Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe

Geldend van 07-03-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

Awb:

Algemene wet bestuursrecht.

Subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door de gemeente

verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

Budgetsubsidie:

een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de realisering

van gemeentelijke beleidsdoelen voor de uitvoering waarvan een budget is vastgesteld.

Budgetperiode:

de periode waarover het budget in het kader van een budgetsubsidie is vastgesteld.

Waarderingssubsidie:

een incidentele of structurele subsidie in een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten.

Subsidiejaar:

het kalenderjaar waar de subsidie betrekking op heeft.

Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie voor bepaalde activiteiten.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door het gemeentebestuur te verstrekken subsidies, tenzij een specifieke verordening van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheden raad en college

  • 1. De raad stelt bij raadsbesluit de beleidsdoelen vast en de resultaten die hij met de voor subsidiëring beschikbaar gestelde bedragen wil bereiken.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond vaststellen ter verdeling van een in de begroting beschikbaar gesteld bedrag. Daarbij wordt bepaald op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college is bevoegd met inachtneming van de Awb en deze verordening besluiten te nemen tot verlening indien en voor zover de voor de subsidie benodigde gelden in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

  • 4. Het college is bevoegd met inachtneming van de Awb en deze verordening besluiten te nemen tot vaststelling, weigering, intrekking, wijziging en terugvordering, alsmede tot het verlenen van voorschotten.

  • 5. Het college bepaalt welke subsidiesoort van toepassing is.

  • 6. Het college kan voor de uitvoering van de uit deze verordening voortvloeiende bevoegdheden beleidsregels vaststellen.

  • 7. Het college kan met inachtneming van de begroting bij nadere regeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald. Dergelijke besluiten van het college die bestaan op het moment van inwerkingtreding van deze regel worden geacht op deze bevoegdheid te berusten.

Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidies kunnen worden verleend aan rechtspersonen zonder winstoogmerk.

  • 2. In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend aan natuurlijke personen. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 5. Gemeentelijk belang

Subsidiering van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang worden geacht.

Artikel 6. Weigeringsgronden

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 Awb genoemde gevallen worden geweigerd, als naar het oordeel van het college gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a. de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

    b. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2. De aanvraag tot subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien naar het oordeel van het college:

    a. de activiteiten niet in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang zijn;

    b. de activiteiten niet in voldoende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Midden-Drenthe;

    c. subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

    d. de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden beschikt of kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    e. de aanvraag te laat is ingediend of de voor de beoordeling van de aanvraag gevraagde stukken niet of niet op tijd zijn ingeleverd.

Artikel 7. Betalingen

  • 1. Bij een subsidiebedrag beneden € 25.000,- wordt het voorschotbedrag in de eerste maand van het subsidiejaar in zijn geheel uitbetaald.

  • 2. Bij een hoger subsidiebedrag wordt 25% van het voorschotbedrag in de eerste maand van elk kwartaal uitbetaald.

  • 3. Terugbetaling van subsidiegelden door een subsidieontvanger geschiedt binnen een maand na de verzenddatum van het verzoek daartoe.

  • 4. Voor de wijze van uitbetaling kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde diens rechten en verplichtingen blijken, evenals de betalingen en ontvangsten.

  • 2. De jaarrekening en het jaarverslag moeten op dezelfde wijze worden gepresenteerd als de begroting en het activiteitenplan, zodat vergelijking en controle goed kunnen plaatsvinden.

  • 3. De subsidieontvanger verleent onmiddellijk medewerking aan onderzoeken die het gemeentebestuur dan wel de rekenkamercommissie in het kader van de subsidiëring redelijkerwijs nodig achten.

  • 4. Indien tijdens de subsidieperiode de statuten wijzigen of de bestuurssamenstelling wijzigt, wordt het college hierover terstond geïnformeerd.

Artikel 9. Ontbinding, fusie en faillissement

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college onmiddellijk op de hoogte van het voornemen tot ontbinding of fusie van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel van het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2. Bij ontbinding van de rechtspersoon dienen de conform artikel 11 lid 4 en 5 opgebouwde reserves en de reeds uitbetaalde subsidiebedragen dan wel voorschotten te worden terugbetaald.

Artikel 10. Intrekking en wijziging

  • 1. Als een inhoudelijke of financiële verantwoording ook na ommekomst van een redelijke hersteltermijn niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college de subsidie ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

  • 2. Het college kan een subsidiebeschikking intrekken in het geval:

    a. de subsidieontvanger het voornemen heeft over te gaan tot ontbinding of fusie van de rechtspersoon, of dit is geschied;

    b. subsidieontvanger het voornemen heeft tot het doen van aangifte tot faillissement, dit is geschied of faillissement is uitgesproken;

    c. de subsidieontvanger het voornemen heeft tot het vragen van surseance van betaling of deze is aangevraagd.

Hoofdstuk 2. Budgetsubsidie

Artikel 11. Begripsomschrijving

Een budgetsubsidie is een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijke beleidsdoelen voor de uitvoering waarvan een budget is vastgesteld.

