LANDSVERORDENING van 24 april 1969 houdende regeling van de winkelsluiting

Geldend van 01-11-1991 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING van 24 april 1969 houdende regeling van de winkelsluiting

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder "winkel" verstaan een besloten ruimte, waar of van waaruit waren in het klein, anders dan uitsluitend door middel van verkoopautomaten, aan het publiek plegen te worden verkocht.

  • 2. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan worden bepaald, dat voor de toepassing van deze landsverordening onder "winkel" mede wordt verstaan een andere ruimte, waar een bij dat landsbesluit aan te wijzen bedrijf ten aanzien van het publiek wordt uitgeoefend.

Artikel 2

Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:

  • a.

    op zondagen en op krachtens de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24) met de zondag gelijkgestelde dagen;

  • b.

    op andere dagen vóór 6 uur en na 18.30 uur.

Artikel 3

Het in het voorgaande artikel vervatte verbod geldt niet voor:

  • a.

    openbare apotheken voor zover het de verkoop van genees-, heel- en verbandmiddelen betreft;

  • b.

    koffiehuizen, ijshuizen, bierhuizen, restaurants, tapperijen en slijterijen, deze laatsten voor zover zij zich beperken tot de verkoop van sterke drank;

  • c.

    logementen en hotels;

  • d.

    winkels gevestigd in hotels en in gebouwen, behorende tot een luchthaven;

  • e.

    winkels voor zover de verkoop betreft van

    • 1.

      rouwkleding en begrafenisbenodigdheden;

    • 2.

      brandstof en smeermiddelen voor motoren en onderdelen voor motoren en voertuigen;

    • 3.

      brood, verse melk en producten van verse melk.

Artikel 4

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 mogen winkels, waarin uitsluitend vers vlees of verse produkten van vlees en verse vis aan het publiek plegen te worden verkocht, voor wat de verkoop van die waren betreft, geopend zijn op zondag en op krachtens de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24) met de zondag gelijkgestelde dagen: van 6 uur tot 10 uur.

Artikel 5

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder b mogen winkels op de in dat artikel bedoelde dagen in het tijdvak van 28 november tot en met 4 december en van 17 december tot en met 30 december geopend zijn tot 22 uur. Eveneens mogen zij geopend zijn op de zaterdag en op de dag voorafgaande aan een met de zondag gelijkgestelde dag tot 20 uur.

Artikel 6

Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan voor een bepaalde groep van winkels gehele of gedeeltelijke ontheffing worden verleend van het in artikel 2 vervatte verbod dan wel kunnen sluitingstijden worden vastgesteld, welke afwijken van het bepaalde in artikel 2.

Artikel 7

  • 1. De Gezaghebber kan tijdelijk gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2 of krachtens artikel 6.

  • 2. De ontheffing kan betreffen een bepaalde winkel of bepaalde winkels dan wel een bepaalde groep van winkels.

  • 3. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. [vervallen]

Artikel 8

  • 1. Het is verboden gedurende de tijd, dat de winkel ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde voor het publiek gesloten moet zijn in die winkel of van die winkel uit waren aan het publiek te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

  • 2. Het bepaalde in het voorgaande lid is niet van toepassing tot ten hoogste een half uur na het voor die winkel geldende sluitingsuur met betrekking tot het op dat sluitingsuur in de winkel nog aanwezige publiek.

Artikel 9

Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf anders dan in een winkel of anders dan in de uitoefening van markthandel of straathandel waren aan het publiek te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren gedurende de tijd, dat de winkels, waarin dergelijke waren aan het publiek plegen te worden verkocht, ter plaatse voor het publiek gesloten moeten zijn.

Artikel 10

  • 1. Overtreding van het bepaalde in artikelen 2, 4, 5, 8 en 9 en krachtens artikel 6 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 2. Overtreding van een voorwaarde verbonden aan een ingevolge artikel 7, lid 1 verleende ontheffing wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

  • 3. De in de leden 1 en 2 strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 11

  • 1. Indien een in deze landsverordening strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken

    • -

      hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen,

    • -

      hetzij tegen hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten,

    • -

      hetzij tegen beiden.

  • 2. Een in deze landsverordening strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien het begaan wordt door personen, die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.

  • 3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, door één dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan zijn medebrenging gelasten.

  • 4. Voor wat betreft in deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden rechtspersonen voor de toepassing van artikel 20 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

  • 5. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen, aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, van één dezer of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstige toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

Artikel 12

  • 1. De bij artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen aangewezen personen zijn belast met het opsporen van de feiten strafbaar gesteld in deze landsverordening. Bij eilandsbesluit kunnen ook andere personen worden aangewezen.

  • 2. De in het voorgaande lid bedoelde personen hebben toegang tot alle plaatsen waar redelijkerwijs vermoed kan worden dat een bij deze landsverordening strafbaar gesteld feit wordt gepleegd. Wordt hun die toegang geweigerd dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm. Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk dan treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op algemene of bijzondere last van de officier van justitie, dan wel in tegenwoordigheid van die ambtenaar. Van dit binnentreden wordt door hen een proces-verbaal opgemaakt; degene, in wiens woning is binnengetreden, ontvangt binnen tweemaal vierentwintig uur een afschrift van het proces-verbaal.

Artikel 13

  • 1. Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als "Landsverordening Winkelsluiting", treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij is afgekondigd.

  • 2. [wijzigt de Arbeidsregeling 1952]