LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 25ste november 1985 ter uitvoering van de artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)

Geldend van 12-07-2008 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2002

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 25ste november 1985 ter uitvoering van de artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

minister: de minister van onderwijs;

inspecteur: de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie: de ingevolge artikel 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie;

school: een dagschool voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. of een combinatie van twee of meer van deze schooltypen;

bevoegd gezag: voor wat betreft

a.een openbare school:

10. het bestuurscollege van het

desbetreffende eilandgebied of

20. het openbaar orgaan, bedoeld in artikel 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

b.een bijzondere school: het schoolbestuur.

HOOFDSTUK II Toelating; voorwaardelijke bevordering; verwijdering

Artikel 2

  • 1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating en stelt daartoe een toelatingscommissie in, bestaande uit de rector of directeur, of een door deze aan te wijzen persoon, en ten minste twee leraren van de school. Van de toelatingscommissie kunnen tevens lid zijn hoofden en onderwijzers van scholen voor basisonderwijs.

  • 2. Het bevoegd gezag kiest uit één van de volgende drie mogelijkheden met betrekking tot de relatie bevoegd gezag-toelatingscommissie:

    • a.

      de toelatingscommissie heeft een adviserende taak met betrekking tot de toelating. Het bevoegd gezag neemt beslissingen voor de toelating aan de hand van de uitgebrachte adviezen, of

    • b.

      de toelatingscommissie beslist in eerste instantie. Tegen deze beslissing is beroep mogelijk bij het bevoegd gezag, of

    • c.

      het bevoegd gezag laat het nemen van beslissingen in eerste en in laatste instantie over aan de toelatingscommissie.

  • 3. Het bevoegd gezag geeft een schriftelijke regeling van de bevoegdheden en de werkzaamheden van de toelatingscommissie.

  • 4. Indien het bevoegd gezag twee of meer scholen voor voortgezet onderwijs beheert, kan het voor alle of voor een aantal van deze scholen een gemeenschappelijke toelatingscommissie instellen. Een gemeenschappelijke toelatingscommissie kan ook worden ingesteld door meer dan één bevoegd gezag. In deze gevallen behoeven niet alle rectoren of directeuren, of de door deze aan te wijzen personen, van die scholen noch leraren van elke school daarin zitting te hebben. Het tweede en derde lid van dit artikel zijn hier van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1. Tot het eerste leerjaar van een school kan als leerling slechts worden toegelaten hij die het zesde leerjaar van een school voor basisonderwijs heeft doorlopen.

  • 2. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 3. In bijzondere gevallen kan in overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie worden afgeweken van het tweede lid.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11c van de Landsverordening voortgezet onderwijs, als leerling tot het eerste leerjaar van de afdeling voor arbeidsgericht onderwijs aan een school voor v.s.b.o. worden toegelaten, hij die ten minste zes jaren basisonderwijs heeft gevolgd.

Artikel 4

  • 1. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel een school voor v.w.o. is gebaseerd op het rapport, bedoeld in artikel 20 van de Landsverordening basisonderwijs.

  • 2. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel een school voor v.w.o. kan mede gebaseerd zijn op het resultaat van een onderzoek naar zijn geschiktheid voor het volgen van het onderwijs aan deze scholen.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek vindt plaats in het laatste leerjaar aan de school voor basisonderwijs in de vorm van een onderzoek naar de kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden van de leerling.

  • 4. Een leerling die wordt toegelaten tot het eerste leerjaar van een school voor v.s.b.o. volgt onderwijs in een van de in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemde leerwegen, tenzij hij redelijkerwijs niet mag worden geacht het onderwijs in één van die leerwegen met een diploma te kunnen afronden, in welk geval de leerling, met inachtneming van artikel 11c van de voornoemde landsverordening, wordt geplaatst op een afdeling voor arbeidsgericht onderwijs.

Artikel 5

Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt voorbereid en uitgevoerd door een daartoe per eilandgebied in te stellen commissie die de opgaven en normen vaststelt.

De voorzitter en de overige leden van de in het eerste lid bedoelde commissie worden jaarlijks vóór 1 november door het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied benoemd.

