LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14)

Geldend van 08-06-1996 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-1996

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14)

Artikel 1

De vergoeding aan de werknemer, bedoeld in artikel 4 lid 2 laatste volzin van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14), wordt vastgesteld met inachtneming van het volgende:

  • a.

    indien de werknemer niet tevens arbeidsongeschikt is en hij terzake van het verzuimen van zijn werkzaamheden geen aanspraak heeft op loon, wordt de vergoeding terzake van loonderving gesteld op het bedrag, dat hem bij gehele arbeidsongeschiktheid tijdens de eerste 52 weken aan ongevallengeld zou toekomen;

  • b.

    indien de werknemer niet ter verpleging of observatie in een ziekeninrichting wordt opgenomen, wordt de vergoeding terzake van verblijfkosten voor de duur van het verblijf op het andere eiland gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op 40,-- per etmaal. Gedeelten van een etmaal van langer dan 12 uur worden daarbij voor een vol etmaal gerekend; gedeelten van etmaal van langer dan 6 uur doch niet langer dan 12 uur voor een 1/2 etmaal, terwijl gedeelten van een etmaal van 6 uur of korter worden verwaarloosd;

  • c.

    de vergoeding terzake van reiskosten worden gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op een bedrag gelijk aan de kosten van vliegtuigpassage.

Artikel 2

De vergoeding aan de verzekerde, bedoeld in artikel 4 lid 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14) wordt gesteld op het bedrag van de werkelijke kosten, doch ten hoogste op het bedrag, dat ten laste van de Sociale Verzekeringsbank zou zijn gekomen, in geval de geneeskundige behandeling en verpleging zouden zijn geschied door de bij de bank ingeschreven medewerkenden.

Artikel 3

Het verzoek om een vergoeding, bedoeld in het voorgaande artikel, moet worden gericht tot de Sociale Verzekeringsbank dan wel - ingeval de werkgever eigen risicodrager is - tot de werkgever uiterlijk 6 maanden nadat de genees- of tandheelkundige behandeling of verpleging heeft plaats gehad onder overlegging van bewijsstukken omtrent de gedane uitgaven.

Artikel 4

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1967.