Landsverordening van de 12de januari 1979 houdende voorzieningen met betrekking tot de oprichting en de inrichting van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen)

Geldend van 24-06-2006 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 03-09-2004

Intitulé

Landsverordening van de 12de januari 1979 houdende voorzieningen met betrekking tot de oprichting en de inrichting van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen)

TITEL I Algemene Bepalingen

Artikel 1

Deze landsverordening verstaat onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Onderwijs en Cultuur;

  • b.

    de Universiteit: de Universiteit van de Nederlandse Antillen.

Artikel 2

  • 1. Er is een Universiteit, gevestigd te Willemstad op Curaçao.

  • 2. De Universiteit bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3

  • 1. De Universiteit heeft in elk geval tot taak door het geven van hoger onderwijs:

    • a.

      voor te bereiden op het bekleden van maatschappelijke betrekkingen, waarvoor een hogere opleiding vereist is of dienstbaar kan zijn;

    • b.

      te bevorderen het inzicht in de samenhang der wetenschappen alsmede het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.

  • 2. Zij staat ten dienste van de beoefening der wetenschap en het wetenschappelijk onderzoek, zulks mede ten behoeve van het hoger onderwijs en de maatschappelijke ontwikkeling.

  • 3. Zij kan tevens al dan niet in samenwerking met derden, cursussen verzorgen ten behoeve van hen, die zich door middel van hoger onderwijs verder wensen te bekwamen.

Artikel 4

De Universiteit bevordert zo veel mogelijk een doelmatige samenwerking met andere centra van wetenschapsbeoefening in en buiten de Nederlandse Antillen.

Artikel 5

  • 1. De Universiteit omvat tenminste de volgende faculteiten:

    • a.

      de faculteit der rechtsgeleerdheid;

    • b.

      de faculteit der geneeskunde;

    • c.

      de faculteit der sociale en economische wetenschappen;

    • d.

      de faculteit der technische wetenschappen;

    • e.

      de algemene faculteit.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen andere faculteiten worden ingesteld.

  • 3. In een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede lid, kan, - de rector magnificus en de personeelsraad gehoord - worden bepaald dat het onderwijs in de in dat landsbesluit genoemde faculteiten in zijn geheel met inbegrip van het afnemen van de bijbehorende examens uitsluitend plaatsvindt op één van de eilanden van de Nederlandse Antillen.

Artikel 6

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen aan de Universiteit instituten worden verbonden die, al dan niet in samenwerking met in andere landen gevestigde wetenschappelijke instellingen, werkzaam zijn op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek.

TITEL II Het bestuur

Artikel 7

  • 1. De rector magnificus is, onverminderd de bevoegdheden van de raad van toezicht en de decaan, belast met het bestuur van de Universiteit in haar geheel en met het beheer daarvan, en legt hieromtrent verantwoording af aan de raad van toezicht. Hij verstrekt de raad van toezicht de gevraagde inlichtingen omtrent de Universiteit.

  • 2. De rector magnificus wordt voor een periode van vier jaren benoemd en is opnieuw benoembaar.

  • 3. Artikel 18 is op de rector magnificus van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raad van toezicht benoemt, schorst en ontslaat de rector magnificus. Hij kan om gewichtige redenen tussentijds worden ontslagen.

  • 5. Met inachtneming van de bepalingen van deze titel stelt de raad van toezicht een profiel voor de functie van rector magnificus en nadere regels met betrekking tot de procedure van benoeming vast.

  • 6. De rector magnificus vertegenwoordigt de Universiteit in en buiten rechte.

Artikel 8

  • 1. Tot de taken en bevoegdheden van de rector magnificus behoren onder meer:

    • a.

      het bevorderen van het onderwijs en de wetenschapsbeoefening, daaronder begrepen de vormgeving en implementatie van het systeem van kwaliteitszorg;

    • b.

      het bepalen van het personeelsbeleid en het voeren van personeelsbeheer;

    • c.

      de zorg voor de huisvesting;

    • d.

      de zorg voor het doelmatig beheer van de financiën en van de roerende en onroerende goederen van de universiteit;

    • e.

      de zorg voor de voorzieningen ten behoeve van de studenten;

    • f.

      de vaststelling van een bestuurs- en beheersreglement ter regeling van het bestuur, het beheer en de inrichting van de Universiteit, behoudens goedkeuring van de raad van toezicht.

  • 2. In het bestuurs- en beheersreglement wordt in elk geval aangegeven welke werkzaamheden en taken, bij de uitvoering van de onderdelen a tot en met e, aan de decanen en de algemeen beheerder worden toegewezen.

Artikel 9

  • 1. Er is een algemene dienst.

  • 2. De algemene dienst ondersteunt de rector magnificus met betrekking tot de administratieve, financiële, personele, technische en civiele zaken, de campus, de automatisering en de bibliotheek.

  • 3. De algemeen beheerder geeft leiding aan de algemene dienst en legt hieromtrent verantwoording af aan de rector magnificus.

TITEL IIa De raad van toezicht

Artikel 9

  • 1. De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, die allen een universitaire of daaraan gelijkwaardige opleiding met succes hebben afgerond en van wie tenminste één lid een juridische opleiding en één lid een financiële of economische opleiding heeft genoten.

  • 2. De leden worden bij ministeriële beschikking benoemd, geschorst en ontslagen. De benoeming geschiedt voor een periode van vier jaren. De raad van toezicht stelt een rooster van aftreden voor de leden vast.

  • 3. Een lid kan om gewichtige redenen tussentijds worden ontslagen.

  • 4. Een lid van de raad van toezicht kan niet tevens zijn:

    • a.

      personeelslid van de Universiteit;

    • b.

      werkzaam bij het Departement van Onderwijs;

    • c.

      gedeputeerde of lid van een eilandsraad;

    • d.

      lid van de Raad van Ministers of van de Staten;

    • e.

      student van de Universiteit.

  • 5. De rector magnificus voorziet in de administratieve ondersteuning van de raad van toezicht.

  • 6. De rector magnificus woont de vergaderingen van de raad van toezicht bij, tenzij de raad anders beslist. De rector magnificus heeft in de vergaderingen een adviserende stem.