Artikel 12. Budgetoverleg

  • 1. Het college treedt voor 1 juni van het jaar voor aanvang van een nieuwe budgetperiode in overleg met de subsidieaanvrager over de activiteiten, de prestaties, het financiële kader en de door het college voorgenomen subsidievoorwaarden teneinde voor een bepaalde budgetperiode tot overeenstemming te komen.

  • 2. Het college stelt de budgetperiode vast op minimaal één en maximaal vier jaar.

Artikel 13. Subsidieaanvraag

  • 1. Voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar deelt het college aan de subsidieaanvrager het in de gemeentebegroting opgenomen voorlopige budgetbedrag mee voor het subsidiejaar.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 3. Bij de aanvraag worden gevoegd een activiteitenplan en een begroting.

  • 4. In het activiteitenplan wordt de relatie aangetoond tussen de voorgenomen activiteiten en de gemeentelijke beleidsdoelen en in meetbare prestaties aangegeven hoe met de voorgenomen activiteiten de gemeentelijke beleidsdoelen worden bereikt.

  • 5. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van kopieën van actuele exemplaren van de statuten en de reglementen die de inrichting en de werkzaamheden regelen, en een kopie van de inschrijving van de rechtspersoon in de registers van de Kamer van Koophandel, indien en voor zover deze stukken niet bij een eerdere aanvraag zijn ingediend.

  • 6. Het college kan, indien hij dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht, andere dan in het derde lid genoemde gegevens vragen.

Artikel 14. Nieuwe activiteiten gedurende looptijd

  • 1. De aanvraag voor nieuwe activiteiten wordt uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar schriftelijk en gemotiveerd bij het college ingediend.

  • 2. Op de aanvraag is het bepaalde in het vorige artikel, de leden 1, 3, 4, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Subsidieverlening

  • 1. Het college verleent de subsidie als naar zijn oordeel met de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de beleidsdoelen zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 voldoende worden gehaald en de middelen beschikbaar zijn.

  • 2. In de beschikking wordt bepaald op basis waarvan achteraf de vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening wordt medegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Artikel 16. Verantwoording en vaststelling

  • 1. Na afloop van ieder subsidiejaar dient de subsidieontvanger vóór 1 mei volgend op dat subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. Bij de aanvraag wordt gevoegd een jaarrekening, een jaarverslag waaruit de kosten per activiteit blijken, en een balans per 31 december van het subsidiejaar. De balans moet zijn voorzien van een uitgebreide toelichting.

  • 3. De subsidievaststelling geschiedt op basis van het bijgestelde bedrag als bedoeld in artikel 18 lid 4.

  • 4. De subsidievaststelling geschiedt op basis van de in de verleningsbeschikking omschreven activiteiten.

  • 5. De vaststelling vindt plaats binnen 3 maanden na indiening van de aanvraag met de jaarstukken als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 17. Accountantsverklaring

Bij een subsidiebedrag hoger dan € 300.000,- is een subsidieontvanger verplicht om de jaarrekening te voorzien van een accountantsverklaring. Deze dient een “getrouw beeld” verklaring te bevatten.

Artikel 18. Indexering en reservering

  • 1. Voor de in de gemeentebegroting voor budgetsubsidie beschikbaar gestelde bedragen wordt uitgegaan van de index “loon- en prijsontwikkeling” in de meicirculaire van het voorafgaande jaar.

  • 2. Het budget wordt jaarlijks geïndexeerd met het samengesteld gewogen gemiddelde van de CPB indexen “materiële overheidsconsumptie” en “lonen en salarissen voor de overheidssector”, zoals opgenomen in de betreffende circulaire van het gemeentefonds.

  • 3. De procentuele verdeling in het samengesteld gewogen gemiddelde tussen de component “lonen” en de component “overige exploitatiekosten” in het budget wordt door het college vastgesteld in de verleningsbeschikking. Deze verdeling staat gedurende de gehele budgetperiode vast.

  • 4. Het budget wordt bijgesteld op basis van de geactualiseerde index “loon- en prijsontwikkeling” in de meicirculaire van het betreffende jaar.

  • 5. De subsidieontvanger mag een algemene reserve ter hoogte van maximaal 10% van het jaarlijkse subsidiebedrag aanhouden. Deze reserve is bestemd om tegenvallers in de exploitatie op te vangen.

  • 6. Het college kan op aanvraag van de subsidieontvanger toestaan dat naast de algemene reserve bestemmingsreserves worden aangehouden, indien daarvoor naar het oordeel van het college gegronde redenen zijn. Het college bepaalt in de beschikking de bestemming en het bedrag waarvoor de reserve mag worden opgebouwd.

Hoofdstuk 3. Waarderingssubsidie

Artikel 19. Begripsomschrijving

Een waarderingssubsidie is een incidentele of structurele subsidie voor een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten.

Artikel 20. Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voor een structurele bijdrage moet worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, tenzij een andere termijn is bepaald bij de vaststelling van het subsidieplafond.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor een incidentele stimuleringsbijdrage moet uiterlijk 6 weken voorafgaand aan de activiteit worden ingediend, tenzij een andere termijn is bepaald bij de vaststelling van het subsidieplafond.

