Notitie drugsbeleid gemeente Gilze en Rijen

Geldend van 05-02-2001 t/m heden

Intitulé

Notitie drugsbeleid gemeente Gilze en Rijen

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Notitie drugsbeleid gemeente Gilze en Rijen

Inleiding.

Enige jaren geleden werd de nota "Omgaan met drugs in de regio" (hierna te noemen de

regionale nota) gepresenteerd in de regio Midden en West Brabant.

Naast het gegeven dat deze nota een bijdrage levert in de inzichtelijkheid van de

drugsproblematiek worden daarin aanbevelingen gedaan voor een gezamenlijke drugsaanpak in

de politieregio Midden en West Brabant.

Deze aanbevelingen dienen echter wel (op lokaal niveau) nader uitgewerkt te worden.

Uitgangspunt daarbij is een analyse van de lokale drugsmarkt en de aan het druggebruik te

relateren overlast in de gemeente.

Uit gegevens van het politieteam Gilze en Rijen blijkt de drugsmarkt in de gemeente en de

daaruit voortvloeiende overlast van relatief beperkte omvang te zijn. Bij de nadere lokale

uitwerking van de aanbevelingen is een taak weggelegd voor het Openbaar Ministerie (OM), de

politie en de gemeente "afzonderlijk", dan wel door deze 3 instanties gezamenlijk in de lokale

driehoek.

Nadat bovenvermelde nota is vastgesteld in het Regionaal College Midden en West Brabant is deze besproken in onder meer de (regionale) driehoek. Nadien is met inachtneming van de uitgangspunten van deze nota door het bevoegd gezag in deze, te weten de burgemeester (zie hierna), afgesproken een zogenaamd nulbeleid te hanteren. Op basis van een dergelijk nulbeleid kan de burgemeester o.a. de toestemming tot vestiging van een coffeeshop weigeren. Echter een drugsbeleid is ruimer dan alleen de vestiging van coffeeshops en dient al alleen daarom aan de gemeenteraad te worden voorgelegd. Daarnaast is de burgemeester op basis van de Gemeentewet verantwoording over het door hem gevoerde bestuur aan de gemeenteraad verschuldigd en wordt door het vaststellen van beleid door de gemeenteraad de gedragenheid vergroot. Bovendien wordt door het vastleggen van de diverse uitgangspunten en beleidsregels duidelijkheid gegeven voor de gemeenteraad, overige (handhavings-)partners alsmede de burger.

(Wettelijk) kader.

Alvorens in te gaan op de door de gemeente nader uit te werken actiepunten wordt, voor een goede beeldvorming, in het kon aandacht besteed aan de wettelijke regeling, het justitiële beleid en wordt voorts geciteerd uit de landelijke nota "Het Nederlandse drugsbeleid continuïteit en verandering".

Wettelijke regeling, de Opiumwet.

De Opiumwet hanteert een verbodsbepaling (via een lijst) van drugs. Dit geldt zowel voor

harddrugs als softdrugs.

Het Justitiële beleid.

In de landelijke richtlijnen van het OM wordt ten aanzien van de oplossing en vervolging van Opiumwetdelicten uitgegaan van een strikte scheiding tussen harddrugs en softdrugs, alsmede van een strikt onderscheid tussen drugshandelaar en drugsgebruiker. Op grond van deze richtlijnen wordt justitieel aan de handel in softdrugs in kleine hoeveelheden, zoals die in coffeeshops plaatsvindt, geringe prioriteit toegekend.

Door het OM worden met betrekking tot het vervolgingsbeleid van de handel in softdrugs de volgende criteria gehanteerd (de zogenaamde AHOJ-G criteria):

  • 1.

    A = geen affichering/reclame;

  • 2.

    H = geen handel in harddrugs;

  • 3.

    O = geen overlast door verkoop voor de nabije omgeving;

  • 4.

    J = geen verkoop aan jeugdigen (beneden 18 jaar);

  • 5.

    G = geen verkoop van grote hoeveelheden (max. 5 gram/eigen gebruik).

Bij overtreding van één of meer van deze criteria wordt tot vervolging overgegaan.

De Opiumwet versus het Justitiële beleid.

