Deelverordening Subsidiëring Jeugdsport

Geldend van 07-10-1997 t/m 20-04-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1997

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Overeenkomstig de bepalingen van deze deelverordening wordt aan instellingen, die de beoefening van sport of lichamelijke opvoeding door hun leden ten doel stellen, een subsidie verleend voor hun activiteiten ten behoeve van de jeugd.

Artikel 2

  • 1. Onder jeugd wordt verstaan personen in de leeftijd tot en met 17 jaar.

  • 2. Onder instelling wordt verstaan een in Leiden gevestigde sportvereniging die is aangesloten bij een erkende landelijke bond. Deze landelijke bond dient de belangen van de desbetreffende tak van sport te behartigen en moet aangesloten zijn bij NOC*NCF.

  • 3. Het College van Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat een instelling die niet bij een bond als hiervoor bedoeld is aangesloten, voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 3

De subsidie valt uiteen in twee delen, te weten een jaarlijks terugkerende subsidie afhankelijk van het aantal jeugdleden (hierna te noemen: de 'waarderingssubsidie') en een subsidie die kan worden aangevraagd op basis van speciaal hiertoe in te dienen activiteitenplannen (hierna te noemen: de 'incidentele subsidie'). Buiten de algemene- en slotbepalingen zijn voor de waarderingssubsidie de artikelen 7 & 8 van toepassing en voor de incidentele subsidie de artikelen 9, 10, 11, 12 & 13.

Artikel 4

De subsidieaanvraag voor de waarderings- en voor de incidentele subsidie dient voor 1 april van dat kalenderjaar te worden in gediend bij het College van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 5

  • 1. Het verleende subsidiebedrag kan bij wijze van voorschot worden uitbetaald. De instelling wordt voor 1 juli schriftelijk bericht over de wijze, datum en de hoogte van de voorschotverlening en/of het subsidiebedrag.

  • 2. De voorschotverlening kan lager zijn dan 100% van het subsidiebedrag.

  • 3. De instelling dient te beschikken over een bank- of girorekening, waarop de subsidie kan worden overgemaakt.

Artikel 6

Het College van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om een subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen indien:

  • a.

    de subsidievoorwaarden niet of in onvoldoende mate zijn nagekomen en dit te wijten is aan onbehoorlijk bestuur of nalatigheid;

  • b.

    de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en kennis van juiste gegevens tot een andere subsidiebeschikking zou hebben geleid;

  • c.

    er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de instelling.

DE WAARDERINGSSUBSIDIE

Artikel 7

  • 1. Om voor de waarderingssubsidie in aanmerking te komen moet de instelling, die voor een bepaald jaar subsidie wenst te ontvangen een opgave zenden van het aantal te Leiden woonachtige jeugdleden dat op 1 maart van dat jaar lid was van die instelling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opgave moet behelzen de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en de woonplaats van uitsluitend die jeugdleden die voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 8

  • 1. Het subsidiebedrag per jeugdlid wordt bepaald door het voor het betreffende kalenderjaar begrote bedrag voor de bedoelde waarderingssubsidie te delen door het totaal aantal jeugdleden, zoals opgegeven door de instellingen.

  • 2. Een uitzondering wordt gemaakt voor de zwemverenigingen, waarbij het aantal jeugdleden vermenigvuldigd wordt met 2/3.

DE INCIDENTELE SUBSIDIE

Artikel 9

  • 1.

    Om voor de incidentele subsidie in aanmerking te komen, moet de instelling een aanvraag indienen, waarbij de activiteit voldoende omschreven is. Ook een samenwerkingsverband van instellingen kan een aanvraag indienen.

  • 2.

    De aanvraag van de subsidie omvat in elk geval:

    • a.

      een activiteiten plan, waarin opgenomen is:

      • -

        een omschrijving van de activiteit;

      • -

        het (verwachte) aantal deelnemers;

      • -

        het (verwachte) aantal sport-uren;

      • -

        waar de activiteit plaats vindt;

    • b.

      een begroting, waarin opgenomen is:

      • -

        de eigen bijdrage van de deelnemers en/of de instelling

      • -

        inkomsten/subsidies uit andere bronnen.

3. Reguliere activiteiten voor de jeugd komen niet voor de incidentele subsidie in aanmerking.

Artikel 10

Het activiteitenplan moet gericht zijn op het realiseren van één of meerdere van de volgende doelstellingen:

  • -

    het stimuleren van jongeren om binnen hun instelling zelf activiteiten op te zetten ('voor jeugd - door jeugd');

  • -

    het bevorderen van de deskundigheid van het voor de jeugd werkzame sporttechnisch kader;

  • -

    het voorkomen dat de categorie 14 t/m 17 jarige afhaakt als jeugdlid;

  • -

    het aantrekken of het betrekken van (nieuwe) groepen jongeren bij sportactiviteiten;

  • -

    het bevorderen van de integratie van maatschappelijk kwetsbare groepen jongeren door middel van activiteiten.

Artikel 11

  • 1. Het subsidiebedrag is nooit hoger dan het aangevraagde bedrag.

  • 2. Gezien de beperkt beschikbare middelen zal het College van Burgemeester en Wethouders ieder jaar een afweging maken tussen de verschillende activiteitenplannen en de hoogte van het subsidiebedrag, binnen het door de Gemeenteraad vastgestelde budget.

  • 3. Bij de afweging kunnen de volgende elementen een rol spelen:

    • -

      de mate waarin één of meerdere doelstellingen zoals genoemd in artikel 10 worden gerealiseerd;

    • -

      het vernieuwende karakter van de activiteit;

    • -

      de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in relatie tot de eigen bijdrage van de instelling.

Artikel 12

  • 1. De instelling brengt vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarin subsidie is verleend een inhoudelijk en financieel verslag uit van de gerealiseerde activiteiten.

  • 2. De instelling kan het College van Burgemeester en Wethouders schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal twee maanden uitstel vragen van de in lid 1 genoemde datum van indiening.

  • 3. Indien blijkt dat de instelling na afloop van een kalenderjaar de subsidie niet heeft aangewend voor de realisering van het 'goede doel' wordt het hiermee corresponderende subsidiebedrag verhaald op de instelling.

Artikel 13

Op basis van het ingediende verslag zal het College van Burgemeester en Wethouders binnen drie maanden tot vaststelling van de subsidie overgaan.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

  • 1. Het College van Burgemeester en Wethouders beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze deelverordening niet voorziet.

  • 2. Het College van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om in bijzondere gevallen van deze deelverordening af te wijken.

Artikel 15

Het College van Burgemeester en Wethouders kan ter uitvoering van deze deelverordening nadere regels stellen.

Artikel 16

Het College van Burgemeester en Wethouders brengt zijn besluit inzake de toekenning van jeugdsportsubsidie ter kennis aan de betrokken raadscommissie.

Artikel 17

  • 1.

    Deze deelverordening kan worden aangehaald als "Deelverordening Subsidiëring Jeugdsport".

  • 2.

    De deelverordening treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling en werkt terug tot 1 januari 1997.

  • 3.

    Voor subsidie-aanvragen voor het jaar 1997 vervallen de artikelen 4 en 5.

.