  • 3. De aanvraag bevat een adequate motivering en een duidelijke beschrijving van de activiteiten. Bij de aanvraag is gevoegd een op de activiteiten betrekking hebbende begroting. Tevens wordt in de aanvraag aangegeven of voor de activiteiten aanspraak wordt gedaan op andere gelden, voor zover dat niet uit de begroting blijkt.

  • 4. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van kopieën van actuele exemplaren van de statuten en de reglementen die de inrichting en de werkzaamheden regelen, en een kopie van de inschrijving van de rechtspersoon in de registers van de Kamer van Koophandel, indien en voor zover deze stukken niet bij een eerdere aanvraag zijn ingediend.

  • 5. Het college kan, indien hij dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht, andere dan in het derde lid genoemde gegevens vragen.

  • 6. Het college kan van het bepaalde in dit artikel afwijken indien naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.

Artikel 21. Subsidieverlening

  • 1. Bij waarderingssubsidies tot een bedrag van € 5.000,- is de verleningsbeschikking tevens de vaststellingsbeschikking.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening van een structurele waarderingssubsidie wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening van een incidentele waarderingssubsidie wordt binnen 6 weken na het indienen van de aanvraag meegedeeld.

  • 4. In de beschikking met een subsidiebedrag van € 5.000,- of meer wordt bepaald op basis waarvan achteraf de vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden.

Artikel 22. Verantwoording en vaststelling

  • 1. Vaststelling vindt plaats op basis van de in de verleningsbeschikking opgenomen voorwaarden.

  • 2. Indien in de verleningsbeschikking niet kenbaar is gemaakt welke bescheiden benodigd zijn voor de vaststelling, dient de aanvraag tot vaststelling vergezeld te gaan van een afrekening en een verslag waaruit de kosten per activiteit blijken.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend binnen een termijn van 6 weken na afloop van de activiteiten dan wel de termijn waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 4. De definitieve vaststelling vindt plaats binnen 3 maanden na de ontvangst van aanvraag als bedoeld in het vorige lid.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 23. Ontheffing en hardheidsclausule

  • 1. Het college kan ontheffing verlenen van één of meerdere uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen indien bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.

  • 2. Indien naar het oordeel van het college in bijzondere individuele gevallen de toepassing van een artikel van deze verordening of van een op deze verordening gebaseerde beleidsregel leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.

  • 3. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 24. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2012.

  • 2. Beleidsregels op grond van de “Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe”, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 27 november 2008, blijven onverminderd van kracht.

  • 3. De “Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe”, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 27 november 2008, vervalt met ingang van 1 mei 2012.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe”.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 26 april 2012,
de griffier,
C.J. Onderwater
de voorzitter,
J.Broertjes

Toelichting op de Algemene subsidieverordening Midden-Drenthe

I.Algemene toelichting

Algemeen

Het kader voor de modernisering van het subsidiebeleid is door de gemeenteraad vastgelegd in de “Nota ex artikel 212 verstrekking gemeentelijke subsidies 2008 – 2010.

Hierbij is gekozen voor een regisserende rol van de gemeente met als doelstelling dat een subsidiebeleid wordt gevoerd dat zorgt voor een efficiënte inzet van de middelen in relatie tot het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelen.

De verordening is zodanig vernieuwd dat de nadruk is komen te liggen op de regisserende rol van de gemeente. In het kader van het dualisme is de uitvoering volledig bij het college komen te liggen. Uit oogpunt van deregulering is gekozen voor eenvoudige regelgeving.

De in de verordening opgenomen regels zijn aanvullend op de subsidiebepalingen in de Algemene wet bestuursrecht. Ook wordt op een aantal punten inhoudelijk invulling gegeven aan de facultatieve bevoegdheden van de Awb. Zowel de verordening als de Awb bieden de basis voor de subsidieverstrekking. Subsidieverstrekking op grond van deze verordening (of enig andere subsidieverordening binnen de gemeente) kan niet zonder gelijktijdige raadpleging van de Awb.

De verordening geeft, naast een algemeen deel, welke van toepassing is op alle door de gemeente te verstrekken subsidies, regels voor de behandeling van twee subsidievormen, budgetsubsidie en waarderingssubsidie.

Andere vormen van subsidie, bijvoorbeeld de investeringssubsidie, zijn in deze verordening niet afzonderlijk geregeld. De reden hiervan is dat deze, voor zover deze niet in speciale verordeningen zijn geregeld, in de gemeente niet vaak voorkomen, en dat de algemene regels van hoofdstuk 1, samen met de Awb genoeg aanknopingspunten bieden om eventuele aanvragen te behandelen. Bovendien zal, in het geval sprake is van een investeringssubsidie, hiervoor geen bedrag in de begroting zijn opgenomen, zodat hiervoor alsnog een raadsbesluit nodig is.

De budgetsubsidie

Regisserende rol

De raad is verantwoordelijk voor het brede sociale beleid van de gemeente. Met de budgetsubsidie wordt invulling gegeven aan de regisserende rol van de gemeente door middel van het maken van budgetafspraken die gericht zijn op het bereiken van de door de gemeenteraad gestelde beleidsdoelen. Het sturingselement bestaat uit de formulering van de beleidsdoelen en de vaststelling van het budget dat nodig is om die doelen te bereiken.