De verbodsbepaling in de Opiumwet suggereert dat strikt opgetreden zou kunnen worden tegen de vestiging van coffeeshops. Het landelijke justitieel beleid laat echter een andere praktijk zien. In kleine hoeveelheden wordt de handel in softdrugs onder de reeds genoemde voorwaarden (geen reclame, geen harddrugs etc.) gedoogd.

Dit gedogen kan als volgt worden uitgelegd:

l de verbodsbepalingen in de Opiumwet stoelen op een bepaalde gedachte, ook wel de motieven/doelstelling van de wet genoemd. De centrale doelstelling van de verbodsbepalingen in de Opiumwet is de risico's die met druggebruik samenhangen te beperken/voorkomen (de facetten zijn dan gezondheidsbescherming, gezondheidszorg, justitie en openbare orde);

2.er is een belangrijk onderscheid te maken tussen drugs die een onaanvaardbaar risico met zich brengen (harddrugs) en drugs die een minder zwaar risico met zich brengen (softdrugs).

Het OM (justitie) ziet op basis van de motievendoelstelling van de Opiumwet (punt 1) en gelet op het feit dat het gebruik van softdrugs minder risico's met zich brengt (punt 2) niet voldoende redenen om de handel in softdrugs in kleine hoeveelheden te vervolgen (waardoor er een justitieel gedoogbeleid voor softdrugs is ontstaan).

Enkele citaten uit "Het Nederlandse drugsbeleid continuïteit en verandering".

* Het gebruik van softdrugs wordt door de Nederlandse overheid weliswaar als risicovol beschouwd, maar de beheersstrategie is vanwege de mindere ernst van de risico's, meer genuanceerd dan ten aanzien van harddrugs.

* Door middel van het gedogen van een relatief laagdrempelig aanbod van

gebruikershoeveelheden softdrugs wordt beoogd de consumentenmarkten van elkaar gescheiden te houden zodat een sociale drempel wordt opgeworpen voor de overgang van het gebruik van softdrugs naar harddrugs.

* Dit officiële gedoogbeleid berust niet op een meer toegeeflijke, laat staan positieve, houding ten aanzien van het gebruik van softdrugs. De grondslag ervan is de overweging dat door het onder duidelijke voorwaarden gedogen van de verkoop van softdrugs het gebruik door jongeren van gevaarlijke drugs wordt tegengegaan.

* Het kabinet acht sluiting van alle coffeeshops niet wenselijk, maar het geheel vrijgeven van de verkoop evenmin.

* Toch past ook ten aanzien van het gebruik van softdrugs voorzichtigheid. Softdrugs zijn vooral populair onder jongeren, dat wil zeggen bij gebruikers die verkeren in een levensfase waarin risico's actief worden geëxploiteerd. De huidige maatschappelijke

druk op de jong volwassene om op school of op het werk prestaties te leveren is door de steeds hoger wordende scholingseisen groot. Anderzijds zijn de perspectieven op duurzaam werk en de daarbij behorende status en sociale relaties voor sommige groepen onzeker. In deze context zijn de kansen op excessief softdrugsgebruik groter.

* De coffeeshops hebben bewezen een bijdrage te leveren aan de gewenste scheiding van de detailhandelsmarkten in soft- en harddrugs. De op zichzelf waarde hebbende coffeeshops /ij n echter toegenomen in tal en last.

* Inmiddels is in de meeste grote gemeenten reeds besloten dat het aantal coffeeshops drastisch zal worden teruggebracht, in veel gevallen tot minder dan de helft van het huidige aantal. Het kabinet steunt deze saneringsoperatie. In beginsel kan het driehoeksoverleg in een bepaalde gemeente waar geen reële vraag naar zo'n verkooppunt bestaat, kiezen voor een nuloptie.

De ruimte voor het gemeentelijk beleid.

Mogelijkheden:

1.Sinds 21 april 1999 is artikel 13b van de Opiumwet van kracht. Beter bekend onder de

naam "Wet Damocles". Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid

bestuursdwang toe te passen indien in coffeeshops, cafés, of andere voor publiek

toegankelijke lokalen soft- of harddrugs worden verhandeld.

Daarmee is tevens het artikel 2.8.1. (sluiting van drugspanden ) van de APV Gilze en

Rijen komen te vervallen.

Voluit luidt het betreffend artikel lid l: De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel bedoeld in artikel 2 of 3 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Deze bestuursdwangbevoegdheid is van toepassing op alle gelegenheden die vrijelijk toegankelijk zijn. Primair valt te denken aan coffeeshops, theehuizen, cafés, sappenbars, (afhaal)restaurants, maar daarnaast ook aan winkels (zoals soft- en growshops), maar ook (tijdelijke) beurzen en tentoonstellingsruimten.

Ook dealpanden waar uitsluitend of hoofdzakelijk harddrugs worden verkocht vallen onder de werking van de Damocles-regeling, mits deze voor het publiek toegankelijk zijn. Dealpanden die in gebruik zijn als woning of overigens een besloten karakter hebben, als schuren, garages, sociëteiten etc. vallen niet onder de Damocles-regeling. Tegen overlast uit deze panden kan worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Waarvan lid l luidt: De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten indien door gedragingen de openbare orde wordt verstoord. Terwijl lid 2 spreekt over ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde

De vervolging en strafoplegging van delicten op grond van de Opiumwet zijn uiteraard voorbehouden aan het O.M. die zich hierbij in het kader van het opsporingsonderzoek bedient van de politie.

2.De gemeente heeft een eigen regeling (bijv. een verordening en/of een beleid) op grond waarvan opgetreden zou kunnen/moeten worden. Aangezien de Opiumwet reeds een verbodsbepaling bevat voor de handel in soft- en harddrugs is de ruimte voor de gemeente om regelend op te treden beperkt. Voorkomen moet worden dat eventuele verordonneerde verbodsbepalingen in een gerechtelijke procedure onverbindend worden verklaard in verband met strijdigheid met een hogere regeling.

De gemeente heeft de mogelijkheid de bepalingen uit de Opiumwet aan te vullen. Op basis van de zgn. motieftheorie mag de gemeente regels stellen met betrekking tot een onderwerp (drugs) dat een wet reeds regelt indien dit vanuit een ander motief gebeurt dan die wet voor ogen heeft. Een gemeente mag zich dus niet op het terrein begeven dat de wetgever voor ogen heeft. De motieven waarbij de gemeente zijn regels (bij verordening) dan wel beleidsregels kan stellen zijn; openbare orde, veiligheid, uiterlijk aanzien van de gemeente, zedelijkheid en (overlast voor) woon- en leefklimaat ook wel de randverschijnselen van de drugsproblematiek genoemd. Op grond van deze motieven kan een gemeente optreden tegen inrichtingen waar handel en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat door jurisprudentie is bepaald dat bij verkoop van harddrugs vanuit een inrichting de gemeente niet hoeft aan te tonen dat sprake is van verstoring van de randverschijnselen; bij harddrugs wordt dit door de rechter zonder meer aangenomen (dit in tegenstelling tot softdrugs).

De gemeentelijke actiepunten.

Om drugsgerelateerde overlast te kunnen beheersen c.q. te voorkomen zal dus lokaal beleid moeten worden geformuleerd en uitgevoerd. Volgens de regionale nota zullen door de gemeente de volgende acties moeten worden ondernomen:

* standpuntbepaling terzake houseparty's;

* het uitspreken/vastleggen en bekendmaken van de zgn. nuloptie ter zake coffeeshops;

* sluiting indien toch een coffeeshop is geopend;

Houseparty's.

Onder dergelijke party's wordt verstaan: grootschalige bijeenkomsten waarbij muziek en dansen een centrale rol spelen, voorzover deze manifestaties plaatsvinden op alternatieve locaties als loodsen, fabrieks- en beurshallen, sportcomplexen en buitenterreinen. Ook popconcerten worden daaronder begrepen.

Hoewel tot op heden dergelijke grote party's in de gemeente niet zijn voorgekomen, dient met het oog op het gevaar voor de volksgezondheid en de verstoring van de openbare orde zeer terughoudend omgegaan te worden met het verlenen van toestemming voor houseparty's. Uitgangspunt zal zijn: nee, tenzij (in plaats van ja, mits).

Nuloptie vast te stellen door de gemeente.

De vraag is wie binnen de gemeente het bevoegd gezag is. als het gaat om coffeeshopbeleid. Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Coffeeshops zijn voor het publiek openstaande gebouwen zoals bedoeld in artikel 174 Gemeentewet. De burgemeester is derhalve het bevoegd gezag. Dat is ook de reden dat artikel 174 a Gemeentewet, artikel 13 b Opiumwet ("Damocles") en de model APV van de VNG met

betrekking tot het toezicht op openbare inrichtingen de burgemeester aanwijzen als bevoegd

gezag.