  • 7. De raad van toezicht kan ook één of meer decanen, de algemeen beheerder of andere adviseurs uitnodigen een vergadering bij te wonen. Zij hebben dan in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 8. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels vastgesteld omtrent toelagen en tegemoetkomingen aan de leden van de raad van toezicht.

Artikel 9b

  • 1. De raad van toezicht is belast met het toezicht op het bestuur van de Universiteit in haar geheel en op het beheer daarvan. Hij staat de rector magnificus met raad bij. De raad van toezicht ziet er op toe dat de rector magnificus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden de op de Universiteit betrekking hebbende landsverordeningen alsmede de krachtens die landsverordeningen uitgevaardigde regelingen, richtlijnen, aanwijzingen en reglementen naleeft.

  • 2. De raad van toezicht is tevens belast met de geschillenbeslechting, bedoeld in titel IIIa. De raad van toezicht stelt een reglement voor de behandeling van de geschillen vast.

Artikel 9c

  • 1. De raad van toezicht is verantwoording verschuldigd aan de minister.

  • 2. De raad van toezicht verstrekt de minister de gevraagde inlichtingen betreffende zijn handelen.

TITEL IIb Het faculteitsbestuur

Artikel 9d

  • 1. De decaan is belast met de algemene leiding van de faculteit en legt hieromtrent verantwoording af aan de rector magnificus. Hij verstrekt de rector magnificus de gevraagde inlichtingen omtrent de faculteit.

  • 2. De decaan werkt mee aan het bestuur van de Universiteit onder meer door het plegen van overleg met de rector magnificus terzake van de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 3. De rector magnificus benoemt, schorst en ontslaat de decaan. De benoeming geschiedt voor een door de rector magnificus te bepalen termijn.

  • 4. Alvorens tot benoeming of ontslag van de decaan over te gaan, hoort de rector magnificus vertrouwelijk de faculteitsraad van de desbetreffende faculteit over het voorgenomen besluit. Het horen geschiedt op een zodanig tijdstip dat het redelijkerwijs van invloed kan zijn op de besluitvorming.

  • 5. De decaan kan om gewichtige redenen worden geschorst of tussentijds worden ontslagen.

  • 6. Artikel 18 is op de decaan van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 8, worden, met inachtneming van de voorschriften, gegeven bij of krachtens deze titel, regels met betrekking tot de faculteiten opgenomen.

Artikel 9e

  • 1. Tot de taken en bevoegdheden van de decaan behoren onder meer:

    • a.

      de taken en bevoegdheden die op grond van het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 8, aan hem zijn toegewezen;

    • b.

      de interne kwaliteitszorg voor onderwijs en onderzoek in de faculteit;

    • c.

      het vaststellen van het onderwijsprogramma en de examenregeling van de faculteit alsmede de regelmatige beoordeling daarvan;

    • d.

      het vaststellen van algemene richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening van de faculteit;

    • e.

      het vaststellen van het jaarlijks onderzoekprogramma van de faculteit;

    • f.

      het houden van toezicht op de uitvoering van het onderwijsprogramma en de examenregeling en op het jaarlijks onderzoekprogramma, alsmede het uitbrengen van regelmatig verslag hieromtrent aan de rector magnificus en

    • g.

      het instellen van de facultaire examencommissies alsmede de benoeming van de leden van die commissies.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel g, bedoelde examencommissies bestaan uit drie leden. Van deze drie leden zijn voor zoveel mogelijk ten minste twee leden aan de faculteit benoemde hoogleraar of lector.

Artikel 9f

  • 1. Besluiten van de decaan, genomen ter uitvoering van artikel 9e, onderdelen b tot en met g, kunnen wegens strijd met het recht of het belang van de Universiteit door de rector magnificus bij met redenen omkleed besluit worden vernietigd.

  • 2. Het besluit van de rector magnificus behoeft de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.

TITEL IIc Het college van decanen

Artikel 9g

  • 1. Er is een college van decanen.

  • 2. De rector magnificus vormt samen met de decanen het college van decanen.

  • 3. Het college draagt zorg voor een zo groot mogelijke afstemming tussen de faculteiten met betrekking tot het onderwijs, het onderzoek en de maatschappelijke dienstverlening.

  • 4. De algemeen beheerder woont, op verzoek van de rector magnificus, de vergaderingen van het college bij.

  • 5. In het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 8, worden, met inachtneming van de voorschriften, gegeven bij of krachtens deze titel, een nadere uitwerking van de taakstelling en de regels met betrekking tot het functioneren van het college van decanen opgenomen.

TITEL III De medezeggenschap

Artikel 10

  • 1. Aan de Universiteit zijn de volgende medezeggenschapsorganen verbonden:

    • a.

      de personeelsraad;

    • b.

      de studentenraad;

    • c.

      de faculteitsraden.

  • 2. De medezeggenschapsorganen bevorderen naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de Universiteit.

Artikel 10a

  • 1. De personeelsraad wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende sectoren binnen de Universiteit:

    • a.

      de wetenschappelijke staf;

    • b.

      het overige personeel.

  • 2. De zetels in de personeelsraad zijn voor twee derde bestemd voor leden van de wetenschappelijke staf. Het aantal leden van de wetenschappelijke staf kan ten hoogste twee per faculteit zijn.

  • 3. De rector magnificus en de decanen kunnen niet tevens lid zijn van de personeelsraad.

  • 4. De personeelsraad adviseert de rector magnificus met betrekking tot:

    • a.

      de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag van de Universiteit;

    • b.

      belangrijke investeringsvoornemens van de Universiteit;

    • c.

      belangrijke organisatieveranderingen binnen de Universiteit;

    • d.

      belangrijke beleidswijzigingen met betrekking tot het personeelsbeheer, het onderwijs, het onderzoek en het beheer van de Universiteit;

    • e.

      het beroepsreglement, bedoeld in artikel 23.

Artikel 10b

  • 1. De rector magnificus stelt de personeelsraad ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de Universiteit met hem te bespreken. De rector magnificus en de personeelsraad komen eveneens met elkaar bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de rector magnificus of de personeelsraad.

  • 2. De rector magnificus verstrekt de personeelsraad aan het begin van het studiejaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van de raad van toezicht, de organisatie binnen de Universiteit en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid.