Om de sturing actief gestalte te geven is het nodig dat de raad duidelijke en meetbare doelen vaststelt waarin de visie van de raad duidelijk tot uiting komt.

In het bereiken van die doelen staat de samenwerking tussen de gemeente en de maatschappelijke instellingen centraal. De samenwerking komt tot uitdrukking in het budgetoverleg. Uitgangspunt daarbij is dat de maatschappelijke instellingen vanuit hun eigen visie en missie invulling kunnen geven aan het beleid. Ditzelfde uitgangspunt ligt ten grondslag aan de invoering van het vaste budget over meerdere jaren.

Met de regeling van de budgetsubsidie worden twee belangrijke onderwerpen geregeld: de vaststelling van een budget over een of meerdere jaren, en, als noodzakelijke voorwaarde daarvoor, de mogelijkheid om te reserveren.

De regeling

Voor de budgetsubsidie is de in de regeling voorziene handelwijze in een notendop als volgt.

Het college treedt in het jaar voor de budgetperiode in overleg met de instelling over de wijze waarop de instelling de door de raad vastgestelde doelen wil bereiken.

Dit overleg is gericht op het vaststellen van de door de instelling te ontplooien activiteiten, de te behalen resultaten en de daartoe in te zetten middelen, in relatie tot het door de raad beschikbaar gestelde budget. Daarnaast is het overleg gericht op het vaststellen van de budgetperiode en de procentuele verdeling tussen de personeelskosten en de overige kosten die aan de activiteit verbonden zijn.

Indien overeenstemming wordt bereikt dan zal deze overeenstemming, ook genoemd de “budgetafspraken” worden opgenomen als bijlage bij de verleningsbeschikking.

Het bij de aanvraag te voegen activiteitenplan zal logischerwijs overeenkomstig de overeenstemming moeten zijn. Het activiteitenplan voorziet in een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten, en geeft een gemotiveerd overzicht van de middelen (fysieke middelen, personeel, etc.) die de instelling daartoe wil aanwenden, alsmede de kosten van deze middelen.

Het doel van dit plan is tweeërlei. In de eerste plaats het inzichtelijk maken wat de activiteiten inhouden, zodat het college kan bepalen of daarmee de doelen van de raad voldoende worden bereikt en kan bepalen welk budget voldoende moet worden geacht. Voorts heeft het plan tot doel een eenvoudige toets mogelijk te maken bij de vaststelling van de subsidie door het uitdrukken van de activiteit in meetbare prestaties.

Het college toetst of het plan hiertoe voldoende informatie biedt. Indien dat het geval is, zal het college kunnen overgaan tot het verlenen van de subsidie.

Indien bij het budgetoverleg op bepaalde onderdelen geen overeenstemming is bereikt, dan wacht het college de aanvraag en het activiteitenplan af. Het college kan dan subsidie verlenen of de aanvraag (gedeeltelijk) afwijzen. Het college kan ook voor wat betreft gedeelten waarvoor geen overeenstemming is bereikt voorwaarden opnemen in de verleningsbeschikking, rekening houdende met hetgeen is besproken in het budgetoverleg.

Het college stelt in de verleningsbeschikking het budget en de budgetperiode vast. Het budget, en de verhouding personeelskosten - overige kosten staat voor de subsidieperiode vast. In de verordening is daarom voorzien in een indexatie van beide gedeelten van het budgetbedrag met van de begroting onafhankelijke indexcijfers. De verhouding personeelskosten - overige kosten geldt alleen voor de berekening van de indexering.

Het voordeel voor de subsidieontvanger bij vaststelling van een budget over meerdere jaren is dat de subsidieontvanger met meer zekerheid naar de nabije toekomst kan kijken. De vaststelling van het budget over een langere periode brengt mee dat de instelling binnen de periode de vrijheid heeft dat budget naar eigen inzicht te besteden voor de activiteiten.

Het spreekt daarom vanzelf dat binnen de budgetperiode niet eenvoudig inbreuk gemaakt kan worden op dit budget en de indexering. Indien de raad wil bezuinigen, en/of andere prioriteiten wil stellen zal de raad dit op tijd kenbaar moeten maken en zal opnieuw budgetoverleg moeten plaatsvinden. In het geval dat voor afloop van de budgetperiode taken moeten worden afgestoten, zal in het budgetoverleg aan de orde moeten komen of de instelling voor die af te stoten taken voor de rest van de budgetperiode redelijkerwijs verplichtingen is aangegaan. Als dat het geval is, zal beoordeeld moeten worden of er aanleiding is daarvoor een regeling te treffen.

Binnen de budgetperiode blijft de jaarlijkse cyclus van aanvraag – verlening – vaststelling in stand.

Voor wat betreft de activiteiten waarvoor het budget is vastgesteld blijft het budgetbedrag gedurende de budgetperiode constant, zij het dat het budgetbedrag wordt geïndexeerd met de CPB-indexen die lopende het jaar naar aanleiding van de indexen van de meicirculaire definitief worden bijgesteld.

