Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR17377
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR17377/1
Regeling vervallen per 01-01-2011
Verordening rioolheffingen 2010 (9.13b)
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010
Intitulé
Verordening rioolheffingen 2010 (9.13b)Onderwerp: Verordening rioolheffingen 2010
Samenvatting
Deze verordening bevat de kaders voor het heffen van een directe belasting ter dekking van de kosten voor de inzameling en het transport van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, de zuivering van huishoudelijk afvalwater en de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater.
De gemeenteraad van Haaksbergen;
voorstel van het college van: 17 november 2009
wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 228a) en de Algemene wet bestuursrecht
besluit:
vast te stellen de
Verordening rioolheffingen 2010
Begripsomschrijvingen
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater
Aard van de belasting
Artikel 2
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de
kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Belastbaar feit en belastingplicht
Artikel 3
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
- a.
Zelfstandige gedeelten
Artikel 4
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Maatstaf van heffing
Artikel 5
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
voor eigendommen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning worden gebruikt, naar een vast bedrag per eigendom.
- b.
voor niet onder het eerste lid, onder a, van dit artikel begrepen eigendommen naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
- a.
- 2.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt.
Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vastecapaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.
- a.
-
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
Belastingtarieven
Artikel 6
- 1.
De belasting bedraagt voor een eigendom als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, per kalenderjaar € 206,00.
- 2.
De belasting bedraagt voor een eigendom als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, per belastingjaar bij een hoeveelheid afgevoerd afvalwater:
- a.
van 1 m³ tot 500 m³ € 206,00;
- b.
van 500 m³ tot 1.000 m³ € 400,00;
- c.
vanaf 1.000 m³ en meer € 594,00.
- a.
- 3.
Indien het waterverbruik voor een eigendom als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode minder bedraagt dan 60 m³ op jaarbasis, bedraagt het tarief per kalenderjaar € 157,00.
Belastingjaar
Artikel 7
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Wijze van heffing
Artikel 8
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen over aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak
Artikel 9
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 12,29 .
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.
- 5.
Belastingbedragen van minder dan € 12,29 worden niet geheven.
Termijnen van betaling
Artikel 10
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 2.
In gevallen bedoeld in het eerste lid geldt in afwijking van het aldaar bepaalde, dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
- 3.
In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 1.815,00 , dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 1, 2 en 3 gestelde termijnen.
Vrijstellingen
Artikel 11
De belasting wordt niet geheven voor:
- a.
eigendommen die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;
- b.
eigendommen die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag - andere dan kerkgenootschappen - die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn voor het gezamenlijke beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen en grondslag liggende levensovertuiging.
Nadere regels door burgemeester en wethouders
Artikel 12
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven over de heffing en invordering van de rioolheffing.
Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 13
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
- 3.
Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 17 december 2008 vastgestelde Verordening rioolrechten 2009 ingetrokken.
Citeertitel
Artikel 14
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2010.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009
mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis
griffier voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl