevallen bedoeld in het eerste lid, tegelijkertijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij, die de meeste stemmen verkreeg, en bij gelijk aantal stemmen de oudste. Indien in laatstbedoeld geval ook de leeftijden gelijk zijn, beslist het lot.

  • 3. Hij die na zijn verkiezing komt te verkeren in het geval, bedoeld in de tweede zin van het eerste lid, kan op die grond niet verplicht worden af te treden voor de afloop van zijn tijd van zitting.

Artikel 53

  • 1. De leden van de Staten onthouden zich van medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten of hun bloed- ook aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing over de toelating van de na het periodieke aftreden nieuw verkozen leden.

  • 3. De leden van de Staten mogen niet:

    • a.

      in rechtsgedingen, waarin het Land betrokken is, als advocaat of procureur werkzaam zijn;

    • b.

      over de vaststelling of goedkeuring van de rekening en verantwoording van een lichaam in welk bestuur zij zitten, in de Staten medestemmen;

    • c.

      werken ten behoeve van het Land aannemen noch zich daarvoor borg stellen of daarin direct of indirect deel hebben;

    • d.

      direct of indirect deelnemen aan onderhandse pacht van goederen of rechten van het Land.

  • 4. Indien het belang van het Land dat vordert, kunnen de Staten van de verboden, bedoeld in het derde lid, in bepaalde gevallen ontheffing verlenen.

Artikel 54

De Staten onderzoeken de geloofsbrieven van nieuwbenoemde leden en beslissen met inachtneming van bij landsverordening te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel 55

  • 1. Bij landsverordening worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot het kiesrecht en de verkiezingen.

  • 2. Bij landsverordening worden regels gesteld ter bevordering van een evenwichtig en verantwoord verkiezingsverloop.

Artikel 56

De leden van de Staten leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot lid van de Staten, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig

(Dat verklaar en beloof ik)!"

Artikel 57

  • 1. De Staten kiezen uit hun midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

  • 2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaats gevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid van de nieuwe Staten, dat onder de leden, die het langst zitting hebben gehad in het college, het oudste lid is in jaren. Alsook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

  • 3. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze kan niet tevens lid van de Staten zijn.

  • 4. Bij landsverordening wordt de inrichting en organisatie van de griffie geregeld. De ambtenaren van de griffie kunnen niet tevens lid van de Staten zijn.

  • 5. De positie en bezoldiging van de griffier worden bij landsverordening geregeld, evenals zijn aanspraken op verlof en verlofbezoldiging, wachtgeld en pensioen.

  • 6. De benoeming, schorsing en ontslag, alsmede de rechtspositie van de overige ambtenaren van de griffie worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 58

De bezoldiging, het pensioen, alsmede overige geldelijke voorzieningen van de leden van de Staten worden bij landsverordening geregeld. De Staten kunnen een ontwerp van landsverordening ter zake alleen goedkeuren met ten minste twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

Artikel 59

  • 1. De Staten kunnen bij landsbesluit worden ontbonden.

  • 2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden Staten en tot het samenkomen van de nieuw gekozen Staten binnen drie maanden.

  • 3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.

§ 2. Werkwijze

Artikel 60

  • 1. De Staten vergaderen in het openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het nodig acht of vier leden dat vorderen. Met twee derden van de uitgebrachte stemmen kan de vergadering besluiten dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

Artikel 61

  • 1. De Staten mogen alleen beraadslagen en besluiten, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden bij de vergadering aanwezig is.

  • 2. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen tenzij in deze Staatsregeling anders is bepaald.

  • 3. De leden stemmen zonder last.

  • 4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer een lid dit verlangt.

Artikel 62

Elk lid van de Staten heeft het recht vragen te stellen aan de ministers. De ministers beantwoorden deze vragen binnen redelijke termijn, voor zover het beantwoorden daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

Artikel 63

  • 1. De ministers hebben toegang tot de vergaderingen en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 2. Zij kunnen door de Staten worden uitgenodigd om bij de vergaderingen aanwezig te zijn om de verlangde inlichtingen te geven, voor zover het geven daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

  • 3. Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.

Artikel 64

De Staten hebben het recht van onderzoek, te regelen bij landsverordening.

Artikel 65

De leden van de Staten, de ministers en andere personen, die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte vervolgd of aangesproken worden voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 66

De Staten stellen het reglement van orde voor hun vergaderingen vast. Het wordt openbaar gemaakt op de voor de landsverordeningen voorgeschreven wijze.

Artikel 67

De Staten zijn bevoegd de belangen van Sint Maarten voor te staan bij de regering van het Koninkrijk en bij de Staten-Generaal.

Artikel 68

De Staten onderzoeken de aan hen gerichte verzoekschriften.

HOOFDSTUK 5 Raad van Advies, Algemene Rekenkamer, Ombudsman en Vaste Colleges van Advies

§ 1. Raad van Advies

Artikel 69

  • 1. Er is een Raad van Advies, verder te noemen de Raad.

  • 2. De regering hoort de Raad over:

    • a.

      alle ontwerpen van landsverordeningen en van landsbesluiten, houdende algemene maatregelen;

    • b.

      voorstellen tot goedkeuring, als bedoeld in het tweede lid van artikel 24 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, van verdragen die Sint Maarten raken;

    • c.

      voorstellen van rijkswetten en ontwerpen van algemene maatregelen van rijksbestuur.

  • 3. De Staten horen de Raad over bij de Staten door een of meer leden aanhangig gemaakte ontwerpen van landsverordening.

  • 4. De Raad is bevoegd de regering van advies te dienen als hij dat nodig acht.

  • 5. De Raad wordt gehoord in de gevallen dat de landsverordening dit voorschrijft, in alle buitengewone gevallen van gewichtige aard en in alle andere zaken waarin de regering dit nodig acht.

Artikel 70

  • 1. De Raad bestaat uit vijf leden, onder wie een vice-voorzitter. Ten hoogste vijf buitengewone leden kunnen worden benoemd.

  • 2. De Gouverneur kan het voorzitterschap van de Raad bekleden, zo dikwijls hij dat nodig oordeelt. Hij heeft een raadgevende stem.

  • 3. De vice-voorzitter, de overige leden en de buitengewone leden worden bij landsbesluit benoemd voor een periode van zeven jaar. Zij zijn terstond herbenoembaar.

  • 4. In de gevallen bij landsverordening aangewezen kunnen zij worden geschorst of ontslagen. De rechtspositie van de leden en buitengewone leden van de Raad wordt overigens bij of krachtens landsverordening geregeld.

  • 5. Een lid of buitengewoon lid van de Raad kan niet tegelijk zijn:

    • a.

      lid van de Staten;

    • b.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • c.

      Ombudsman;

    • d.

      minister;

    • e.

      gevolmachtigde minister;

    • f.

      actief dienend ambtenaar;

    • g.

      lid van de rechterlijke macht;

    • h.

      procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 6. Met ambtenaar, bedoeld in het vijfde lid, onder f, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die in dienst van het landsbestuur op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

  • 7. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere betrekkingen worden bepaald, dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Raad kunnen worden uitgeoefend.

  • 8. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

Artikel 71

  • 1. De inrichting en bevoegdheid van de Raad van Advies worden bij landsverordening geregeld.

  • 2. Bij landsverordening kunnen aan de Raad van Advies ook andere dan in dit hoofdstuk genoemde taken worden opgedragen.

Artikel 72

De leden of buitengewone leden van de Raad van Advies leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig.

(Dat verklaar en beloof ik)!"

Artikel 73

De Raad van Advies stelt een reglement van orde vast dat wordt bekend gemaakt in het Afkondigingsblad.

§ 2. Algemene Rekenkamer

Artikel 74

  • 1. Er is een Algemene Rekenkamer.

  • 2. De Algemene Rekenkamer is belast met het onderzoek naar de doelmatigheid en rechtmatigheid van de ontvangsten en uitgaven van het Land.

Artikel 75

  • 1. De Algemene Rekenkamer bestaat uit drie leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 2. De voorzitter en de overige leden worden bij landsbesluit voor zeven jaar benoemd uit een voordracht van ten minste twee personen, opgemaakt door de Staten. De voordracht kan slechts worden vastgesteld met tenminste twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden. Zij zijn terstond herbenoembaar.

  • 3. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.

  • 4. In de gevallen bij landsverordening bepaald, kunnen zij door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden geschorst of ontslagen.

  • 5. De rechtspositie van de leden van de Algemene Rekenkamer wordt overigens bij landsverordening geregeld.

  • 6. Het bepaalde in het vijfde, zesde, zevende en achtste lid van artikel 70 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de Algemene Rekenkamer.

Artikel 76

  • 1. De inrichting en bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer worden bij landsverordening geregeld.

  • 2. Bij landsverordening kunnen aan de Algemene Rekenkamer ook andere dan in artikel 74 genoemde taak worden opgedragen.

Artikel 77

De leden van de Algemene Rekenkamer leggen voor de ambtsaanvaarding in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig.

(Dat verklaar en beloof ik)!"

§ 3. Ombudsman

Artikel 78

  • 1. Er is een Ombudsman.

  • 2. De Ombudsman verricht op verzoek of uit eigen beweging onderzoek naar gedragingen van bestuursorganen van het Land en van andere bij landsverordening aangewezen bestuursorganen.

  • 3. De Ombudsman wordt benoemd door de Staten voor een periode van zeven jaar en kan eenmaal worden herbenoemd. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd wordt hij ontslagen.

  • 4. In de gevallen bij landsverordening aangewezen kan hij door de Staten worden geschorst of ontslagen. De landsverordening regelt overigens zijn rechtspositie.

  • 5. Bij landsverordening worden de bevoegdheid en de werkwijze van de Ombudsman geregeld.

  • 6. Bij landsverordening kunnen aan de Ombudsman ook andere taken worden opgedragen.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 79

  • 1. Overige vaste colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur worden ingesteld bij landsverordening.

  • 2. Bij landsverordening worden de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van deze colleges geregeld.

  • 3. Bij landsverordening kunnen aan deze colleges ook andere dan adviserende taken worden opgedragen.

Artikel 80

  • 1. De adviezen van de in dit hoofdstuk bedoelde colleges worden openbaar gemaakt op de wijze, bij landsverordening bepaald.

  • 2. Adviezen, uitgebracht terzake van ontwerpen van landsverordening die door de regering worden ingediend, worden aan de Staten overgelegd, behoudens bij landsverordening te bepalen uitzonderingen.

HOOFDSTUK 6 Wetgeving en bestuur

§ 1. Algemene bepaling over wettelijke regelingen

Artikel 81

De geldende wettelijke regelingen in Sint Maarten zijn:

  • a.

    het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b.

    overeenkomsten met andere mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties, voorzover zij voor Sint Maarten bekrachtigd zijn;

  • c.

    rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur die volgens het Statuut voor Sint Maarten verbindend zijn;

  • d.

    deze Staatsregeling;

  • e.

    onderlinge regelingen als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut, voor zover door een bevoegd orgaan van Sint Maarten daaraan wettelijke kracht is verleend;

  • f.

    onderlinge regelingen als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut;

  • g.

    landsverordeningen, waaronder tevens begrepen de eenvormige landsverordeningen;

  • h.

    landsbesluiten, houdende algemene maatregelen;

  • i.

    ministeriële regelingen;

  • j.

    verordeningen van openbare lichamen, als bedoeld in artikel 97, tweede lid, en zelfstandige bestuursorganen, als bedoeld in artikel 98, tweede lid.

§ 2. Landsverordeningen, eenvormige landsverordeningen, landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, en ministeriële regelingen

Artikel 82

De vaststelling van landsverordeningen geschiedt door de regering en de Staten gezamenlijk.

Artikel 83

De bekrachtiging van ontwerpen van landsverordening geschiedt door de regering na goedkeuring door de Staten. Zij verkrijgen hierdoor kracht van landsverordening.

Artikel 84

  • 1. De regering dient ontwerpen van landsverordening ter goedkeuring bij de Staten in.

  • 2. Alvorens over te gaan tot indiening, biedt de regering een ontwerp van landsverordening aan de Raad van Advies aan.

Artikel 85

  • 1. De Staten hebben het recht ontwerpen van landsverordening aan de regering voor te dragen ter bekrachtiging.

  • 2. Ontwerpen van landsverordening door de Staten voor te dragen ter bekrachtiging worden bij hen aanhangig gemaakt door een of meer leden.

  • 3. De Staten bieden een ontwerp van landsverordening aan de Raad van Advies aan alvorens zij het in behandeling nemen.

Artikel 86

  • 1. Zolang een ontwerp van landsverordening, ingediend door de regering, niet door de Staten is goedgekeurd, kan het door hen, op voorstel van een of meer leden, of door de regering worden gewijzigd.

  • 2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht ter bekrachtiging van een ontwerp van landsverordening, kan het door hen, op voorstel van een of meer leden, of door het lid of leden door wie het aanhangig gemaakt is, worden gewijzigd.

Artikel 87

  • 1. Zolang een ontwerp van landsverordening, ingediend door de regering, niet door de Staten is goedgekeurd, kan het door de regering worden ingetrokken.

  • 2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht ter bekrachtiging van een ontwerp van landsverordening, kan het door het lid of de leden door wie deze aanhangig is gemaakt, worden ingetrokken.