  • 3. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een bij uitstek persoonlijk belang van een van de leden van de personeelsraad in het geding is, kan de personeelsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De personeelsraad besluit dan tevens dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaats heeft.

  • 4. De rector magnificus draagt er jegens de personeelsraad zorg voor dat de leden van de personeelsraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de Universiteit.

Artikel 10c

  • 1. In het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 8, worden, met inachtneming van de voorschriften, gegeven bij of krachtens deze titel, tevens bepalingen met betrekking tot de personeelsraad opgenomen. De rector magnificus legt die bepalingen, daaronder elke wijziging ervan mede begrepen, voor advies aan de personeelsraad voor.

  • 2. De bepalingen, bedoeld in het eerste lid, hebben tenminste betrekking op:

    • a.

      de wijze en organisatie van de verkiezingen van de leden van de personeelsraad;

    • b.

      de zittingsduur van de leden van de personeelsraad;

    • c.

      de termijnen binnen welke advies dient te worden uitgebracht.

Artikel 10d

  • 1. Indien een te nemen besluit op grond van artikel 10a, vierde lid, vooraf voor advies dient te worden voorgelegd aan de personeelsraad, draagt de rector magnificus er zorg voor dat:

    • a.

      advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het advies redelijkerwijze van invloed kan zijn op de besluitvorming;

    • b.

      de personeelsraad in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht;

    • c.

      de personeelsraad zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven.

  • 2. De rector magnificus motiveert het niet of niet geheel volgen van een advies schriftelijk aan de personeelsraad en de raad van toezicht.

Artikel 10e

  • 1. De studentenraad bestaat uit ten hoogste drie vertegenwoordigers van de studenten per faculteit.

  • 2. De studentenraad adviseert met betrekking tot:

    • a.

      de studentenvoorzieningen;

    • b.

      de kwaliteitszorg van het onderwijs, in het bijzonder de studeerbaarheid van programma’s;

    • c.

      het beroepsreglement, bedoeld in artikel 23.

Artikel 10f

De artikelen 10b tot en met 10d zijn op de studentenraad van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

  • 1. Elke faculteit heeft een faculteitsraad.

  • 2. De faculteitsraad wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende sectoren binnen de faculteit:

    • a.

      de wetenschappelijke staf van de faculteit;

    • b.

      de studenten die bij de faculteit zijn ingeschreven;

    • c.

      het overige personeel dat bij de faculteit werkzaam is.

  • 3. De zetels in de faculteitsraad zijn voor twee derde bestemd voor leden van de wetenschappelijke staf met dien verstande dat in elke faculteitsraad ten minste twee studenten en twee leden van het overige personeel zitten.

  • 4. De laboratoriumdocenten van de faculteit der technische wetenschappen worden voor wat betreft de toepassing van dit artikel geacht tot de wetenschappelijke staf te behoren.

  • 5. De decaan kan niet tevens lid zijn van de faculteitsraad.

  • 6. De faculteitsraad adviseert de decaan met betrekking tot:

    • a.

      de facultaire onderwijs- en onderzoekprogramma’s en de examenregelingen;

    • b.

      de studeerbaarheid van de facultaire programma’s;

    • c.

      belangrijke organisatieveranderingen binnen de faculteit;

    • d.

      de op de faculteit betrekking hebbende onderdelen van de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 12

  • 1. De decaan stelt de faculteitsraad ten minste vier maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de faculteit met hem te bespreken. De decaan en de faculteitsraad komen met elkaar bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de decaan of de faculteitsraad.

  • 2. De decaan verstrekt de faculteitsraad aan het begin van het studiejaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de organisatie binnen de faculteit. De decaan stelt de faculteitsraad ten minste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem gevoerde en te voeren bestuur en beheer ten aanzien van de faculteit op financieel, personeel, organisatorisch en onderwijskundig gebied.

  • 3. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een bij uitstek persoonlijk belang van een van de leden van de faculteitsraad in het geding is, kan de faculteitsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De faculteitsraad besluit dan tevens dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsheeft.

  • 4. De rector magnificus en de decaan dragen er jegens de faculteitsraad zorg voor dat de leden van de faculteitsraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de Universiteit dan wel de faculteit.

Artikel 12a

  • 1. In het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 8, worden, met inachtneming van de voorschriften, gegeven bij of krachtens deze titel, tevens bepalingen met betrekking tot de faculteitsraden opgenomen. De decanen leggen die bepalingen, daaronder elke wijziging ervan mede begrepen, voor advies aan hun faculteitsraad voor.

  • 2. De bepalingen, bedoeld in het eerste lid, hebben tenminste betrekking op:

    • a.

      de wijze en organisatie van de verkiezingen van de leden van de faculteitsraad;

    • b.

      de zittingsduur van de leden van de faculteitsraad;

    • c.

      de termijnen binnen welke advies dient te worden uitgebracht.

TITEL IIIa Geschillenbeslechting

Artikel 12b

  • 1. De raad van toezicht neemt kennis van geschillen tussen de rector magnificus en de personeelsraad dan wel de studentenraad, indien de rector magnificus een besluit heeft genomen waarover ingevolge de toepassing van artikel 10a, vierde lid, dan wel artikel 10e, tweede lid, advies door die raad is uitgebracht en de rector magnificus daarbij het uitgebrachte advies niet of niet geheel volgt en die raad van oordeel is dat daardoor de belangen van de Universiteit of de belangen van die raad ernstig worden geschaad.

  • 2. De raad van toezicht neemt voorts kennis van geschillen tussen de rector magnificus en de personeelsraad dan wel de studentenraad met betrekking tot de vraag of de rector magnificus over een besluit het advies van die raad had behoren in te winnen krachtens de in het eerste lid genoemde artikelen.

Artikel 12c

  • 1. De geschillen, bedoeld in artikel 12b, dienen binnen 4 weken nadat het besluit bekend is geworden, door de desbetreffende raad te worden aangemeld bij de raad van toezicht. Bij de aanmelding van het geschil kan het verzoek worden gedaan om de uitvoering van het besluit met ten hoogste vier weken op te schorten.

  • 2. De raad van toezicht doet vervolgens de bindende uitspraak of het betrokken besluit al dan niet in stand kan blijven.

