Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR165085
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR165085/1
Regeling vervallen per 02-01-2013
Brandbeveiligingsverordening 1994
Geldend van 17-03-1994 t/m 01-01-2013
Intitulé
Brandbeveiligingsverordening 1994De raad van de gemeente Nunspeet;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 februari 1994, nr. 670 RB 6;
gelet op artikel 12 van de Brandweerwet 1985 en artikel 149 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de Brandbeveiligingsverordening 1994:
Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk
Hoofdstuk 1 Algemene bepaling
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.
Artikel 1.2 Werkingssfeer
Deze verordening is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de bouwverordening.
Hoofdstuk 2 Brandveilig gebruik
Paragraaf 1 Vergunning
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichting
-
1 Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester
en wethouders een inrichting in gebruik te hebben of te houden, waarin:
a. meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn;
b. bedrijfsmatig de in artikel 2.2.2 bedoelde stoffen zullen worden opgeslagen;
c. aan meer dan tien personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal
worden verschaft;
d. aan personen in het kader van de Wet op de bejaardenoorden huisvesting zal worden
verschaft;
e. aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/of
geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.
-
2 Het college van burgemeester en wethouders kan aan de vergunning voorschriften verbinden
in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van
brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand.
-
3 Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering
van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting,
opgetreden na het verlenen van de vergunning, kan het college van burgemeester en wethouders
aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of
intrekken.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van
de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik
te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden be-reikt.
Artikel 2.1.3 Intrekken vergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken indien:
a. blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens hebben verleend;
b. blijkt dat de houder van de vergunning niet heeft voldaan aan een voorschrift van de
vergunning;
c. van de vergunning geen gebruikt wordt gemaakt binnen zes maanden na het onherroepelijk
worden van de vergunning; dan wel de datum of periode waarop of waarin een activiteit is
voorzien waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken zonder dat bedoelde activiteit heeft
plaatsgevonden;
d. van de vergunning gedurende een periode van zes maanden of langer geen gebruik is
gemaakt;
e. het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de
inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden
na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van
voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 2.1.4 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft, moet de
vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de
naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand- en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingen
-
1 Het is verboden een inrichting te gebruiken, indien de wijze van gebruik van de inrichting in
relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn.
-
2 Het is verboden een inrichting te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals die per
onderwerp vermeld staan in de van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 3 bij de
bouwverordening.
-
3 Onverminderd het gesteld in het tweede lid, is het verboden een inrichting niet zijnde een
woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid
van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van
bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in de van
overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de bouwverordening.
-
4 Het college van burgemeester en wethouders kan het vijfde en zesde lid van artikel 3 van
bijlage 3, buiten toepassing verklaren.
Artikel 2.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben
-
1 Het is verboden stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid, alsmede
artikel II van de Regeling tot wijziging in, op of nabij een inrichting aanwezig te hebben.
-
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a. het voorhanden hebben voor huishoudelijke en al het andere niet-bedrijfsmatige gebruik
van de in het eerste lid bedoelde stoffen, indien dit de in bijlage 5 van de
bouwverordening aangegeven maximum hoeveelheden niet overschrijdt;
b. het voorhanden hebben van de in het eerste lid bedoelde stoffen in een inrichting
waarvoor een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.1 is verleend;
c. de brandstof in het reservoir bij een verbrandingsmotor;
d. de brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een ander warmte-ontwikkelend
toestel.
-
3 Bij het bepalen van de hoeveelheden als bedoeld in het tweede lid, onder a, worden de
inhoudsmaten van vaatwerk dat gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof als bedoeld in dat lid
volledig meegerekend.
Artikel 2.2.3 Opslag en verwerking stoffen
Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid, alsmede artikel II van de Rege-ling
tot wijziging moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de bouwverordening
aangegeven wijze.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan
worden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het
onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
a. middelen en voorzieningen tot melding van alarmering bij en bestrijding van brand;
b. middelen en voorzieningen tot ontvluchting en redding van personen en dieren bij brand.
Artikel 2.3.4 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijziging- of
sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid,
alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging, of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het
gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn
getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.3.5 Verbod open vuur en roken
-
1 Het is verboden te roken of vuur te hebben:
a. in een ruimte in gebruik als opslagplaats van één of meer van de stoffen genoemd in de
Regeling Bouwbesluit brandveiligheid, alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging,
onder a tot en met h;
b. bij het verrichten van werkzaamheden die het uitstromen van brandbare vloeistoffen en
(of) gassen kunnen veroorzaken;
c. bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandbare vloeistof of een brandbaar
gas.
-
2 Van het verbod gesteld in het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders
ontheffing verlenen.
Artikel 2.3.6 Verboden handelingen met stoffen
-
1 Het is verboden een brandbaar gas of gasmengsels uit een vat te doen overstromen in een
ander vat dat niet bestemd of ingericht is om dat gas of gasmengsel te bevatten.
-
2 Het is verboden gassen of gasmengsels in drukvaten of in leidingen te verwarmen.
-
3 Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- en
sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de Regeling inzake het met bepaalde
luchtvaartuigen opstijgen van en landen op alsmede het inrichten van niet als
luchtvaartterreinen aangewezen terreinen.
-
4 Het is verboden een brandbare vloeistof, een brandbaar gas of gasmengsel of een brandbare
damp te laten wegstromen op zodanige wijze dat daardoor brand kan ontstaan.
-
5 Het is verboden gloeiende vaste stoffen op te slaan, te vervoeren of weg te gooien op zodanige
wijze dat daardoor brand ontstaat.
Artikel 2.3.7 Bossen, heidevelden, venen
-
1 De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met
brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van het college van burgemeester en
wethouders ontvangen brief - de voorschriften op te volgen, die genoemd college in die brief
geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
-
2 Onder een in het eerste lid genoemd naaldhoutbos wordt verstaan elke aaneengesloten of
vrijwel aaneengesloten opstand, die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout.
Hoofdstuk 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan
ambtenaren van de brandweer en daartoe door het college van burgemeester en wethouders
aangewezen ambtenaren.
Artikel 3.2 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie
Artikel 3.4 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel
-
1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.
-
2 Met ingang van die dag vervalt de bij het raadsbesluit van 29 april 1993 vastgestelde
beveiligingsverordening en alle daarin aangebrachte wijzigingen.
-
3 De vergunningen, hoe ook genaamd, verleend op grond van de in het vorige lid bedoelde
verordening blijven, indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunningen
betrekking hebben ook vervat is in deze verordening, van kracht totdat de tijd waarvoor zij zijn
verleend is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken
-
4 Deze verordening kan worden aangehaald als 'Brandbeveiligingsverordening 1994'.
Vastgesteld ter openbare vergadering
van 24 februari 1994
de secretaris, de voorzitter,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl