LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 23e april 1964, ter uitvoering van de artikelen 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65); vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven

Geldend van 01-06-1964 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 23e april 1964, ter uitvoering van de artikelen 6 lid 2 en 7 lid 1, tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65); vaststelling van de vergoeding voor opiumverloven

Artikel 1

Terzake van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 6 lid 2 en 7 lid 1 tweede alinea van de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65) worden de navolgende regelen vastgesteld:

  • I.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het vervaardigen van verdovende middelen waaronder begrepen de handelingen, bedoeld onder II en III, bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan f 100,-.

  • II.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het bereiden, bewerken en verwerken van verdovende middelen, waaronder begrepen de handelingen, bedoeld onder III, bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan f 10,-.

  • III.

    De verschuldigde vergoeding voor een verlof voor het invoeren, uitvoeren, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bezitten en aanwezig hebben van verdovende middelen bedraagt voor elk kalenderjaar of gedeelte daarvan f 7,50.

Artikel 2

De vergoedingen als bedoeld in artikel 1 zijn niet verschuldigd voor een verlof, uitsluitend voor een wetenschappelijk of politioneel doel.

Artikel 3

De vergoedingen als bedoeld in artikel 1 moeten door degene, die het verlof vraagt, worden betaald op de wijze door de Minister van Volksgezondheid vastgesteld.

Artikel 4

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 juni 1964.