Artikel 88

  • 1. De regering en de Staten geven elkaar kennis van hun besluit over enig ontwerp van landsverordening. De Staten geven de regering kennis over hun besluit een ontwerp van landsverordening te onderwerpen aan een referendum, bedoeld in artikel 92.

  • 2. Indiening en intrekking van ontwerpen van landsverordening door de regering geschieden door tussenkomst van de Gouverneur.

Artikel 89

De bekendmaking en de inwerkingtreding van landsverordeningen wordt bij landsverordening geregeld. Zij treden niet in werking voordat zij zijn bekendgemaakt.

Artikel 90

  • 1. Bij onderlinge regeling met een of meer landen binnen het Koninkrijk kan de procedure voor de totstandkoming van eenvormige landsverordeningen worden geregeld, waarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in deze paragraaf.

  • 2. Een dergelijke onderlinge regeling treedt niet in werking dan nadat zij bij landsverordening is goedgekeurd.

Artikel 91

  • 1. Door de regering kunnen landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld.

  • 2. Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens landsverordening. Bij landsverordening worden de op te leggen straffen bepaald.

  • 3. Alvorens een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bekrachtigen biedt de regering het ontwerp van landsbesluit aan de Raad van Advies aan.

  • 4. Artikel 89 is van overeenkomstige toepassing op landsbesluiten, houdende algemene maatregelen.

  • 5. Een landsverordening of landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan aan de minister de bevoegdheid toekennen tot het vaststellen van een ministeriële regeling. Artikel 89 en het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op ministeriële regelingen.

§ 3. Raadplegend referendum

Artikel 92

Tot een raadplegend referendum wordt overgegaan op initiatief van de Staten.

Artikel 93

  • 1. Een referendum kan betrekking hebben op een ontwerp van landsverordening dat door de Staten is goedgekeurd of ter bekrachtiging is voorgedragen, of op een onderwerp van groot maatschappelijk belang waarover de regering of Staten een beslissing hebben genomen en dat niet is uitgesloten van een referendum op grond van artikel 94.

  • 2. Een door de Staten goedgekeurd of ter bekrachtiging voorgedragen ontwerp van landsverordening dat wordt onderworpen aan een referendum wordt nog niet bekrachtigd.

Artikel 94

  • 1. In geen geval kunnen aan een referendum worden onderworpen:

    • a.

      voorstellen van rijkswetgeving;

    • b.

      ontwerpen van landsverordening inzake de begroting;

    • c.

      ontwerpen van landsverordening die mede strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • d.

      ontwerpen van landsverordening inzake de belastingen;

    • e.

      ontwerpen van eenvormige landsverordeningen.

  • 2. Bij landsverordening kunnen andere onderwerpen worden uitgesloten van een referendum.

Artikel 95

  • 1. Bij landsverordening wordt steeds het gevolg van een referendum bepaald.

  • 2. De landsverordening, bedoeld in het eerste lid, kan bepalen dat indien een meerderheid zich tegen het ontwerp van landsverordening keert en deze meerderheid een bij landsverordening te bepalen deel omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, het ontwerp van landsverordening van rechtswege vervalt.

Artikel 96

Alles wat verder het referendum betreft, wordt geregeld bij of krachtens landsverordening.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 97

  • 1. Bij landsverordening kunnen openbare lichamen ter behartiging van bepaalde belangen worden ingesteld en opgeheven.

  • 2. De landsverordening regelt de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de samenstelling en de bevoegdheid van hun besturen alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Bij landsverordening kan aan hun besturen verordenende bevoegdheid worden verleend.

  • 3. Het toezicht op deze besturen wordt bij landsverordening geregeld. Vernietiging van besluiten van deze besturen kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 98

  • 1. Bij landsverordening kunnen zelfstandige bestuursorganen worden ingesteld en opgeheven.

  • 2. De landverordening regelt de inrichting, samenstelling taken en bevoegdheden van de zelfstandige bestuursorganen, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Bij landsverordening kan aan zelfstandige bestuursorganen verordenende bevoegdheid worden verleend. De afkondiging van verordeningen van een zelfstandig bestuursorgaan geschiedt door plaatsing in het Afkondigingsblad, met vermelding van de datum van uitgifte.

  • 3. Het toezicht op zelfstandige bestuursorganen wordt bij landsverordening geregeld.

  • 4. Vernietiging door de regering of onthouding van goedkeuring door het bij landsverordening aangewezen orgaan kan alleen plaatsvinden wegens strijd met het recht.

  • 5. Een besluit tot vernietiging of tot onthouding van goedkeuring wordt met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan. Over een besluit tot vernietiging wordt de Raad van Advies gehoord.