Het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied stelt jaarlijks vóór 1 november de datum vast waarop het onderzoek bedoeld in artikel 4, tweede lid, zal plaatsvinden.

Artikel 6

  • 1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, geschiedt door middel van opgaven die betrekking hebben op de leerstof van het basisonderwijs voor zover de leerling deze geacht mag worden te beheersen op het moment van het onderzoek.

  • 2. De resultaten van het onderzoek worden ter beschikking gesteld van de ouders en de toelatingscommissie, bedoeld in artikel 2. Bij de resultaten van het onderzoek wordt voor iedere leerling aangegeven of hij geschikt is voor het volgen van onderwijs aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan een school voor v.w.o.

Artikel 7

xx

Artikel 8

  • 1. Jaarlijks vóór 1 oktober doet het bevoegd gezag aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie mededeling van de gekozen toelatingsprocedure tot het eerste leerjaar.

  • 2. Binnen zes maanden na de toelating zendt het bevoegd gezag een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmede opgedane ervaring aan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt het hoofd van de school voor basisonderwijs in kennis van de beslissing omtrent de toelating en na afloop van het eerste leerjaar, indien het hoofd dit verzoekt, van de studieresultaten van de desbetreffende leerlingen.

Artikel 9

De leerling die tot het eerste leerjaar van een school is toegelaten, kan zonder nader onderzoek worden toegelaten tot het eerste leerjaar van een andere school.

Artikel 10

  • 1. Indien een leerling, komende van een ander soort school voor voortgezet onderwijs, toelating tot het tweede leerjaar of een hoger leerjaar vraagt, verzoekt de rector onderscheidenlijk de directeur inlichtingen omtrent de schoolloopbaan, de schoolvorderingen, de aanleg, de belangstelling en de lichamelijke gesteldheid van de leerling aan de rector onderscheidenlijk de directeur van de school die de leerling laatstelijk heeft bezocht.

  • 2. Een leerling als bedoeld in het eerste lid wordt geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs volgens de ontvangende en afleverende school met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt een leerling die in het bezit is van een diploma v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg en een voldoende heeft behaald voor een vak bedoeld in artikel 20, zesde lid, dan wel van een diploma m.a.v.o. tot het vierde leerjaar van een school voor h.a.v.o. zonder de overeenstemming, bedoeld in het tweede lid, toegelaten.

  • 4. Indien het verzoek tot toelating, bedoeld in het eerste lid, betreft een leerling komende van een school buiten de Nederlandse Antillen, dan wordt deze leerling, na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie, bij toelating geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

Artikel 11

Een leerling, komende van een gelijksoortig schooltype, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op de afleverende school het onderwijs had mogen volgen.

Artikel 12

  • 1. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 2. In bijzondere gevallen kan in overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie worden afgeweken van het eerste lid.

Artikel 13

xx

Artikel 14

  • 1. Aan het einde van het eerste leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderschei-denlijk de rector over iedere leerling een voortgangsrapport op, waarin de stand van de vorderingen vermeld wordt ten aanzien van de vakken waarin de leerling gedurende de ba-sisvorming onderwijs volgt.

  • 2. Aan het einde van het tweede leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderschei-denlijk de rector over iedere leerling een rapport op, waarin vermeld wordt of de leerling de vakken waarin hij gedurende de basisvorming onderwijs heeft gevolgd, in voldoende mate beheerst.

  • 3. Indien een leerling aan het einde van het eerste of tweede leerjaar van de basisvorming de vakken waarin hij gedurende het eerste onderscheidenlijk het tweede jaar onderwijs heeft gevolgd, in onvoldoende mate beheerst, kan de directeur onderscheidenlijk de rector, na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie, slechts in bijzondere gevallen de beslissing nemen de leerling het leerjaar te laten overdoen.

  • 4. Voorwaardelijke bevordering is slechts mogelijk aan het einde van het derde leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan het einde van het derde en vierde leerjaar aan een school voor v.w.o.

Artikel 15

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan onder opgaaf van redenen tot definitieve verwijdering van een leerling overgaan, nadat zijn ouders, voogden of verzorgers in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord.

Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.

  • 2.

    De definitieve verwijdering geschiedt slechts na overleg met de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie..

  • 3.

    Het bevoegd gezag stelt de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie. en de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk in kennis van een definitieve verwijdering.

HOOFDSTUK III Inrichting van het onderwijs

§ 1. De basisvorming

Artikel 16

  • 1.

    De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o., h.a.v.o. en v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen we-kelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:

---------------------------------------------------------------------------------------

Vakken

Aantal lessen per vak of per groep van vakken

---------------------------------------------------------------------------------------

Nederlandse taal

7

Engelse taal

5

Papiamentu

7

Spaanse taal

4

mens en maatschappij

7

wiskunde

7

informatiekunde

0,5

mens en natuur

4

techniek

4

verzorging

3

muziek

drama

5

beeldende vorming

lichamelijke opvoeding

4

begeleidingslessen

2

---------------------------------------------------------------------------------------

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao waar Papiamentu de instructietaal is, wekelijks ten minste 5 lessen in het vak Nederlandse taal .

  • 3.

    De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen wekelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:

---------------------------------------------------------------------------------------

Vakken

Aantal lessen per vak of per groep van vakken

---------------------------------------------------------------------------------------

Nederlandse taal

7

Engelse taal

7

Franse taal of Papiamentu

4

Spaanse taal

4

mens en maatschappij

7

wiskunde

7

informatiekunde

0,5

mens en natuur

4

techniek

4

verzorging

3

muziek

5

drama

5

beeldende vorming

5

lichamelijke opvoeding

4

begeleidingslessen

2

---------------------------------------------------------------------------------------

  • 4.

    In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten waar de Engelse taal de instructietaal is, wekelijks ten minste 5 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5.

    De leerlingen volgen gedurende de eerste twee leerjaren in alle vakken tezamen 72 wekelijkse lessen, met dien verstande dat per leerjaar ten minste 33 wekelijkse lessen gevolgd worden.

  • 6.

    De leerlingen volgen onderwijs in ten minste twee van de vakken muziek, drama en beeldende vorming.

  • 7.

    Aan scholen waar het bevoegd gezag dit wenst, volgen de leerlingen onderwijs in de Franse of de Duitse taal, met dien verstande dat het in het vijfde lid genoemde aantal wekelijkse lessen in acht wordt genomen.

§ 2. Profielvoorbereidend onderwijs.

Artikel 17

  • 1.

    In de eerste drie leerjaren van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao volgen de leerlingen onderwijs in de vakken, genoemd in de tabel van artikel 16, eerste lid, en de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die drie leerjaren tezamen wekelijks ten minste de in de tabel van artikel 16, eerste lid, en in onderstaande tabel aangegeven aantallen lessen:

---------------------------------------------------------------------------------------

Vakken

Aantal lessen per vak of per groep van vakken

---------------------------------------------------------------------------------------

Nederlandse taal

4

Engelse taal

3

Papiamentu

4

een of twee van de talen:

Spaanse taal

3

Franse taal

3

Duitse taal

3

algemene sociale wetenschappen

5

wiskunde

5

algemene natuurwetenschappen

5

culturele en artistieke vorming

2

lichamelijke opvoeding

2

studiekeuzebegeleiding

1

---------------------------------------------------------------------------------------

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao waar Papiamentu de instructietaal is, wekelijks ten minste 3 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 3.

    In de eerste drie leerjaren van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten volgen de leerlingen onderwijs in de vakken, genoemd in de tabel van artikel 16, eerste lid, en de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die drie leerjaren tezamen wekelijks ten minste de in de tabel van artikel 16, eerste lid, en in onderstaande tabel aangegeven aantallen lessen:

---------------------------------------------------------------------------------------

Vakken

Aantal lessen per vak of per groep van vakken

---------------------------------------------------------------------------------------

Nederlandse taal

4

Engelse taal

4

Franse taal, Spaanse taal of Papiamentu

3

een of twee van de talen:

Spaanse taal

3

Franse taal

3

Duitse taal

3

algemene sociale wetenschappen

5

wiskunde

4

algemene natuurwetenschappen

5

culturele en artistieke vorming

2

lichamelijke opvoeding

2

studiekeuzebegeleiding

1

---------------------------------------------------------------------------------------

  • 4.