Ook het actieplan zal logischerwijze betrekking moeten hebben op dezelfde activiteiten als die waarvoor het budget beschikbaar is gesteld. De lopende de budgetperiode in te dienen activiteitenplannen zijn daarom mede (naast het stellen van meetbare prestaties gericht op de jaarlijkse vaststelling) gericht op het informeren van het college aangaande het verloop van de activiteiten en de verwachte ontwikkelingen.

Indien, bijvoorbeeld naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen of bijgestelde inzichten, de in het activiteitenplan naar voren gebrachte activiteiten substantieel afwijken van de activiteiten zoals die zijn vastgelegd in de eerste verleningsbeschikking, dan kan dit, indien het college na goed overleg dit als redelijk oordeelt, verdisconteerd worden in het budget en de voorwaarden bij het budget, of beschouwd worden als een nieuwe aanvraag. Het college kan in het laatste geval hiervoor bijvoorbeeld een waarderingssubsidie verlenen, maar ook een afzonderlijke budgetsubsidie. Voor dat laatste biedt de verordening een aparte regeling in artikel 14.

Indien de raad nieuwe of gewijzigde doelen stelt en daarvoor in de begroting gelden reserveert, kan de procedure van artikel 14 ook gevolgd worden. Gekozen kan dan worden voor het aanpassen van het bestaande budget en de voorwaarden bij het budget, of een afzonderlijke budgetsubsidie. Het is in dat laatste geval logisch dat de budgetperiode voor deze nieuwe activiteit aansluit bij de einddatum van de reeds bepaalde budgetperiode.

Volgens de Awb geeft pas de vaststellingsbeschikking recht op betaling van de subsidie. Het spreekt voor zich dat het college voor het voldoen aan de lopende verplichtingen een voorschot verleent. Dit voorschot zal in het algemeen de hoogte van het geïndexeerde budgetbedrag hebben.

Vaststelling van de subsidie vindt jaarlijks plaats na de toetsing van de jaarstukken op grond van het subsidiebedrag zoals dat op grond van de indexen in de meicirculaire van het lopende jaar is berekend. Om de toetsing eenvoudiger te maken moet in de jaarstukken duidelijk zijn aangegeven in hoeverre de in het activiteitenplan gepresenteerde prestaties en resultaten zijn gehaald. Voor zover de prestaties naar het oordeel van het college niet geheel gehaald zijn, kan het college de subsidie op grond van artikel 4:46 lid 2 onder a Awb lager vaststellen en het verleende voorschot voor dat gedeelte terugvorderen.

Het college beoordeelt welke instellingen worden benaderd voor budgetsubsidie. Instellingen die niet in aanmerking komen voor de budgetsubsidie kunnen via de regels van de waarderingssubsidie (jaarlijks) gesubsidieerd worden. Het college kan in de verleningsbeschikking verplichtingen en andere voorwaarden stellen

Reserveringen

De raad is in beginsel het bevoegde orgaan om te bepalen of een instelling een reserve of een voorziening mag aanhouden voor de door de gemeente gesubsidieerde onderdelen. De raad zal zich in het algemeen terughoudend opstellen ten aanzien van het instellen van reserves bij gesubsidieerde instellingen. Het gaat immers om gemeentelijke middelen die geparkeerd staan bij de gesubsidieerde instellingen. Reserves maken onderdeel uit van het eigen vermogen.

Ten aanzien van budgetsubsidie is een afzonderlijke regeling opgenomen. Bepaald is dat een algemene reserve van 10% van het subsidiebedrag mag worden aangehouden. Verder is bepaald dat het college bevoegd is bestemmingsreserves toe te staan.

algemene reserve

De algemene reserve is dat deel van het eigen vermogen waaraan geen specifieke bestemming is gegeven. De algemene reserve is bedoeld voor de dekking van nadelige rekeningresultaten, onvoorziene incidentele uitgaven en andere niet voorziene risico’s, voor zover hierin niet op andere wijze is voorzien.

De reservecapaciteit van 10% wordt redelijk geacht omdat het budget voor een aantal jaren vast staat. Weliswaar wordt het te betalen voorschot geïndexeerd met een algemene prijsindex, zodat de algemene prijsstijgingen van lonen en overige kosten worden gecompenseerd, voor onvoorziene uitgaven is het handig een reserve te hebben, zodat men niet hoeft te lenen. Het is aan de instelling de algemene reserve niet lichtvaardig aan te spreken. Het spreekt voor zich dat de reserve alleen betrekking heeft op de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. De opbouw van de algemene reserve kan over het algemeen gesproken alleen plaatsvinden met voordelen die ontstaan zijn door efficiënt gebruik van de subsidiegelden. Bij de motivering van de opbouw van de reserve, zoals dat bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient te geschieden, dient aangetoond te worden in hoeverre en efficiëntievoordelen zijn behaald. Het is aan het college te beoordelen in hoeverre de gestelde voordelen kunnen worden toegevoegd aan de algemene reserve.

bestemmingsreserve

In de verordening is bepaald dat het college op aanvraag van de subsidieontvanger kan toestaan dat naast de algemene reserve een bestemmingsreserve wordt aangehouden.