Artikel 99

  • 1. Belastingen worden geheven uit kracht van een landsverordening.

  • 2. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met volstrekte meerderheid van stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 3. Retributies worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 100

  • 1. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Land wordt bij landsverordening vastgesteld.

  • 2. De jaarbegroting en de meerjarenbegroting zullen sluitend zijn. Indien dit nodig is in verband met het herstel van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen, waaronder natuurrampen, kan volgens regels gegeven bij of krachtens rijkswet of landsverordening, worden afgeweken van de eerste volzin.

  • 3. De begroting wordt jaarlijks in een of meer ontwerpen door de regering aan de Staten uiterlijk op de eerste september aangeboden.

  • 4. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Land wordt aan de Staten gedaan overeenkomstig de landsverordening. De door de Algemene Rekenkamer onderzochte rekening wordt jaarlijks aan de Staten overgelegd.

  • 5. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent het beheer van de financiën van het Land.

Artikel 101

  • 1. Bij landsverordening worden regels gesteld ten einde de rechtmatigheid en integriteit van het bestuur en het bestuurlijk handelen alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer te waarborgen.

  • 2. Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd.

Artikel 102

  • 1. Het aangaan of garanderen van een geldlening ten name of ten laste van het Land geschiedt niet dan krachtens landsverordening.

  • 2. De aan de aangegane of gegarandeerde geldleningen verbonden rentelasten zullen een bij landsverordening vastgesteld percentage van de gemiddelde inkomsten van de collectieve sector van de drie aan het begrotingsjaar voorafgaande jaren, niet mogen overschrijden.

  • 3. Bij landsverordening worden nadere regels gesteld over het aangaan, garanderen of het verstrekken van een geldlening.

Artikel 103

  • 1. Er is een centrale bank. De centrale bank oefent het toezicht op het geldstelsel uit. Bij landsverordening kunnen andere taken aan de centrale bank worden opgedragen.

  • 2. Bij of krachtens landsverordening wordt het geldstelsel geregeld.

Artikel 104

Bij landsverordening worden het burgerlijk recht en het strafrecht, in algemene wetboeken geregeld, behoudens de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke landsverordeningen.

Artikel 105

Bij landsverordening worden algemene regels van bestuursrecht vastgesteld.

Artikel 106

De rechtspositie van de ambtenaren wordt bij landsverordening geregeld. De landsverordening stelt tevens regels over hun bescherming bij de arbeid en over medezeggenschap.

Artikel 107

De overheid betracht bij de uitvoering van haar taak openbaarheid voor zover dit niet strijdig is te achten met het belang van het Land en dat van het Koninkrijk dan wel met andere belangen die het achterwege laten van openbaarmaking rechtvaardigen. Bij landsverordening worden ter zake nadere regels gesteld.

Artikel 108

Bij landsbesluit kan volgens regels, bij landsverordening te stellen, vergunning worden verleend voor mijnbouwondernemingen, voor ondernemingen van openbaar nut, telecommunicatie en voor de aanleg van werken ten behoeve van deze ondernemingen.

Artikel 109

Bij landsverordening wordt het beheer der domaniale gronden en andere domaniale rechten geregeld.

Artikel 110

  • 1. Personen, die woonachtig zijn in Sint Maarten, kunnen niet dan bij landsverordening tot dienst in de krijgsmacht dan wel tot burgerdienstplicht worden verplicht.

  • 2. De dienstplichtigen, dienende bij de landmacht, kunnen zonder hun toestemming niet dan bij landsverordening naar elders worden gezonden.

Artikel 111

In geval van buitengewone omstandigheden kan bij landsbesluit worden bepaald dat in Sint Maarten woonachtige dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of geroepen. Alsdan wordt onverwijld een ontwerp van landsverordening bij de Staten ingediend om het in werkelijke dienst blijven van dienstplichtigen zoveel nodig te bepalen.

Artikel 112

  • 1. Bij landsverordening wordt bepaald in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid en openbare orde bij landsbesluit een door landsverordening als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen.

  • 2. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 2, eerste lid, in geval van dood als gevolg van rechtmatige oorlogshandeling, 7, eerste lid, voor zover dit het vereiste van een bijzondere schriftelijke machtiging van de rechter betreft, 7, tweede lid, 8, 9, voor zover dit de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in dit artikel omschreven recht betreft, 10, 12, 13, 14, eerste lid, en 15, eerste lid.

  • 3. Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet bij landsbesluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen, beslissen de Staten omtrent het voortduren daarvan.

