LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 13de januari 1961, ter uitvoering van artikel 15 der Landsverordening Sociale Verzekeringsbank (P.B. 1960, no. 154)

Geldend van 20-01-1961 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-09-1960

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 13de januari 1961, ter uitvoering van artikel 15 der Landsverordening Sociale Verzekeringsbank (P.B. 1960, no. 154)

Artikel 1

De kosten van het beheer der Bank zijn te onderscheiden in:

  • a.

    de bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden van de directeur en van het overige personeel;

  • b.

    alle kosten, verbonden aan de huisvesting en installatie van de burelen der Bank;

  • c.

    alle kosten, verband houdende met werkzaamheden, verricht buiten de burelen der Bank, voor zover niet reeds opgenomen onder a;

  • d.

    alle kosten, verbonden aan de werkzaamheden van de Raad van Toezicht en Advies;

  • e.

    alle kosten, niet genoemd onder a, b, c en d.

Artikel 2

De kosten, in artikel 1 onder a genoemd, worden gebracht ten laste van:

  • a.

    het Ziektefonds, bedoeld in artikel 3 Landsverordening Sociale Verzekeringsbank;

  • b.

    het Ongevallenfonds, bedoeld in artikel 3 der Landsverordening Sociale Verzekeringsbank;

  • c.

    het Ouderdomsfonds, bedoeld in artikel 3 der Landsverordening Sociale Verzekeringsbank;

  • d.

    het Land, naar gelang de directeur en het overige personeel werkzaam zijn ten behoeve van onderscheidenlijk de Ziekteregeling 1936 (P.B. 1946, no. 101), de Ongevallenregeling 1936 (P.B. 1946, no. 103), de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en de Landsverordening Ouderdomsvoorziening (P.B. 1960, no. 155).

Artikel 3

  • 1. De kosten, in artikel 1 onder b bedoeld, zijn te onderscheiden in:

    • a.

      kosten, klaarblijkelijk verbonden aan de uitvoering van één der wettelijke regelingen, genoemd in artikel 2;

    • b.

      kosten, gemeenschappelijk verbonden aan twee of meer dezer wettelijke regelingen.

  • 2. De kosten, bedoeld in lid 1 onder a, worden gebracht ten laste van het overeenkomstige fonds of het Land.

  • 3. De kosten, bedoeld in lid 1 onder b, worden tussen het Ziektefonds, het Ongevallenfonds, het Ouderdomsfonds en het Land of, indien zij niet op alle genoemde fondsen en het Land betrekking hebben, alleen tussen de desbetreffende fondsen en (of) het Land verdeeld naar verhouding van de bedragen der bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden, ingevolge artikel 2 ten laste komend van elk afzonderlijk fonds en het Land.

Artikel 4

De kosten, in artikel 1 onder c bedoeld, worden tussen het Ziektefonds, het Ongevallenfonds, het Ouderdomsfonds en het Land verdeeld naar verhouding van de bedragen der bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden, ingevolge artikel 2 ten laste komende van elk afzonderlijk fonds en het Land. De bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden van de directeur en het overige personeel der Bank, binnen de burelen der Bank werkzaam, blijven bij het bepalen dezer verhouding buiten beschouwing.

Artikel 5

De kosten, in artikel 1 onder d bedoeld, worden tussen het Ziektefonds, het Ongevallenfonds, het Ouderdomsfonds en het Land verdeeld naar verhouding van de bedragen der bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden, ingevolge artikel 2 ten laste komende van elk afzonderlijk fonds en het Land,

Artikel 6

  • 1. De kosten, in artikel 1 onder e bedoeld, zijn te onderscheiden in;

    • a.

      kosten, klaarblijkelijk verbonden aan de uitvoering van één der wettelijke regelingen genoemd in artikel 2;

    • b.

      kosten, gemeenschappelijk verbonden aan twee of meer dezer wettelijke regelingen.

  • 2. De kosten, bedoeld in lid 1 onder a, worden gebracht ten laste van het overeenkomstige fonds of het Land.

  • 3. De kosten, bedoeld in lid 1 onder b, worden tussen het Ziektefonds, het Ongevallenfonds, het Ouderdomsfonds en het Land, of indien zij niet op alle genoemde fondsen en het Land betrekking hebben, alleen tussen de desbetreffende fondsen en (of) het Land verdeeld naar verhouding van de bedragen der bezoldigingen, toelagen en vergoedingen voor extra-werkzaamheden, ingevolge artikel 2 ten laste komend van elk afzonderlijk fonds en het Land.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging en werkt terug tot en met 1 september 1960.