Bestemmingsreserves kunnen worden gevormd ten behoeve van de dekking van omvangrijke, toekomstige en voorzienbare uitgaven in verband met de realisering van nieuw beleid of de versterking van bestaand beleid. Deze doelen worden concreet omschreven en onderbouwd in een projectplan. De omvang van de bestemmingsreserve wordt bij het instellen van de reserve vastgelegd.

Gezien het doel van bestemmingsreserves, zal het aan de instelling slechts bij hoge uitzondering worden toegestaan een bestemmingsreserve te vormen. In het budgetoverleg, dat gericht is op overeenstemming over de gehele budgetperiode, zullen immers voorzienbare ontwikkelingen worden meegenomen. De budgetafspraken kunnen daarop worden afgestemd. Indien het voorzienbaar is dat binnen de budgetperiode ten behoeve van een te subsidiëren activiteit een grote uitgave gedaan moet worden, kan de bestemmingsreserve als instrument gebruikt worden om voor deze voorzienbare uitgave binnen het budget te reserveren.

Als gedurende de budgetperiode nieuw beleid wordt ontwikkeld dat nog niet voorzienbaar was, ligt het voor de hand een subsidie aan te vragen voor die nieuwe activiteiten. Dit vergt een nadere beoordeling. Met het opbouwen van een reserve voor onvoorzienbare nieuwe activiteiten zou deze beoordeling worden omzeild. Het spreekt voor zich dat hiervoor geen bestemmingsreserve toegestaan zal worden.

Indien het doel van de reserve komt te vervallen wordt de bestemmingsreserve opgeheven. Het is ter beoordeling van het college of de gelden dan toegevoegd worden aan de Algemene reserve. In elk geval geldt dat in de vaststellingsbeschikking de subsidie zal worden berekend naar gelang de activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien binnen het budget was gereserveerd voor een activiteit welke niet plaatsgevonden heeft, zal het bedrag lager worden vastgesteld.

voorzieningen

In de verordening wordt geen regeling gegeven voor voorzieningen. Voorzieningen worden gerekend tot het vreemd vermogen en zijn vastgelegd voor toekomstige eventueel optredende uitgaven. Het zijn fondsen voor concrete verplichtingen of dienen om risico’s af te dekken. Omdat er sprake is van een achterliggende verplichting is dit deel van het vermogen niet vrij aanwendbaar. Tot de voorzieningen worden ook gerekend de van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, zoals subsidies. Of voorzieningen moeten worden getroffen is aan de instelling. Het spreekt voor zich dat het niet is toegestaan dat subsidiegelden zomaar worden gebruikt voor het treffen van voorzieningen.

Jaarlijks zal het college ten behoeve van de vaststelling van de subsidie de reserves en voorzieningen toetsen op nut en noodzaak. In de toelichting op de balans moet de gesubsidieerde instelling de aard en de reden van elke reserve en voorziening en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toelichten.

Indien subsidiegelden zonder dat er sprake is van een relatie met activiteiten en een goede reden in een voorziening of reserve geplaatst zijn, kan dit een reden zijn het subsidiebedrag lager vast te stellen en het voorschot gedeeltelijk terug te vorderen.

De waarderingssubsidie

Bij de waarderingssubsidie wordt ten behoeve van de procedure onderscheid gemaakt tussen een incidentele en structurele stimuleringsbijdrage. Bij deze subsidievorm gaat het over het algemeen om kleinere subsidiebedragen voor activiteiten en instellingen die de gemeente graag wil ondersteunen of aanmoedigen. De procedure en verantwoording zijn licht. Wel is het mogelijk aan een waarderingssubsidie een prestatie te verbinden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Reikwijdte

Zie het algemene deel. Het artikel behoeft verder geen toelichting.

Artikel 3 Bevoegdheden raad en college

Lid 1 Gezien het dualisme tussen de raad en het college is ervoor gekozen de volledige uitvoering van de subsidieverlening bij het college te leggen. De raad stelt gelden beschikbaar en bepaalt wat met het geld moet gebeuren. Het is dus aan de raad de beleidsdoelen te stellen waarop de subsidieverlening gericht moet zijn. Dat de programmabegroting het stuk is waarin de raad de doelen vastlegt ligt voor de hand. In de programmabegroting geeft de raad zijn visie op het te voeren beleid. Hij stelt daarbij de doelen vast. De subsidieverlening moet gericht zijn op deze beleidsdoelen.

Het is met het oog op de verlening van budgetsubsidie van groot belang hoe concreet de beleidsdoelen worden gesteld. Een concreet gesteld doel verduidelijkt de bevoegdheid van college, en zal de bevoegdheid in die zin ook beperken. Een concreet gesteld doel biedt ook richtpunt voor de instellingen die naar het oordeel van het college voor budgetsubsidie in aanmerking komen.