HOOFDSTUK 7 Rechtspraak, openbaar ministerie en politie

§ 1. Rechtspraak

Artikel 113

  • 1. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over de rechterlijke organisatie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

  • 2. Elke tussenkomst in rechtszaken is verboden.

Artikel 114

  • 1. De tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn:

    • a.

      het Gerecht in eerste aanleg;

    • b.

      het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. De rechtsmacht van de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van rechtszaken in Sint Maarten wordt geregeld bij rijkswet.

Artikel 115

  • 1. Aan de rechterlijke macht is opgedragen:

    • a.

      de berechting van geschillen over burgerlijke zaken;

    • b.

      de berechting van strafbare feiten.

  • 2. Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de berechting van geschillen over bestuursrechtelijke zaken, tenzij bij landsverordening de kennisneming daarvan is opgedragen aan bijzondere rechtscolleges, waarin mede een of meer leden van het Hof van Justitie zitting nemen.

  • 3. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht wordt overigens bij landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 116

  • 1. De leden en plaatsvervangend leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.

  • 2. De leden en plaatsvervangend leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd bij koninklijk besluit ontslagen, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

  • 3. In de gevallen bij landsverordening bepaald kunnen zij door een bij landsverordening aangewezen gerecht dat tot de rechterlijke macht behoort worden geschorst of ontslagen, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

  • 4. Bij landsverordening wordt hun rechtspositie geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 117

  • 1. Met uitzondering van de gevallen bij landsverordening bepaald, vinden de zittingen op straffe van nietigheid in het openbaar plaats. De vonnissen houden de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.

  • 2. Om gewichtige redenen kan het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk plaatsvinden met gesloten deuren. In het proces-verbaal van de zitting worden de redenen vermeld.

Artikel 118

Gratie wordt verleend bij landsbesluit na ingewonnen advies van de rechter door wie het vonnis is gewezen met inachtneming van bij of krachtens landsverordening te stellen voorschriften.

Artikel 119

  • 1. De rechter is bevoegd de verenigbaarheid met de Staatsregeling van in werking getreden wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 81, onder g, met uitzondering van eenvormige landsverordeningen, h, i en j, te beoordelen. Toetsing door de rechter van een wettelijke regeling, als bedoeld in de eerste volzin, aan de Staatsregeling blijft achterwege indien een voldoende belang ontbreekt of de bepaling uit de Staatsregeling zich naar inhoud niet voor toetsing leent. Evenmin kan de rechter de totstandkoming van in werking getreden wettelijke regelingen, als bedoeld in de eerste volzin, toetsen aan de Staatsregeling.

  • 2. De rechter kan een in werking getreden wettelijke regeling als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaren. De rechter kan daarbij bepalen dat de gevolgen van de geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaarde wettelijke regeling, geheel of gedeeltelijk in stand blijven.

§ 2. Openbaar ministerie

Artikel 120

  • 1. Er is een openbaar ministerie.

  • 2. Het openbaar ministerie bestaat uit:

    • a.

      het parket van de procureur-generaal;

    • b.

      het parket in eerste aanleg.

  • 3. Aan het hoofd van het openbaar ministerie staat de procureur-generaal.

  • 4. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over het openbaar ministerie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

Artikel 121

  • 1. De procureur-generaal staat aan het hoofd van het parket van de procureur-generaal.

  • 2. Aan het hoofd van het openbaar ministerie bij het Gerecht in eerste aanleg staat een hoofdofficier van justitie, die als hoofd van het parket in eerste aanleg wordt benoemd. De hoofdofficieren van justitie zijn in hun ambtsbetrekking ondergeschikt aan de procureur-generaal.

Artikel 122

  • 1. Het openbaar ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij landsverordening opgedragen taken.

  • 2. Het openbaar ministerie is in het bijzonder belast met:

    • a.

      de handhaving van de wettelijke regelingen;

    • b.

      de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • c.

      het doen uitvoeren van vonnissen en beschikkingen in strafzaken;

    • d.

      het toezicht op de naleving van de rechterlijke beslissingen in tuchtzaken.

  • 3. De taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie worden, op de wijze bij landsverordening bepaald, uitgeoefend door de leden van het openbaar ministerie.

  • 4. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van het openbaar ministerie wordt overigens bij landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 120, vierde lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 123

  • 1. Vervolging van een minister of een lid van de Staten wegens het begaan van een misdrijf geschiedt door de procureur-generaal of een door hem aan te wijzen ander lid van het openbaar ministerie, na bevel van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op vordering van de procureur-generaal.

  • 2. Bij landsverordening wordt de procedure geregeld. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

§ 3. Politie

Artikel 124

  • 1. Er is een politiekorps.

  • 2. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over de politie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

Artikel 125

  • 1. De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

  • 2. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de politie wordt overigens bij of krachtens landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 124, tweede lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 126

De ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn taak geweld te gebruiken tegen personen en goederen, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Bij of krachtens landsverordening worden nadere regels gesteld over het geweldgebruik, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 124, tweede lid, tot stand is gekomen, die hierin voorziet.

HOOFDSTUK 8 Constitutioneel Hof

Artikel 127

  • 1. Er is een Constitutioneel Hof.

  • 2. Het Hof heeft tot taak de verenigbaarheid van een bekrachtigde, maar niet in werking getreden wettelijke regeling als bedoeld in artikel 81, onder g, met uitzondering van eenvormige landsverordeningen, h, i en j, met de Staatsregeling te beoordelen. Toetsing blijft achterwege indien de bepaling uit de Staatsregeling zich niet voor toetsing leent.

  • 3. Een zaak kan uitsluitend aanhangig worden gemaakt door een schriftelijk verzoek van de Ombudsman wegens onverenigbaarheid met de Staatsregeling, binnen zes weken na bekrachtiging van de wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, tenzij sprake is van een spoedeisend belang. In geval sprake is van een spoedeisend belang is de Ombudsman niet ontvankelijk. Bij of krachtens landsverordening worden nadere regels gesteld over een spoedeisend belang. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 4. Een wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, treedt niet eerder in werking dan zes weken na bekrachtiging, tenzij sprake is van een spoedeisend belang, als bedoeld in het derde lid. Indien de Ombudsman binnen deze termijn een zaak aanhangig heeft gemaakt, wordt de inwerkingtreding opgeschort tot twee weken na de beslissing van het Hof.

  • 5. Indien het Hof oordeelt dat een wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, niet verenigbaar is met de Staatsregeling, kan het de wettelijke regeling vernietigen. Hierdoor treedt de wettelijke regeling niet in werking.

  • 6. Bij landsverordening kunnen aan het Hof andere taken worden opgedragen.

Artikel 128

  • 1. Het Constitutioneel Hof bestaat uit drie leden, onder wie een president en een vice-president, en drie plaatsvervangende leden.

  • 2. De leden en plaatsvervangende leden van het Hof worden bij landsbesluit benoemd voor een periode van tien jaar. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd op voordracht van de Raad van State van het Koninkrijk en uit zijn midden. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd op voordracht van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uit zijn midden. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd, gehoord het Constitutioneel Hof.

  • 3. De benoemingsvereisten voor de leden en plaatsvervangende leden worden bij of krachtens landsverordening vastgesteld. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde voordrachten bevatten de namen van zo mogelijk twee personen.

  • 5. De president en vice-president van het Constitutioneel Hof worden op voordracht van het Constitutioneel Hof, bij landsbesluit benoemd uit de leden van het Hof.

  • 6. Schorsing of ontslag als lid van de Raad van State van het Koninkrijk of als lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba brengt van rechtswege schorsing of ontslag als lid of plaatsvervangend lid van het Constitutioneel Hof met zich mee.

  • 7. De leden of plaatsvervangende leden van het Constitutioneel Hof worden op eigen verzoek of wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd bij landsbesluit ontslagen. In de gevallen bij landsverordening bepaald kunnen zij door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in raadkamer, op vordering van de procureur-generaal worden geschorst of ontslagen. De Staten kunnen een ontwerp van landsverordening als bedoeld in de eerste en tweede volzin niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 8. De samenstelling, inrichting, werkwijze, de totstandkoming van beslissingen van het Constitutioneel Hof alsmede de rechtspositie van de leden en plaatsvervangende leden en de griffier van het Hof wordt overigens bepaald bij landsverordening. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

HOOFDSTUK 9 Slotbepalingen

Artikel 129

  • 1. Bij landsverordening kunnen in de bepalingen van deze Staatsregeling wijzigingen worden aangebracht. Elk ontwerp van landsverordening tot verandering van de Staatsregeling wijst de desbetreffende verandering uitdrukkelijk aan.

  • 2. De Staten kunnen een ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of besluiten tot voordracht dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

  • 3. Een landsverordening tot wijziging van deze Staatsregeling met betrekking tot:

    • a.

      de artikelen betrekking hebbende op de grondrechten;

    • b.

      de bepalingen betrekking hebbend op de bevoegdheden van de Gouverneur;

    • c.

      de artikelen betrekking hebbende op de bevoegdheden van de Staten;

    • d.

      de artikelen betrekking hebbende op de rechtspraak wordt overgelegd aan de regering van het Koninkrijk. Zij treedt niet in werking dan nadat de regering van het Koninkrijk haar instemming hiermee heeft betuigd.

  • 4. Een ontwerp van landsverordening betreffende de bepalingen bedoeld in het derde lid wordt niet aan de Staten aangeboden, noch door de Staten ter bekrachtiging voorgedragen dan nadat het gevoelen van de regering van het Koninkrijk is ingewonnen.

Artikel 130

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Staatsregeling.

Artikel 131

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de datum waarop artikelen I en II van de Rijkswet tot wijziging van het Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen, in werking treedt.

Additionele Artikelen

Artikel I

  • 1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Staatsregeling geldende landsverordeningen, landsbesluiten, houdende algemene maatregelen en andere besluiten van regelgevende aard van de Nederlandse Antillen, alsmede eilandsverordeningen en eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, van het eilandgebied Sint Maarten blijven van kracht, totdat zij met inachtneming van de Staatsregeling zijn gewijzigd of ingetrokken.

  • 2. Bij landsverordening worden voorzieningen getroffen betreffende de verdere toepassing als regelingen van Sint Maarten van de regelingen, bedoeld in het eerste lid, alsmede betreffende de handhaving van de op dat tijdstip in Sint Maarten bestaande organen van openbaar bestuur.

Artikel II

De landsverordeningen die bij de Rijkswet tot wijziging van het Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen worden verheven tot landsverordening van Sint Maarten, treden in werking met ingang van de datum waarop de artikelen I en II van de Rijkswet tot wijziging van het Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treden. Ze worden zo spoedig mogelijk opgenomen in het Afkondigingsblad zo mogelijk in de volgorde voortvloeiende uit deze Staatsregeling.

Artikel III

  • 1. De op de datum van inwerkingtreding van deze Staatsregeling zitting hebbende leden van de eilandsraad verkrijgen met ingang van die datum de hoedanigheid van Statenlid.

  • 2. Indien op de datum van inwerkingtreding van deze Staatsregeling de Staten bestaan uit elf leden, dan worden overeenkomstig artikel 59, tweede lid, de Staten ontbonden en verkiezingen uitgeschreven. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.

  • 3. In de periode gelegen tussen de inwerkingtreding van deze Staatsregeling en de beëdiging van de Staten bestaande uit vijftien leden, worden geen ontwerpen van landsverordeningen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, of artikel 129 goedgekeurd of ter bekrachtiging voorgedragen.

Artikel IV

  • 1. De Staten kunnen op voorstel van de regering besluiten een ontwerp van landsverordening in behandeling te nemen dat vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Staatsregeling door de regering van de Nederlandse Antillen bij de Staten van de Nederlandse Antillen aanhangig was gemaakt. Zij nemen de behandeling van het desbetreffende ontwerp over in de staat waarin die behandeling verkeerde op het evenbedoelde tijdstip.

  • 2. De Staten kunnen besluiten een ontwerp van landsverordening in behandeling te nemen dat vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Staatsregeling door een lid van de Staten van de Nederlandse Antillen bij de Staten van de Nederlandse Antillen aanhangig was gemaakt. Zij nemen de behandeling van het desbetreffende ontwerp over in de staat waarin die behandeling verkeerde op het evenbedoelde tijdstip.

  • 3. Dit artikel vervalt één jaar na de inwerkingtreding van deze Staatsregeling.

Artikel V

  • 1. De eerste benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Constitutioneel Hof als bedoeld in artikel 128, geschiedt door de eilandsraad op voordracht van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten.

  • 2. De eerste benoeming van de griffier van het Constitutioneel Hof, bedoeld in artikel 15 van het ontwerp van landsverordening Constitutioneel Hof, geschiedt door het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten.

Artikel VI

De regering krijgt de bevoegdheid de nummering van de verwijzingen naar het Wetboek van Strafrecht in artikel 36, eerste lid, en artikel 50, eerste lid, in verband met het bij de Staten van de Nederlandse Antillen aanhangige ontwerp van landsverordening houdende de vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht aan te passen. De tekst wordt vooraf voorgelegd aan de Staten.

Memorie van toelichting Staatsregeling

memorie van toelichting Staatsregeling

[Klik hier om het document te downloaden]

Translation of the Constitution of Sint Maarten

The Constitution of Sint Maarten

Translation of the Explanatory Memorandum of the Constitution of Sint Maarten

Explanatory Memorandum of the Constitution of Sint Maarten