MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 25ste maart 2003 ter uitvoering van artikel 9C, vijfde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en van artikel 6C, derde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) (Ministeriële beschikking werkkleding 2001)

Geldend van 19-04-2003 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2001

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 25ste maart 2003 ter uitvoering van artikel 9C, vijfde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en van artikel 6C, derde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) (Ministeriële beschikking werkkleding 2001)

Artikel 1

  • 1. In deze ministeriële beschikking wordt verstaan onder werkkleding:

    • a.

      kleding, met inbegrip van schoeisel, die gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan, moet worden gedragen en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend daarvoor geschikt is; of

    • b.

      kleding, met inbegrip van schoeisel, waarvan het gebruik gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan, zodanig is dat privé-gebruik daarna geheel of nagenoeg geheel niet mogelijk is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt kleding die niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan te dragen, als werkkleding aangemerkt indien:

    • a.

      de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van tezamen ten minste 70 vierkante centimeter en

    • b.

      deze beeldmerken onlosmakelijk aan de kleding zijn aangebracht.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een kledingsstuk, dat een onlosmakelijk onderdeel is van de werkkleding, als werkkleding aangemerkt. Het is daarbij niet relevant of vorengenoemd onderdeel van de werkkleding in het privé-leven gedragen zou kunnen worden.

Artikel 2

De Inspecteur kan, op verzoek van de belastingplichtige dan wel de inhoudingsplichtige, vaststellen of de kleding als werkkleding kan worden aangemerkt.

Artikel 3

De waarde van de door de werkgever verstrekte of ter beschikking gestelde werkkleding wordt op nihil gesteld.

Artikel 4

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 5

Deze ministeriele beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Artikel 6

Deze ministeriele beschikking kan worden aangehaald als: Ministeriële beschikking werkkleding 2001.