Dit betekent dat de burgemeester in beginsel bevoegd is het beleid ten aanzien van coffeeshops

vast te stellen. Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht bepaalt namelijk dat beleidsregels

worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan zelf. Uiteraard nadat hierover in de

driehoek overeenstemming is bereikt.

tietgeen niet weg neemt dat, gelet op de aard van de problematiek, de burgemeester de gemeenteraad er zo veel mogelijk bij kan/zal betrekken. Bovendien is de burgemeester op basis van artikel 180 Gemeentewet verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad over het door hem gevoerde bestuur.

Zowel in (de memorie van toelichting op) de landelijke drugnota als in de regionale nota komt

naar voren dat de mogelijkheid bestaat te kiezen voor een nuloptie.

Ook uit de jurisprudentie blijkt dat een nuloptie-beleid zonder meer mogelijk is:

"de burgemeester komt in beginsel de vrijheid toe ter bescherming van het woon- en leefmilieu

danwel de openbare orde het beleid te voeren geen enkele coffeeshop toe te staan mits

deugdelijk gemotiveerd kan worden waarom dit beleid in de gegeven plaatselijke

omstandigheden redelijk en wenselijk wordt geacht. Aan de deugdelijkheid van deze

motivering mogen echter geen zodanig hoge eisen worden gesteld dat alleen bij zeer bijzondere

lokale omstandigheden een dergelijk beleid aanvaardbaar zou worden geoordeeld".

Met andere woorden; als de gemeente een zorgvuldig en weloverwogen beleid heeft dan volstaat in principe een verwijzing naar het beleid om een coffeeshop te weren danwei te sluiten.

Waarom een nuloptie ?

Algemeen.

Een grote rol bij de vaststelling van beleid spelen de eerder omschreven randverschijnselen. Bij het bepalen van een beleidskeuze dient steeds de vraag te worden gesteld wat de gevolgen zijn voor de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, etc. Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de landelijke nota "Het Nederlandse drugbeleid continuïteit en verandering" is in deze notitie verwoord en is ook toegepast bij het bepalen van de richting van het beleid (de overwegingen), zoals:

• is er sprake van een reële vraag naar softdrugs;

• de mogelijke waarde van een sociale drempel;

• scheiding van markten.

Ook is een aantal richtlijnen gevolgd uit de regionale nota, zoals:

* een onderzoek naar de lokale drugsmarkt en naar omliggende drugsmarkten;

* de huidige overlast en te verwachten overlast bij vestiging;

* aantasting woon- en leefklimaat en openbare orde.

Als bevoegd gezag heeft, na besluitvorming in het Regionaal College Midden- en West-Brabant en het (districtelijk) driehoeksoverleg, de burgemeester voorgesteld te komen tot een nuloptie. In feite een bijzondere vorm van een maximumstelsel. Hierbij met name de

overwegingen en afspraken in de politieregio Midden- en West- Brabant in ogenschouw nemend.

Specifiek.

Overwegingen die hier toe leiden:

l . De gemeente Gilze en Rijen telt ruim 24.000 inwoners, die verdeeld zijn over vier kernen. Gezien de aard en omvang van de kernen Hullen en Molenschot is het, naast de overwegingen vermeld onder algemeen en de overwegingen die hierna volgen, zondermeer te rechtvaardigen dat aldaar geen coffeeshop gevestigd wordt. Deze kleine kernen hebben in overwegende mate een duidelijke woonfunctie. Ook de kernen Rijen en Gilze, zeker in de centra, hebben naast de nodige bedrijvigheid een duidelijke woonfunctie. In grotere gemeenten heeft het centrum duidelijk in mindere mate een woonfunctie. Ervaringen uit andere gemeenten (o.a. Breda, Tilburg) hebben geleerd dat overlastsituaties zich eerder voordoen bij coffeeshops die gevestigd zijn in gebieden die een woonfunctie hebben. Alle kernen in de gemeente zijn dus zeer gevoelig voor overlast als gevolg van de effecten van de vestiging van een coffeeshop.