TITEL IV Het personeel

PARAGRAAF 1 Inleidende bepaling

Artikel 13

Het personeel van de Universiteit bestaat uit de wetenschappelijke staf en het overige personeel.

PARAGRAAF 2 De wetenschappelijke staf

Artikel 14

  • 1. De wetenschappelijke staf wordt gevormd door:

    • a.

      de gewone hoogleraren;

    • b.

      de buitengewone hoogleraren;

    • c.

      de gewone lectoren;

    • d.

      de buitengewone lectoren;

    • e.

      de wetenschappelijke hoofdmedewerkers;

    • f.

      de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse;

    • g.

      de wetenschappelijke medewerkers.

  • 2. De buitengewone hoogleraren, de buitengewone lectoren en de wetenschappelijke medewerkers kunnen bij hun benoeming worden belast met een gedeeltelijke dagtaak.

  • 3. De buitengewone hoogleraren, de buitengewone lectoren en de wetenschappelijke medewerkers, worden voor een of meer jaren dan wel voor een bepaald gedeelte van een studiejaar benoemd. Zij zijn weder benoembaar.

Artikel 15

  • 1. De rector magnificus, na overleg met de desbetreffende decaan, benoemt, schorst en ontslaat de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren, de wetenschappelijke hoofdmedewerkers, de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse en de wetenschappelijke medewerkers.

  • 2. De benoeming, de schorsing of het ontslag van de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht.

  • 3. Voor de benoeming van een gewone of buitengewone hoogleraar of lector stelt de rector magnificus een commissie in bestaande uit tenminste vijf leden. De decaan van de desbetreffende faculteit is ambtshalve lid en tevens voorzitter van deze commissie. Deze commissie heeft tot taak een voordracht voor benoeming aan de rector magnificus uit te brengen. De voordracht bevat mede een lijst van de door de betrokkene geschreven verhandelingen en verrichte onderzoekingen van wetenschappelijke aard. De voordracht moet worden gesteund door een of meer onafhankelijke deskundigen die door de rector magnificus, na voordracht door de decaan, zijn aangewezen.

  • 4. De raad van toezicht stelt ten aanzien van de werkwijze van de commissie richtlijnen vast.

Artikel 16

De benoeming van de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren, de wetenschappelijke hoofdmedewerkers, de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse, en de wetenschappelijke medewerkers, geschiedt met vermelding van de faculteit waarin zij worden benoemd, onder omschrijving van hun leeropdracht. Aan hen kan mede een leeropdracht worden gegeven in een faculteit waarin zij niet zijn benoemd.

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 18

De rechtspositie van de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren alsmede van de wetenschappelijke hoofdmedewerkers, de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse en de wetenschappelijke medewerkers, wordt bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor landsdienaren, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.

Artikel 19

De rector magnificus kan, op de voordracht van de desbetreffende decaan, gastdocenten uitnodigen tot het geven van een of meer voordrachten.

PARAGRAAF 3 Het overige personeel

Artikel 20

  • 1. De rector magnificus benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel.

  • 2. Artikel 18 is op het overige personeel van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De rector magnificus stelt, indien de noodzaak daartoe blijkt, een rangenstelsel voor dit personeel vast.

TITEL V Het onderwijs en de examens

PARAGRAAF 1 Het onderwijs

Artikel 21

Het studiejaar vangt aan op de eerste vrijdag van september.

Artikel 22

  • 1. Het recht tot het bijwonen van het onderwijs gedurende een studiejaar wordt verkregen door de inschrijving als student aan de Universiteit, tegen overlegging van het bewijs, dat het verschuldigde inschrijf- en collegegeld is betaald of vrijstelling van collegegeld wordt genoten.

  • 2. Behoudens door de rector magnificus te beoordelen bijzondere gevallen wordt een student die de normale studieduur met drie jaren heeft overschreden, niet meer als student ingeschreven.

  • 3. Behoudens het bepaalde in artikel 34 kan alleen diegene als student worden ingeschreven die voldoet aan de in artikel 33 bedoelde toelatingseisen voor het afleggen van de examens.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan voor één of meer faculteiten aan de Universiteit het minimum en het maximum aantal studenten worden vastgesteld, dat bij de aanvang van het volgende studiejaar voor het eerste cursusjaar van die faculteit kan worden ingeschreven.

  • 5. De inschrijving als toehoorder voor het bijwonen van het onderwijs of een gedeelte daarvan anders dan ter voorbereiding op het afleggen van een der bij of krachtens deze landsverordening geregelde examens is mogelijk, indien naar het oordeel van de rector magnificus het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet. Aan de toehoorder wordt op zijn verzoek door de decaan van de desbetreffende faculteit een verklaring uitgereikt, bevattende een opsomming van de door hem gevolgde vakken, de periode gedurende welke dit is geschied alsmede ingeval van een gunstig resultaat de vakken, waarin door hem een proeve van bekwaamheid is afgelegd.

  • 6. Voor het afleggen van de examens is een examengeld verschuldigd.

  • 7. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld de bedragen van het inschrijf-, het college- en het examengeld en worden tevens de wijze van betaling, de vrijstelling, de vermindering en de terugbetaling daarvan geregeld.

Artikel 23

  • 1. De student, die rechtstreeks in zijn belang is geschaad door een besluit waarbij de uitslag van een examen of een oordeel daarvan is vastgesteld, dan wel door de wijze waarop een examen of onderdeel daarvan is afgenomen, kan bij een met redenen omkleed beroepschrift beroep instellen bij een door de rector magnificus ingestelde commissie van beroep.

  • 2. Het beroep kan worden ingesteld op grond van strijd met bij of krachtens de landsverordening vastgestelde regelen dan wel met de redelijkheid of billijkheid.

  • 3. Indien de commissie van beroep het beroep gegrond acht, kan zij bepalen dat opnieuw in de zaak wordt beslist, dan wel dat het examen of een onderdeel daarvan opnieuw wordt afgenomen onder door de commissie van beroep te stellen voorwaarden.

  • 4. De rector magnificus stelt in een beroepsreglement nadere regels vast. Het reglement behoeft goedkeuring van de raad van toezicht.