    In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten waar de Engelse taal de instructietaal is, wekelijks ten minste 3 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5.

    De leerlingen volgen gedurende het derde leerjaar in alle vakken tezamen ten minste 33 en ten hoogste 36 wekelijkse lessen.

§ 3. Het profielonderwijs

Artikel 18

  • 1.

    Voor een leerling van een school voor v.w.o. is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 4800 uren en bestaat uit:

het gemeenschappelijk deel,

het profieldeel, en

het vrije deel.

  • 2.

    Voor een leerling van een school voor h.a.v.o. is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 3200 uren en bestaat uit:

het gemeenschappelijk deel,

het profieldeel, en

het vrije deel.

Artikel 19

  • 1.

    Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

Papiamentu B

480 of

Papiamentu A

320

Nederlandse taal B

480 of

Nederlandse taal A

320

Engelse taal B

480 of

Engelse taal A

320 of

Spaanse taal B

480 of

Spaanse taal A

320

algemene natuurwetenschappen

200

algemene sociale wetenschappen

200

culturele en artistieke vorming

200

lichamelijke opvoeding 1

160

met dien verstande dat ten minste twee van de drie talen een normatieve studielast van 480 uren hebben.

  • 2.

    Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

Engelse taal B

480 of

Engelse taal A

320

Nederlandse taal B

480 of

Nederlandse taal A

320

Franse taal B

480 of

Franse taal A

320 of

Spaanse taal B

480 of

Spaanse taal A

320

algemene natuurwetenschappen

200

algemene sociale wetenschappen

200

culturele en artistieke vorming

200

lichamelijke opvoeding 1

160

met dien verstande dat ten minste twee van de drie talen een normatieve studielast van 480 uren hebben.

  • 3.

    Het profieldeel van het profiel natuurwetenschappen in het v.w.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

wiskunde B1

600

natuurkunde 1

360

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een of meer van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 1440 uren:

wiskunde B2

160

natuurkunde 2

200

scheikunde 1

400

scheikunde 1, 2

520

biologie 1

160

biologie 1, 2

480

  • 4.

    Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

economie 1,2

520

wiskunde A1,2

600

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een of meer van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 1440 uren:

geschiedenis

360

aardrijkskunde

360

met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A1,2 mag vervangen door het deelvak

wiskunde B1

600

  • 5.

    Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

wiskunde A1

360

Engelse taal B, Spaanse taal B, Franse taal B of Duitse taal B

480

culturele en artistieke vorming 2

320

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een of meer van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 1440 uren:

Engelse taal B, Spaanse taal B, Franse taal B of Duitse taal B

480

geschiedenis

360

met dien verstande dat de leerling het deelvak wiskunde A1 mag vervangen door het deelvak

wiskunde B1

600

  • 6.

    Het vrije deel van elk profiel in het v.w.o. kan omvatten:

    • a.

      vakken en deelvakken, genoemd in het derde tot en met vijfde lid, met dien verstande dat indien het profiel het deelvak wiskunde A1 of het vak wiskunde A 1,2 omvat in combinatie met het deelvak wiskunde B1 of het vak wiskunde B 1,2 de normatieve studielast van het in het vrije deel gekozen vak of deelvak wiskunde wordt verminderd met 280 uren.

    • b.

      deelvakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

economie 1

280

culturele en artistieke vorming 3

160

lichamelijke opvoeding 2

280

Engelse taal

320

Spaanse taal A

320

Franse taal A

320

Duitse taal A

320

    • c.

      vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

management en organisatie

360

informatica

280

    • d.

      door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen die alle leerlingen volgen.

Artikel 19a

  • 1.

    Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het h.a.v.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao op een school waar de Nederlandse taal de instructietaal is omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

Papiamentu B

400 of

Papiamentu A

280

Nederlandse taal B

400 of

Nederlandse taal A

280

Engelse taal B

400 of

Engelse taal A

280 of

Spaanse taal B

400 of

Spaanse taal A

280

algemene natuurwetenschappen

160

algemene sociale wetenschappen

160

culturele en artistieke vorming

120

lichamelijke opvoeding 1

120

met dien verstande dat ten minste twee van de drie talen een normatieve studielast van 400 uren hebben.

  • 2.

    Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het h.a.v.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

Engelse taal B

400 of

Engelse taal A

280

Nederlandse taal B

400 of

Nederlandse taal A

280

Franse taal B

400 of

Franse taal A

280 of

Spaanse taal B

400 of

Spaanse taal A

280

algemene natuurwetenschappen

160

algemene sociale wetenschappen

160

culturele en artistieke vorming

120

lichamelijke opvoeding 1

120

met dien verstande dat ten minste twee van de drie talen een normatieve studielast van 400 uren hebben.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid krijgen de leerlingen van een school voor h.a.v.o die het profiel natuurwetenschappen volgen, in het gemeenschappelijk deel vrijstelling voor het vak algemene natuurwetenschappen.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid krijgen de leerlingen van een school voor h.a.v.o die het profiel economie en maatschappij of het profiel cultuur en maatschappij volgen, in het gemeenschappelijk deel vrijstelling voor het vak algemene sociale wetenschappen.

  • 5.

    Het profieldeel van het profiel natuurwetenschappen in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

wiskunde B1

320

natuurkunde 1

240

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 880 uren:

wiskunde B2

120

natuurkunde 2

200

biologie 1

160

biologie 1, 2

320

scheikunde

320

  • 6.

    Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

economie 1,2

440

wiskunde A1,2

280

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 880 uren:

geschiedenis

240

aardrijkskunde

240

met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A1,2 mag vervangen door het deelvak

wiskunde B1

320

  • 7.

    Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

wiskunde A1

160

Engelse taal B, Spaanse taal B, Franse taal B, Duitse taal B of Papiamentu B

400

culturele en artistieke vorming 2

200

met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, tot ten minste een totale normatieve studielast van 880 uren:

geschiedenis

240

economie 1

240

met dien verstande dat de leerling het deelvak wiskunde A1 mag vervangen door het deelvak

wiskunde B1

320

  • 8.

    Het vrije deel van elk profiel in het h.a.v.o. kan omvatten:

    • a.

      vakken en deelvakken, genoemd in het vijfde tot en met zevende lid, met dien verstande dat indien het profiel het deelvak wiskunde A1 of het vak wiskunde A 1,2 omvat in combinatie met het deelvak wiskunde B1 of het vak wiskunde B 1,2 de normatieve studielast van het in het vrije deel gekozen vak of deelvak wiskunde wordt verminderd met 160 uren

    • b.

      deelvakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

culturele en artistieke vorming 3

160

lichamelijke opvoeding 2

200

Engelse taal

280

Spaanse taal A

280

Franse taal A

280

Duitse taal A

280

Papiamentu A

280

280

  • c.

    vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

management en organisatie

280

informatica

240

  • d.

    door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen die alle leerlingen volgen.

  • e.

    vakken en deelvakken, genoemd in artikel 19, voor zover zij niet geheel of gedeeltelijk inhoudelijk overeenkomen met een van de andere vakken en deelvakken die het profiel omvat.

Artikel 19b

  • 1. Door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel, bedoeld in de artikelen 19, zesde lid, onderdeel d, en 19a, achtste lid, onderdeel d, behoudens godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs hebben een normatieve studielast van 40 uren of een geheel veelvoud daarvan. Het bevoegd gezag kan, met toestemming van de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie, indien de aard van een ander programmaonderdeel daartoe noodzaakt, de studielast van dat andere programmaonderdeel in afwijking van de eerste volzin vaststellen op minder dan 40 uren.

  • 2. Indien het bevoegd gezag bij de vaststelling van vakken en andere programmaonderdelen andere instellingen of deskundige personen van buiten de school betrekt, kan het onderwijs in die vakken en andere programmaonderdelen, onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het onderwijs aan de school, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie. gehoord, mede worden verzorgd door die andere instellingen of deskundige personen.