2.In de regionale nota wordt bij een inwonertal van ongeveer 40.000 inwoners een grens getrokken. Beneden het aantal van 40.000 inwoners per kern wordt geadviseerd de vestiging van een coffeeshop niet toe te staan (na onderzoek van de drugsmarkt, het

drugsgebruik etc.). Gelet op de in de nota vastgelegde afspraken en het belang van uniforme toepassing ervan ligt het in de rede de regionale, nota te volgen.

  • 3.

    In naburige plaatsen zijn voldoende coffeeshops aanwezig. Deze zijn alle gelegen binnen een straal van 20 kilometer (Tilburg, Waalwijk, Breda) en derhalve redelijk bereisbaar (ook met openbaar vervoer).

  • 4.

    Er is op dit moment in de gemeente Gilze en Rijen geen sprake van een vast verstrekpunt van softdrugs in de vorm van een coffeeshop.

  • 5.

    Enkele naburige gemeenten kiezen voor beheersing (vermindering) van het aantal

coffeeshops (Breda, Tilburg). Andere (Oosterhout, Loon op Zand en Dongen) kiezen voor een nuloptie. Dit kan ertoe leiden dat coffeeshop-exploitanten mogelijkheden tot vestiging in andere gemeenten (zoals Gilze en Rijen) gaan onderzoeken.

6.Bestemmingsplannen bieden onvoldoende mogelijkheden (grondslag moet zijn: ruimtelijke ordening) het gebruik van alle panden als coffeeshop tegen te gaan.

Samenvattend kan worden gesteld dat een beleid dat strekt tot een nuloptie niet mag ontbreken

om gericht te kunnen optreden tegen de verkoop van softdrugs, zoals deze vanuit coffeeshops

plaatsvindt.

Op basis van dit beleid komt aan de burgemeester in beginsel de vrijheid toe ter bescherming

van het woon- en leefklimaat dan wel de openbare orde geen enkele coffeeshop toe te staan,

mits deugdelijk gemotiveerd waarom een dergelijk beleid gegeven de plaatselijke

omstandigheden redelijk en wenselijk is.

Sluiting coffeeshop.

Met het uitspreken/vastleggen van een nuloptie is niet alleen gekozen voor een op preventie gericht beleid, maar daarmee is tevens de basis gelegd voor een repressief optreden tegen een onverhoopt toch gevestigde coffeeshop. Onder het item nuloptie is reeds verwoord dat, in het geval de gemeente een zorgvuldig en weloverwogen beleid heeft, in principe volstaan kan worden met een verwijzing naar dit beleid om een coffeeshop te weren danwel te sluiten. In een voorkomend geval zal dan ook niet geaarzeld worden van de bevoegdheid tot sluiting van een coffeeshop gebruik te maken om de nuloptie daadwerkelijk te handhaven,

Drugshandel op straat.

Zoals reeds eerder in deze notitie is gesteld richt de Opiumwet zich op de gezondheidsaspecten ten aanzien van verdovende middelen. Optreden tegen straathandel mag dan ook slechts plaatsvinden vanuit dit oogpunt bezien. Om tegen straathandel en zgn. drugsrunners te kunnen optreden indien dit overlast oplevert is een model-bepaling voor de APV ontworpen met een daartoe strekkend artikel. Bij de eerstvolgende aanpassing van de APV zal dan ook aan hoofdstuk 2 (Openbare Orde) het volgende artikel worden toegevoegd:

Verbod: begeven op de weg om drugs te verhandelen.

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden ofte verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Aandachtspunt.

De behandeling van voornoemde actiepunten is hiermee afgerond.

Echter, met het formuleren van beleid met betrekking tot coffeeshops, houseparty's,

straathandel etc. is het gemeentelijke drugsbeleid niet compleet

Het is tevens noodzakelijk dat vanuit de aandachtsvelden volksgezondheid, welzijn,

jeugdbeleid en onderwijs aandacht wordt besteed aan beleid dat gericht is op het voorkomen

van drugsgebruik door jongeren, waarbij de nadruk ligt op preventie. Bij de onderscheidene

beleidsterreinen zal in de toekomst hieraan zo veel mogelijk aandacht worden geschonken.

Ter uitvoering van de regionale nota worden aan de gemeenten in de politieregio Midden en West Brabant regelmatig zgn. hand-outs aangereikt om het beleid ten aanzien van het drugsbeleid te vervolmaken.