PARAGRAAF 2 De faculteit der rechtsgeleerdheid

Artikel 24

  • 1. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt vastgesteld in welke vakken in de faculteit der rechtsgeleerdheid onderwijs wordt gegeven, alsmede welke studierichtingen zij omvat.

  • 2. Tenzij in voormeld landsbesluit anders is bepaald, kan in elke studierichting een bachelor examen worden afgelegd en daarop volgend een master examen. Bij of krachtens dit landsbesluit worden voor elk dezer examens de vakken vastgesteld. Daarin worden tevens regelen gesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van één der bedoelde examens, af te geven getuigschrift.

Artikel 25

[vervallen]

Artikel 26

Bij het in artikel 24, eerste lid, bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald in welke studierichtingen door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor examen, de graad van bachelor of law wordt verkregen en door het met goed gevolg afgelegd hebben van het master examen, de hoedanigheid van master of law wordt verkregen.

PARAGRAAF 3 De faculteit der geneeskunde

Artikel 27

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt vastgesteld in welke vakken in de faculteit der geneeskunde onderwijs wordt gegeven. Daarin wordt tevens bepaald met betrekking tot welke fasen van de studierichting der geneeskunde aan de Universiteit het onderwijs wordt gegeven en in welke vakken dit geschiedt.

  • 2. Voormeld landsbesluit bepaalt welke examens in de studierichting der geneeskunde aan de Universiteit kunnen worden afgelegd, stelt de vakken voor elke dezer examens vast, en stelt regelen omtrent het telkens na het met goed gevolg afgelegd hebben van een der bedoelde examens af te geven getuigschrift.

  • 3. Onverminderd de te dien aanzien bestaande internationale verplichtingen, bepaalt het bedoelde landsbesluit eveneens welke in Nederland dan wel andere landen behaalde getuigschriften van daarbij nader aan te wijzen met goed gevolg afgelegde examens in de studierichting der geneeskunde onder zo nodig daarbij te stellen voorwaarden toegang geven tot het afleggen van de in het tweede lid bedoelde examens.

Artikel 28

Tot het afnemen van de examens stelt de faculteit een commissie in van ten minste drie leden, van wie twee leden aan te wijzen uit de in de faculteit benoemde hoogleraren en lectoren. In de commissie kunnen als lid worden aangewezen een of meer hoogleraren en lectoren van de faculteit der geneeskunde van een Nederlandse universiteit of van een buitenlandse universiteit of hogeschool.

Artikel 29

Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het artsexamen wordt de hoedanigheid van arts verkregen.

PARAGRAAF 4 De faculteit der sociale en economische wetenschappen

Artikel 30

  • 1. De faculteit der sociale en economische wetenschappen omvat de studierichtingen bedrijfskunde en accounting.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld in welke vakken in de studierichtingen van de faculteit onderwijs wordt gegeven, de inrichting en de duur van de opleiding, alsmede de vakken van de examens dan wel van de afzonderlijke onderdelen daarvan. Ook worden regelen vastgesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van examens, af te geven getuigschrift.

  • 3. Tenzij in het landsbesluit, bedoeld in het tweede lid, anders is bepaald kan in elke studierichting een propedeutisch examen worden afgelegd met daarna achtereenvolgens een bachelor en een master examen.

  • 4. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor examen in de bedrijfskunde, wordt door de faculteit de graad van bachelor of science in de bedrijfskunde of de graad van bachelor of business administration toegekend. Door het met goed gevolg afleggen van het bachelorexamen in accounting, wordt de graad van bachelor of science in accounting toegekend. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het master examen in de bedrijfskunde wordt de hoedanigheid van master of science in de bedrijfskunde of master of business administration verkregen. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het master examen in de accounting wordt de hoedanigheid van master of science in accounting verkregen.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen in de faculteit andere dan de in het eerste lid genoemde studierichtingen worden opgenomen. Artikel 32, tweede en derde lid, kunnen daarbij toepassing vinden.

PARAGRAAF 5 De faculteit der technische wetenschappen

Artikel 31

  • 1. De faculteit omvat de studierichtingen informatietechnologie en elektrische systemen, werktuigbouwkunde, en bouwkunde en civiele techniek

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt een regeling getroffen betreffende de in het eerste lid genoemde studierichtingen.

    Deze regeling bevat in elk geval de vaststelling van de vakken waarin onderwijs wordt gegeven, de inrichting en de duur van de opleiding, alsmede de vakken van het examen dan wel van afzonderlijke onderdelen daarvan en het tijdstip en de wijze waarop het examen in de vakken dan wel de onderdelen daarvan worden afgenomen.

  • 3. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor examen wordt door de faculteit de graad van bachelor of science toegekend. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het masters examen wordt de hoedanigheid van master of science verkregen.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen in de faculteit, andere dan de in het eerste lid genoemde studierichtingen worden opgenomen.

    Het tweede en derde lid van artikel 32 kunnen daarbij toepassing vinden.

PARAGRAAF 5A De algemene faculteit

Artikel 31a

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld de studierichtingen met bijbehorende vakken, de inrichting en de duur van de opleiding, alsmede de vakken van de examens dan wel van de afzonderlijke onderdelen daarvan. Ook worden regelen vastgesteld omtrent het telkens, na het met goed gevolg afgelegd hebben van examens, af te geven getuigschrift.

  • 2. Tenzij in het landsbesluit, bedoeld in het eerste lid, anders is bepaald kan in elke studierichting een propedeutisch examen worden afgelegd met daarna achtereenvolgens een bachelor en een masters examen.

  • 3. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor examen van een lerarenopleiding wordt de faculteit de graad van bachelor of education in de desbetreffende taal toegekend. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het masters examen van een lerarenopleiding wordt de hoedanigheid van master of education in de desbetreffende taal verkregen.

  • 4. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het bachelor examen van een wetenschappelijke opleiding wordt door de faculteit de graad van bachelor of arts toegekend. Door het met goed gevolg afgelegd hebben van het masters examen van een wetenschappelijke opleiding wordt de hoedanigheid van master of arts verkregen.

PARAGRAAF 6 Andere faculteiten

Artikel 32

  • 1. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, een andere faculteit is ingesteld, regelt het in die bepaling bedoelde landsbesluit, welke studierichtingen de faculteit omvat en in welke vakken onderwijs wordt gegeven.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde landsbesluit kan bepalen dat in elke studierichting een propedeutisch examen kan worden afgelegd en daaropvolgende een bachelor examen gevolgd door een masters examen. In dit geval worden bij dit landsbesluit voor elk der examens de vakken vastgesteld alsmede de wijze waarop de examens worden afgenomen, en worden regelen gesteld omtrent het telkens na het met goed gevolg afgelegd hebben van één der bedoelde examens af te geven getuigschrift.

  • 3. In het geval de in het eerste lid bedoelde studierichtingen niet leiden tot een propedeutisch examen daaropvolgend een bachelor examen gevolgd door een masters examen als in het tweede lid bedoelde, wordt bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit tevens een regeling getroffen met betrekking tot de inrichting en duur van de opleiding, alsmede de vakken van het examen dan wel van afzonderlijke onderdelen daarvan, het tijdstip en de wijze waarop het examen in de vakken dan wel de onderdelen daarvan worden afgenomen, alsmede de in de studierichting te behalen graad, die daarbij nader wordt omschreven.

PARAGRAAF 7 Toegang tot de examens en onderwijsbevoegdheden

Artikel 33

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de toelatingseisen vastgesteld voor het afleggen van de examens in de aan de Universiteit ingestelde faculteiten.

Artikel 34

  • 1. Hij die de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt en die niet voldoet aan de toelatingseisen, die krachtens artikel 33 met betrekking tot de door hem gekozen faculteit zijn gesteld, kan niettemin door de minister tot examens in die faculteit worden toegelaten op grond van een verklaring van de decaan, dat hij bij een onderzoek, vanwege die faculteit ingesteld, blijk heeft gegeven van voldoende ontwikkeling en geschiktheid voor het volgen van het onderwijs in de desbetreffende faculteit.

  • 2. De bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te stellen eisen alsmede het tijdstip of de tijdstippen waarop het onderzoek jaarlijks plaats vindt, worden door de desbetreffende faculteit vastgesteld.

Artikel 35

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de bevoegdheden tot het geven van onderwijs geregeld, die zijn verbonden aan de getuigschriften van met goed gevolg aan de Universiteit afgelegde examens.

TITEL VI De doctoraten

Artikel 36

  • 1. Aan de Universiteit kan door middel van de promotie een doctoraat worden verworven.

  • 2. Ingeval krachtens artikel 5, tweede lid, of krachtens de artikelen 30, vijfde lid, of 31, vierde lid een andere faculteit dan wel studierichting wordt ingesteld, wordt voor zover de studie in die faculteit of studierichting wordt afgerond met een master examen, in het desbetreffende landsbesluit tevens de verwerving van het doctoraat in die faculteit of studierichting geregeld.

Artikel 37

  • 1. De toekenning van het doctoraat geschiedt door de rector magnificus op de wijze, die bij een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader wordt vastgesteld.

  • 2. De rector magnificus heeft het recht om, op de voordracht van het college van decanen, aan Nederlanders of buitenlanders, het doctoraat honoris causa te verlenen.

  • 3. Bij het in het eerste lid bedoelde landsbesluit worden de inrichting van de promotie en wat verder daarop betrekking heeft, nader geregeld.

TITEL VII De titulatuur

Artikel 38

  • 1. Door de verwerving van het doctoraat aan de Universiteit wordt het recht verkregen op het voeren van de titel doctor.

  • 2. De titel wordt, afgekort tot dr., voor de naam geplaatst.

Artikel 39

  • 1. Door de verkrijging van de graad van bachelor of law wordt het recht verkregen op het voeren van de titel bachelor of law. Door de verkrijging van de hoedanigheid van master of law wordt het recht verkregen op het voeren van de titel meester in de rechten of master of law.

  • 2. De titel bachelor of law wordt aangegeven met de letters LL.B achter de naam geplaatst. De titel master of law wordt aangegeven met de letters LL.M achter de naam geplaatst. De titel meester in de rechten wordt, afgekort tot mr., voor de naam geplaatst.

Artikel 40

  • 1. Door de verkrijging van de hoedanigheid van arts wordt tevens het recht verkregen op het voeren van de titel arts.

  • 2. De titel wordt, voluit geschreven, achter de naam geplaatst.

Artikel 40a

  • 1. Door de verkrijging van de hoedanigheid van master of science in een studierichting aan de algemene faculteit, in de bedrijfskunde dan wel in de accounting, wordt het recht verkregen op het voeren van de titel master of science. Door de verkrijging van de hoedanigheid van master of business administration wordt het recht verkregen op het voeren van de titel master of business administration. Door de verkrijging van de hoedanigheid van master of education of master of arts wordt het recht verkregen op het voeren van respectievelijk de titel master of education of master of arts.

  • 2. De titel van master of science wordt, afgekort tot M.Sc., achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van het woord bedrijfskunde respectievelijk het woord accounting. De titel van master in business administration wordt, afgekort tot M.B.A., achter de naam geplaatst. De titel van master of education wordt, afgekort tot M.Ed., achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van de taal die het betreft. De titel van master of arts wordt, afgekort tot MA, achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van de richting die het betreft.

Artikel 41

[vervallen]

Artikel 42

  • 1. Door toekenning van de graad van bachelor of science, wordt het recht verkregen op het voeren van de titel bachelor of science. Door toekenning van de graad van bachelor of education wordt het recht verkregen op het voeren van de titel bachelor of education. Door toekenning van de graad van bachelor of arts wordt het recht verkregen op het voeren van de titel bachelor of arts.

  • 2. De titel van bachelor of science wordt, afgekort tot B.Sc., achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van het woord bedrijfskunde of accounting indien de graad werd behaald in de bedrijfskunde of de accounting, van de woorden openbaar bestuur indien de graad werd behaald in het openbaar bestuur, van het woord techniek indien de graad werd behaald in een der studierichtingen van de faculteit der technische wetenschappen en van de aanduiding van de desbetreffende studierichting indien de graad werd behaald aan de algemene faculteit.

