Beheersverordening buitengebied burgerwoningen

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening buitengebied burgerwoningen

Artikel 1 - Doel en begrenzing van de verordening

Lid 1. Doel

Deze verordening strekt tot het beheer en de bescherming van het bij deze verordening

aangewezen gebied.

Lid 2. Verordeningsgebied

Het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vastgelegd op verbeelding

08BROBO111-VO2.

Artikel 2 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.beheersverordening:

de beheersverordening ‘burgerwoningen buitengebied’ van de gemeente

Landerd;

2.afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning

en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg

gehuisvest is;

3.bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

4.bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat

door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

5.boerderijgebouw:

een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen

bedrijfsruimten welke samen een geïntegreerde eenheid vormen;

6.bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen

en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk

oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

7.bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

8.bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat

door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen

binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en

met uitsluiting van onderbouw;

9.bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten;

10.bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

11.bouwvlak:

Een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge

de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

zijn toegelaten;

12.bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,

die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct

of indirect steun vindt in of op de grond;

13.gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of

gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

14.gevellijn:

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op

moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden,

behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

15.hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als

belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

16.mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulp behoevend is op het fysieke, psychische

en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

17.ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is

gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

18.overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en

voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

  • 19.

    peil:

    • -

      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de

hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

-in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende

afgewerkte maaiveld;

20.perceelgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

21.prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met

een ander tegen vergoeding;

22.seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of

in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden

verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder

een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,

sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder

begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met

elkaar;

24.voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan

de perceelsgrenzen;

25.voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,

het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het

wegverkeer;

26.wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen

c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals

deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij

anders bepaald;

27.woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één

afzonderlijk huishouden;

Artikel 3 - Wijze van meten

3.1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

b.de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,

of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

c.de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels

(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en

dakkapellen;

d.de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,

geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen,

zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen

bouwonderdelen;

e.de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte

bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

f.de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,

waar die afstand het kortst is;

g.de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering

niet meegerekend.

Artikel 4 - Gebruiksregels

Lid 1. De binnen het verordeningsgebied aangegeven bouwvlakken op de verbeelding

mogen worden gebruikt ten behoeve van wonen.

Lid 2. Per aangegeven bouwvlak wonen is één woning met bijbehorende bijgebouwen,

bouwwerken, geen gebouwen zijnde en tuin en erf toegestaan.

Artikel 5 - Bouwregels

Lid 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aangebouwde bijgebouwen

gelden de volgende regels:

a.Op de gronden met de differentiatie ‘leidingen’, zoals aangegeven in

het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, mag niet worden gebouwd;

b.Herbouw van bestaande woningen is toegestaan met dien verstande

dat:

1.de herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten, met uitzondering

van woningen die zich binnen 15 meter van de as van

de weg bevinden;

2.De voorgevel van de ter herbouwen woning wordt geplaatst in de

(voormalige) voorgevelrooilijn, met uitzondering van woningen

die zich binnen 15 meter van de as van de weg bevinden;

3.De bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen

woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke

woning(en);

c.De woning dient gesitueerd te worden buiten de 48 dB-contour en

buiten de in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ aangeduide KEzones.

Het in dit lid bepaalde geldt niet voor bestaande hoofdgebouwen.

d.De minimale afstand van de woning tot aan de as van een weg waaraan

wordt gebouwd bedraagt 15 meter, tenzij de bestemde voorgevel

reeds binnen deze afstand ligt.

e.De afstand van de woning met aangebouwde bijgebouwen tot aan de

vrije zijdelingse perceelsgrenzen dient tenminste 5 meter te bedragen,

tenzij het een bestaande woning met aangebouwde bijgebouwen

betreft.

  • f.

    De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  • g.

    De goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3

meter bedragen.

h.Woningen die ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening

een inhoud hebben van 600 m3 of meer mogen niet worden uitgebreid.

i.Woningen en aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen die

ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening een gezamenlijke

inhoud hebben van minder dan 600 m3 mogen worden uitgebreid

tot een maximum van 600 m3, waarbij kelders niet worden meegeteld.

j.Onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de

woning;

k.De woning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten

minste 12° en ten hoogste 60°.