Voor de verlening van budgetsubsidies is de datum van vaststelling van de programmabegroting niet gunstig. Immers voor het budgetoverleg en vervolgens de aanvraag, waarbij het activiteitenplan moet worden overgelegd is het noodzakelijk de beleidsdoelen te kennen. Voor de aanvraag, die voor 1 oktober moet worden ingediend komt de vaststelling van de begroting in november goedbeschouwd te laat. Het zal dan ook zo zijn dat de beleidsdoelen van het vorige jaar richtinggevend zijn. Aangezien het niet waarschijnlijk is dat in de beleidsdoelen van jaar tot jaar sterke wisselingen optreden zal een dergelijk verloop van tijd geen problemen opleveren. In het budgetoverleg zullen recente wijzigingen in de beleidsdoelen kunnen worden meegenomen.

Lid 2 Een subsidieplafond kan worden ingesteld als de subsidieregeling, bijvoorbeeld geregeld in beleid, het college verplicht subsidie te verlenen als aan bepaalde criteria wordt voldaan, en het de verwachting is dat het in de begroting opgenomen bedrag niet voldoende zal zijn voor de dekking van de aanvragen.

Bij de instelling van het subsidieplafond moet bepaald worden:

  • -

    het tijdvak, bijvoorbeeld een jaar, en;

  • -

    de wijze waarop de aanvragen worden afgehandeld, bijvoorbeeld op volgorde van binnenkomst, of verdeling van de beschikbare gelden over de voor een bepaalde datum binnengekomen aanvragen.

Om werking te verkrijgen moet de vaststelling van het subsidieplafond voor het tijdvak waarop het betrekking heeft, zijn vastgesteld en gepubliceerd.

Lid 3 De bevoegdheid gaat niet verder dan de gelden die in de begroting zijn opgenomen. Indien een subsidie wordt aangevraagd waarvoor geen of niet voldoende gelden op de begroting zijn gereserveerd, dan is dat een grond de subsidie te weigeren. Indien het college van oordeel is dat toch subsidie zou moeten worden gegeven, kan het college de raad vragen gelden beschikbaar te stellen.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

Vanwege het gevaar van misbruik worden subsidies in principe alleen verleend aan rechtspersonen met een solide achtergrond (zie ook de weigeringsgrond van artikel 6 lid 1). Rechtspersonen zonder winstoogmerk zijn verenigingen en stichtingen. In bijzondere gevallen kan er subsidie worden verleend aan natuurlijke personen.

Artikel 5 Gemeentelijk belang

Met deze bepaling wordt de richting aangegeven van de subsidieverlening. De subsudieverlening moet gericht zijn op gemeentelijk belang. Het gemeentelijk belang komt tot uitdrukking in de visie en de beleidsdoelen van de gemeenteraad. Als de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet gericht zijn op het gemeentebelang kan de aanvraag afgewezen worden. Dit artikel is een positieve weergave van de weigeringsgrond van artikel 6 lid 2 aanhef en onder a.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Gekozen is om een grote variëteit aan weigeringsgronden op te nemen. Het onderscheid tussen het eertse lid en het tweede lid is de bewijsplicht van het college. Aan weigering op grond van het eerste lid hangt een zware motiveringsplicht. Het spreekt voor zich dat de weigeringsgrond van lid 2 aanhef en onder d met zich mee brengt dat de aanvrager voldoende inzicht dient te geven in de begroting, de balans en jaarrekening.

Artikel 7 Betalingen

Bij waarderingssubsidies beneden de € 5.000,- valt de vaststelling samen met de verlening. Deze verleningsbeschikking geeft recht op betaling van het bedrag. Een voorschot is niet nodig. Het bepaalde in lid 1 is bij dergelijke subsidies niet van toepassing.

Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Lid 3De subsidieontvanger verleent onmiddellijk medewerking aan onderzoeken die de raad of het college nodig achten. Het gaat in dit artikel om onderzoeken in relatie met de besteding van subsidiegelden en het voldoen aan de beleidsdoelen van de raad. Ook de rekenkamercommissie kan bij gesubsidieerde instellingen onderzoek plegen naar de besteding van subsidiegelden.

Artikel 9 Ontbinding fusie en faillissement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10 Intrekking en wijziging

De intrekkings- en wijzigingsgronden zijn vrij uitputtend in de wettelijke regeling opgenomen. De in de verordening geregelde gronden zijn invullingen van de wettelijke regels in de Awb.

Artikel 11 Begripsomschrijving

De begripsomschrijving van artikel 1 is voor de duidelijkheid hier herhaald.

Artikel 12 Budgetoverleg

Het budgetoverleg is in het algemeen gedeelte uitvoerig behandeld.

Artikel 13 Subsidieaanvraag

Lid 5 De statuten en reglementen regelen de interne organisatieprocessen binnen de rechtspersoon, maar ook de bevoegdheden van de bestuurders de rechtspersoon in het maatschappelijk verkeer te vertegenwoordigen. Deze dienen bij de eerste aanvraag te worden overgelegd. Op grond van artikel 8 lid 3 kunnen deze stukken ten allen tijde worden opgevraagd door het college.

Artikel 14 Nieuwe activiteiten gedurende de looptijd

De mogelijkheden van dit artikel zijn in het algemeen gedeelte voldoende behandeld.