  • 3. De titel van bachelor of education wordt, afgekort tot B.Ed., achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van de taal die het betreft. De titel van bachelor of arts wordt, afgekort tot BA, achter de naam geplaatst met toevoeging desgewenst van de richting die het betreft.

Artikel 43

Behoudens in dit opzicht elders verkregen rechten, wordt een bij deze landsverordening vastgestelde titel uitsluitend gevoerd door degene, die het recht op het voeren daarvan bij de landsverordening heeft verkregen. Daarenboven kan de minister, de rector magnificus gehoord, op een daartoe strekkend verzoek toestaan dat een van de bij deze landsverordening vastgestelde titels wordt gevoerd door degene, die heeft aangetoond elders met goed gevolg een examen te hebben afgelegd dat aldaar toegang geeft tot de promotie en op grond waarvan in het overeenkomstige geval hier te lande het recht op het voeren van de betrokken titel zou zijn verkregen.

TITEL VIII De Financiën

Artikel 44

De inkomsten van de Universiteit bestaan uit:

  • a.

    een jaarlijkse bijdrage van het Land;

  • b.

    de college- en examengelden;

  • c.

    schenkingen, erfstellingen en legaten;

  • d.

    inkomsten uit verleende diensten;

  • e.

    inkomsten uit vermogen;

  • f.

    andere inkomsten.

Artikel 45

  • 1. Het dienstjaar van de Universiteit valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. De rector magnificus stelt jaarlijks de begroting en het jaarplan van de Universiteit voor het komende dienstjaar vast en verzoekt de raad van toezicht om goedkeuring.

  • 3. De begroting wordt voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft, na goedkeuring, door de raad van toezicht bij de minister ter goedkeuring ingediend. Het jaarplan zendt de raad ter kennisneming aan de minister.

  • 4. De goedkeuring van de begroting wordt verleend bij ministeriële beschikking, nadat de bijdrage van het Land bij landsverordening is vastgesteld. Zolang voor enig dienstjaar de bijdrage van het Land nog niet is vastgesteld wordt aan de rector magnificus een voorschot verstrekt volgens door de minister te stellen regelen.

  • 5. Zolang de voor enig dienstjaar ingediende begroting nog niet is goedgekeurd, is de rector magnificus gemachtigd voor elke maand van dat jaar uitgaven te doen ten belope van een twaalfde gedeelte van de laatstelijk goedgekeurde begroting.

  • 6. De rector magnificus doet de noodzakelijke uitgaven binnen de grenzen van de begroting.

Artikel 45a

  • 1. De rector magnificus stelt jaarlijks een jaarrekening en een jaarverslag over het afgelopen dienstjaar vast en verzoekt de raad van toezicht om goedkeuring.

  • 2. De jaarrekening wordt binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop deze betrekking heeft, na goedkeuring, door de raad van toezicht bij de minister ter goedkeuring ingediend. Het jaarverslag zendt de raad ter kennisneming aan de minister.

  • 3. De jaarrekening wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de raad van toezicht aangewezen registeraccountant. De register-accountant verschaft de minister op diens verzoek inzicht in zijn controlerapporten. De jaarrekening moet tevens worden gecertificeerd door de Stichting Overheids Accountantsbureau.

  • 4. Indien uitgaven zijn geschied in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening, dan wel indien werkzaamheden ten behoeve waarvan de bijdrage van het Land is verleend, niet behoorlijk zijn uitgevoerd of de bijdrage van het Land ondoelmatig is aangewend, kan bij ministeriële beschikking worden bepaald dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bijdrage van het Land. De minister maakt dit binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening bekend aan de raad van toezicht.

Artikel 45b

Bij ministeriële beschikking worden nadere richtlijnen vastgesteld voor de inrichting van de begroting en de jaarrekening.

Artikel 45c

  • 1 Indien de Universiteit gebouwen of terreinen ten behoeve waarvan een landsbijdrage is verleend, blijvend niet meer voor de instelling wenst te gebruiken, dan doet de raad van toezicht hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

  • 2. Bij ministeriële beschikking kan binnen negentig dagen na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, worden geregeld dat de gebouwen of terreinen worden overgedragen aan het Land dan wel ten behoeve van onderwijs of onderzoek aan een andere in die beschikking aan te wijzen rechtspersoon.

  • 3. De Universiteit kan de gebouwen of terreinen niet verhuren, vervreemden of aan enig beperkt recht onderwerpen tenzij de minister, in overeenstemming met de minister van Financiën, mededeelt van zijn in het tweede lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik te maken.

  • 4. Bij de overgang van de eigendom van gebouwen of terreinen ingevolge het tweede lid, vergoedt het Land, voorzover deze gebouwen of terreinen door de Universiteit uit eigen middelen zijn bekostigd en hiervoor geen landsbijdrage werd verleend, een bij ministeriële beschikking te bepalen bedrag. Dit bedrag staat in verhouding tot de waarde in het economisch verkeer van die gebouwen of terreinen.

Artikel 46

Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van de rector magnificus betreffende:

  • a.

    het aangaan van geldleningen en het uitlenen van gelden;

  • b.

    het onder bezwarende titel verkrijgen, het vervreemden en het bezwaren van onroerende zaken, het overdragen en het verpanden van vermogensrechtelijke vorderingen;

  • c.

    het aanvaarden of verwerpen van aan de Universiteit gemaakte erfstellingen, legaten of gedane schenkingen;

  • d.

    het verhuren of het op andere wijze voor langer dan drie maanden in gebruik afstaan van bij de Universiteit in gebruik zijnde gebouwen, terreinen en andere zaken;

  • e.

    het treffen van dadingen of het opdragen van een bestaand geschil aan de beslissing van scheidsmannen;

  • f.

    het voeren van rechtsgedingen of het berusten in tegen de Universiteit ingestelde rechtsvorderingen;

  • g.

    het aangaan van overeenkomsten omtrent tegen vergoeding vanwege of ten behoeve van de Universiteit te verrichten onderzoekingen en andere werkzaamheden van onderwijskundige en wetenschappelijke aard.

TITEL IX Tucht- en Strafbepalingen

Artikel 47

  • 1. De rector magnificus is belast met de handhaving van de orde in de Universiteit.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, waarschuwt hij de betrokkene.