Lid 2. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.De minimale afstand van nieuw te bouwen vrijstaande bijgebouwen

tot aan de as van een weg waaraan wordt gebouwd bedraagt 15 meter;

b.De afstand van het vrijstaande bijgebouw tot aan de vrije zijdelingse

perceelsgrenzen dient tenminste 5 meter te bedragen, tenzij het een

bestaand bijgebouw betreft;

c.De vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op

een afstand van tenminste 2 meter vanaf de voorgevelrooilijn;

d.Het gezamenlijk oppervlak van de vrijstaande bijgebouwen mag niet

meer bedragen dan 80 m2;

e.De goot- en nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3

meter respectievelijk 6 meter bedragen;

f.Bij afbraak van een op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening

reeds aanwezig vrijstaand bijgebouw c.q. aanwezige vrijstaande

bijgebouwen met een (gezamenlijk) oppervlak van meer dan

80 m2, mag het in sub d genoemde oppervlak worden verhoogd met

25% van het oppervlak van het te slopen vrijstaande bijgebouw, c.q.

de te slopen vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het in

sub d genoemd oppervlak niet bij de berekening mag worden betrokken.

Het maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen,

na bedoelde afbraak bedraagt evenwel 200 m2;

g.De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning bedraagt minimaal

2 meter en maximaal 20 meter.

Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de

volgende bepalingen:

a.Op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte

maximaal 2 meter bedragen, uitgezonderd pergola’s waarvan de

hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;

b.Op de gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van

pergola’s maximaal 2,5 meter bedragen en van andere bouwwerken

maximaal 1 meter.

Artikel 6 - Ontheffing

Lid 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van

de splitsing van boerderijgebouwen, in twee volwaardige halfvrijstaande

woningen, mits:

a.De splitsing bijdraagt aan het behoud van cultuurhistorische, landschappelijke

en/of architectonische waarden;

b.Het betreft een splitsing in twee volwaardige woningen, die beide een

inhoud van minimaal 300 m3 hebben;

  • c.

    Het bestaande bebouwingsoppervlak wordt niet vergroot;

  • d.

    De tweede woning dient binnen de bestaande bouwmassa te worden

gerealiseerd;

e.De woningen niet binnen een hindercirkel van een agrarisch bedrijf

zijn gelegen;

f.Bestaande cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwaarden en

architectonische waarden niet onevenredig worden aangetast;

  • g.

    Agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden;

  • h.

    Burgerbewoning aanvaardbaar is van uit een oogpunt van een gezond

woon- en leefklimaat;

  • i.

    Er is sprake van een passende erfbeplanting binnen de omgeving;

  • j.

    Alle behorende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, tenzij

ze monumentale kwaliteiten bezitten blijkende uit de status als gemeentelijk

of rijksmonument. Van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen

mag maximaal 80 m2 in stand blijven;

k.De door de splitsing ontstane woning dient gesitueerd te worden buiten

de 48 dB-contour en buiten de in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’

aangegeven KE-zones;

l.Splitsing in combinatie met herbouw is niet toegestaan, tenzij voldaan

is aan de voorwaarden voor herbouw.

Lid 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het gebruik

van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, onder de volgende

voorwaarden:

  • a.

    Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  • b.

    De afhankelijke woonruimte in de regeling voor bijgebouwen wordt

ingepast, met een maximale oppervlakte van 80 m2 en mag maximaal 1

bouwlaag omvatten;

Lid 3. Burgemeester en wethouders trekken de verleende ontheffing op grond

van lid 2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak

vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 7 - Procedureregels

7.1. Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van

dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de volgende procedure van

toepassing:

a.het ontwerp-besluit tot het verlenen van ontheffing ligt gedurende 14

dagen ter inzage voor één ieder;

b.Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in

één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente

worden verspreid, en op de gebruikelijke wijze bekend;

c.de bekendmaking houdt mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden

tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester

en Wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a

genoemde termijn;

d.burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben

ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 8 - Overgangsregels bouwwerken

Lid 1. Een bouwwerk dat op het tijdtip van inwerkingtreding van de beheersverordening

aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden

krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van de verordening, mag, mits

deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:

  • a.

    Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  • b.

    Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd

of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt

gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet

gegaan.

Lid 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan

op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd

zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan

of beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling

van dat bestemmingsplan en die verordening.

Artikel 9 - Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan

waarvan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, blijft bij

de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 - Overgangsregels gebruik

Lid 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van

inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag

worden voortgezet.

Lid 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld

in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de

beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking

naar aard en omvang wordt verkleind.

Lid 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding

van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken,

is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was

met het voorheen geldende bestemmingsplan of beheersverordening,

daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.

Artikel 11 - Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

‘Beheersverordening Buitengebied burgerwoningen’.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Landerd d.d.

tot vaststelling van de beheersverordening ‘Buitengebied burgerwoningen’.

Mij bekend,

De griffier