Artikel 15 Subsidieverlening

De subsidieverlening in het algemeen gedeelte voldoende behandeld. De verlening is imperatief voorgeschreven. Vanzelf spreekt dat dit voorschrift niet een recht geeft op velening conform de aanvraag. Hierover is in het algemeen gedeelte voldoende uitgeweid. De termijn van lid 4 is een termijn van orde.

Artikel 16 Verantwoording en vaststelling

De termijn in lid 5 is een termijn van orde. Verder behoeft dit artikel geen nadere toelichting.

Artikel 17 Accountantsverklaring

Het onderzoek van de accountant is gericht op het verkrijgen van een getrouw beeld. Een zwaardere onderzoekplicht is voor de behandeling van de aanvraag tot vaststelling niet noodzakelijk. Indien een nader onderzoek noodzakelijk is, kan dat op grond van het derde lid van artikel 8.

Artikel 18 Indexering en reservering

De reservering en indexering zijn in het algemeen gedeelte uitvoerig behandeld.

Het eerste lid heeft betrekking op de indexering van de in de gemeentebegroting opgenomen bedragen. Deze lopen dan gelijk met de indexering van de budgetbedragen, zoals dat geregeld is in het vierde lid.

De leden 2, 3 en 4 van dit artikel hebben betrekking op de indexering van het subsidiebedrag. De indexering vindt in eerste instantie plaats op een samengestelde prijsindex. Rekening wordt gehouden met twee indexen.

Het subsidiebedrag is opgebouwd uit twee componenten, te weten de component “lonen” en de component “overige exploitatiekosten”. De component lonen betreft alleen de lonen en de direct daarmee gepaard gaande noodzakelijke kosten.

De verhouding tussen beide beide componenten is onderwerp van gesprek in het budgetoverleg. In de verleningsbeschikking wordt de verhouding voor de gehele budgetperiode vastgelegd. De indexering vindt plaats door op de afzonderlijke componenten een corresponderende index van het Centraal Planburau te berekenen. Gekozen is voor de indexen die betrekking hebben op de overheid. De reden hiervoor is dat de in de begroting voor subsidiëring beschikbare gelden dan gelijk opgaan met het budget.

De CPB index “Lonen en salarissen voor de overheidssector” omvat de loonontwikkeling in de overheidssector en incidentele ontwikkelingen. Onder incidentele ontwikkelingen vallen onder andere een stijging of daling van de werkgeversbijdrage particuliere ziektekosten, toe- of afname van het ziekteverzuim, bruteringsoperaties, extra beloningscomponenten zoals periodieken. De index houdt overigens rekening met meer onderwerpen dan waarmee in de prijsstijging van de CAO’s wordt rekening gehouden. In deze index is ook rekening gehouden met de autonome stijgingen voor premies, pensioenen en periodieken.

De CPB index “materiele overheidsconsumptie” omvat onder andere de som van de lopende aankopen van goederen en diensten (kosten van energie, huisvesting, kantoorartikelen, uitzendkrachten) en de afschrijvingen op gebouwen, wagenpark en computers.

Het budgetbedrag wordt lopende het subsidiejaar bijgesteld op basis van de index “loon- en prijsontwikkelingen”, zoals deze is opgenomen in de meicirculaire van het Gemeentefonds.

Artikel 19 Begripsomschrijving

De begripsomschrijving van artikel 1 is voor de duidelijkheid hier herhaald.

Artikel 20 Subsidieaanvraag

Indien door het college een subsidieplafond is ingesteld dient indiening te geschieden volgens de daarbij gestelde regels.

Artikel 21 Subsidieverlening

Bij waarderingssubsidies tot een bedrag van € 5.000,- vindt er uit pragmatische overwegingen géén vaststelling achteraf meer plaats. De verleningsbeschikking is tevens de vaststellingsbeschikking. De grens van € 5.000,- is zodanig gekozen dat bijna alle waarderingssubsidies voor kleinere activiteiten hieronder vallen. Voor grotere subsidies aan instellingen dient een verantwoording achteraf plaats te vinden.

Voor de goede orde zij gezegd dat de onderzoeksplicht van artikel 8 lid 3 ook geldt in het geval het subsidiebedrag beneden de in het eerste lid genoemde grens ligt.

In de verleningsbeschikking van subsidies boven de grens moet worden opgenomen op grond waarvan de vaststelling wordt getoetst. Het ligt voor de hand een zelfde constructie te kiezen als bij de budgetsubsidie, namelijk de verlening op grond van een duidelijk en gespecificeerd activiteitenplan, waarin duidelijk staat wat de activiteit inhoudt en wat de kosten daarvan zijn (begroting). De afrekening dient ten behoeve van de vaststelling inzicht te verschaffen in hoeverre aan het activiteitenplan is voldaan.

Artikel 22 Verantwoording en vaststelling

Zie de opmerkingen bij artikel 21.

Artikel 23 Ontheffing en hardheidsclausule

Lid 1 De ontheffingsmogelijkheid is alleen in bijzondere omstandigheden te gebruiken.

Lid 2 Ook de hardheidsclausule is in bijzondere gevallen te gebruiken. Het spreekt vanzelf dat terughoudenden alleen goed gemotiveerd dient te worden omgegaan met beide instrumenten.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 25 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.