  • 3. Indien met een waarschuwing niet kan worden volstaan, kan hij besluiten tot ontzegging van de toegang tot de Universiteit voor ten hoogste vijf jaren. Onder deze ontzegging is begrepen, zo daarbij niet anders is bepaald, de ontzegging van de toegang tot de colleges, de wetenschappelijke inrichtingen en verzamelingen, praktische oefeningen en examens.

  • 4. Van de uitspraak, inhoudende een ontzegging, als bedoeld in het vorige lid, kan de betrokkene binnen tien dagen na ontvangst daarvan, een schriftelijk en gemotiveerd beroep in stellen bij de raad van toezicht.

    Dit beroep schort de tenuitvoerlegging niet op.

    De raad van toezicht stelt een reglement vast waarin de procedure wordt geregeld, die gevolgd wordt bij de behandeling van het beroep.

    De klager zal gelegenheid hebben zijn bezwaren mondeling toe te lichten.

    De uitspraak in beroep kan treden in de plaats van de vernietigde beslissing.

Artikel 48

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn, het onderwijs aan de Universiteit bijwoont, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftig gulden.

Het strafbare feit wordt als overtreding beschouwd.

Artikel 49

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een der in deze landsverordening vermelde titels voert, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Het strafbare feit wordt als overtreding beschouwd.

TITEL X Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 50

Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen".

Artikel 51

[vervallen]

Artikel 52

Elke bevoegdheid, die krachtens de in de Nederlandse Antillen geldende wettelijke regelingen wordt toegekend aan de bezitter van het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in het Nederlandse burgerlijk- en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht aan een Nederlandse universiteit of hogeschool, genoemd in artikel 15 van de Nederlandse wet op het wetenschappelijke onderwijs (Stb. 1960, no. 559, zoals sedertdien gewijzigd), wordt in gelijke mate toegekend aan degene, die in het bezit is van het getuigschrift van:

  • a.

    hetzij het met goed gevolg afgelegde doctoraal examen in de faculteit der rechtsgeleerdheid aan de Hogeschool van de Nederlandse Antillen, dat heeft omvat de vakken burgerlijk- en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht;

  • b.

    hetzij het met goed gevolg afgelegde doctoraal examen aan een der hierboven bedoelde Nederlandse universiteiten in de studierichting Antilliaans recht van de faculteit der rechtsgeleerdheid, van welk examen het programma is omschreven in het Nederlandse academisch statuut (Koninklijk besluit van 11 september 1963, Stb. 380, zoals dit sedertdien is gewijzigd);

  • c.

    hetzij het met goed gevolg afgelegde doctoraal examen in de studierichting Antilliaans recht van de faculteit der rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, dat heeft omvat de vakken burgerlijk- en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.

Artikel 53

Elke bevoegdheid, die krachtens de in de Nederlandse Antillen geldende wettelijke regelingen wordt toegekend aan de bezitter van het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd artsexamen aan een Nederlandse universiteit, genoemd in artikel 15 van de Nederlandse wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1960, no. 559, zoals sedertdien gewijzigd), wordt in gelijke mate toegekend aan degene, die in het bezit is van het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd artsexamen in de studierichting der geneeskunde van de faculteit der geneeskunde aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen.

Artikel 54

  • 1. Met uitzondering van Titel V, paragraaf 3, treedt deze landsverordening met gelijktijdige intrekking van de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen (P.B. 1974, no. 118) in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging, en werkt voor wat betreft de instelling van de studierichting openbaar bestuur bedoeld in artikel 28, eerste lid, terug tot en met 10 september 1977, en voor wat betreft Titel V, paragraaf 5 terug tot en met 10 september 1978. Titel V, paragraaf 3, treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 2. De examens in de faculteit der rechtsgeleerdheid bedoeld in artikel 21 van de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen (P.B. 1974, no. 118), worden, in afwijking van het bepaalde in dat artikel, gerekend te zijn ingegaan 15 mei 1976 en tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening afgenomen door een commissie van drie docenten, aangewezen door de faculteitsraad.

  • 3. De op de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen (P.B. 1974, no. 118) berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften blijven van kracht, totdat zij door andere nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening zijn vervangen. Aan deze nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften kan, indien nodig, terugwerkende kracht worden verleend.

Artikel 55

Examens of tentamens afgelegd op grond van het bepaalde in de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen (P.B. 1974, no. 118), gelden als examens of tentamens, afgelegd op grond van het bepaalde in deze landsverordening. Onderwijsbevoegdheden, verkregen krachtens het bepaalde in die landsverordening, blijven behouden.

Artikel 56

De graad van licentiaat in de bedrijfskunde verkregen aan de Hogeschool van de Nederlandse Antillen geeft het recht tot het voeren van de titel bachelor overeenkomstig de bepaling van artikel 42.

Artikel 57

  • 1. Hij die vóór het in artikel 54, eerste lid, bedoelde tijdstip krachtens de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen (P.B. 1974, no. 118) tot president-curator of tot curator van de Hogeschool van de Nederlandse Antillen was benoemd, wordt geacht van het tijdstip van zijn benoeming af benoemd te zijn geweest tot president-curator of curator van de Universiteit van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Het vóór het in artikel 54, eerste lid, bedoelde tijdstip krachtens de in het vorige lid genoemde landsverordening bij de Hogeschool van de Nederlandse Antillen aangestelde personeel wordt geacht op dezelfde voet en onder dezelfde voorwaarden aangesteld te zijn bij de Universiteit van de Nederlandse Antillen, behoudens de wijzigingen die daarin worden aangebracht door de uitvoering van het met betrekking tot de wetenschappelijke staf bepaalde in titel IV, paragraaf 2, van deze landsverordening.

    Deze wijzigingen kunnen niet ten nadele werken van de reeds aan de aanstelling verbonden rechten.

Artikel 58

Op het in artikel 54, eerste lid, bedoelde tijdstip gaan de krachtens de Landsverordening Hogeschool Nederlandse Antillen toebehorende onroerende en roerende zaken alsmede alle aan die Hogeschool toegekende rechten en door haar aangegane verplichtingen over op de Universiteit van de Nederlandse Antillen, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd dan wel een nadere rechtshandeling behoeft te worden verricht.