Artikel 19c

  • 1.

    Het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. of een school voor h.a.v.o. respectievelijk een school voor v.s.b.o. kan een leerling op diens verzoek, of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van diens ouders, voogden of verzorgers, vrijstellen van het volgen van onderwijs in het deelvak lichamelijke opvoeding 1 respectievelijk het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen. Het bevoegd gezag geeft de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie. kennis van de verleende vrijstelling, vermeldt de gronden waarop deze vrijstelling berust alsmede welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor het vak waarvoor ontheffing is verleend.

  • 2.

    De leerling voor een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen, algemene sociale wetenschappen en culturele en artistieke vorming 1.

Het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. kan een leerling op diens verzoek of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of verzorgers, een aan het niveau van de leerling aangepast programma van het vak Papiamentu I in het gemeenschappelijk deel aanbieden, in het geval dat:

  • a.

    diens moedertaal een andere is dan het Papiamentu, en

  • b.

    de leerling voorafgaand aan het vierde leerjaar minder dan drie jaar onderwijs heeft gevolgd op een school in de eilandgebieden Bonaire of Curaçao.

§ 4. Voorbereidend secundair beroepsonderwijs

Artikel 20

  • 1.

    Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:

__________________________________________________________________________

vakken

aantal lessen per vak

__________________________________________________________________________

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

Papiamentu

8

6

5

Nederlandse taal

8

6

5

Engelse of Spaanse taal

7

6

5

mens en maatschappij 1

2

2

2

culturele en artistieke vorming

4

4

4

lichamelijke opvoeding

4

4

4

__________________________________________________________________________

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Bonaire en Curaçao waar Papiamentu de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk 6, 5 en 4 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 3.

    Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten in de praktisch basisgerichte, praktisch – en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:

__________________________________________________________________________

vakken

aantal lessen per vak

__________________________________________________________________________

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

Engels taal

8

6

5

Nederlandse taal

8

6

5

Engelse of Spaanse taal

6

5

4

mens en maatschappij 1

2

2

2

culturele en artistieke vorming

4

4

4

lichamelijke opvoeding

4

4

4

__________________________________________________________________________

  • 4.

    In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten waar de Engelse taal de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk 6, 5 en 4 lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5.

    Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in de sectoren techniek, zorg en welzijn en economie gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs in de per sector aangegeven vakken of sectorprogramma’s. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak of sectorprogramma aangegeven aantallen lessen:

    • a.

      sector techniek:

__________________________________________________________________________

vakken/sectorprogramma’s

aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

__________________________________________________________________________

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

sectordeel:

natuur-scheikunde

6

5

4

wiskunde

6

5

4

sectorprogramma:

metaal, bouw,

ecotechniek of

instalectro

-

24

24

intrasectoraalprogramma techniek

8

-

-

__________________________________________________________________________

b.

__________________________________________________________________________

sector zorg en welzijn:

__________________________________________________________________________

vakken/sectorprogramma’s

aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

__________________________________________________________________________

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

sectordeel:

biologie

6

5

4

wiskunde of mens en maatschappij 1,2

6

5

4

sectorprogramma:

algemene mensverzorging, uiterlijke verzorging of verzorging algemeen

8

24

24

__________________________________________________________________________

c.

__________________________________________________________________________

sector economie:

__________________________________________________________________________

vakken/sectorprogramma’s

aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

__________________________________________________________________________

theoretisch kadergerichte leerweg

praktisch kadergerichte leerweg

praktisch basisgerichte leerweg

sectordeel:

economie

6

5

4

Spaanse taal, Franse taal of wiskunde

6

5

4

sectorprogramma:

hospitality of administratie en commercie

8

24

24

__________________________________________________________________________

  • 6.

    De leerlingen van een school voor v.s.b.o in de theoretisch kadergerichte leerweg kunnen op hun verzoek gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs volgen in ten minste een van de navolgende voor hun sector aangegeven vakken. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak aangegeven aantallen lessen:

a.

sector techniek:

_______________________________________________________________________

vakken

aantal lessen per vak

_______________________________________________________________________

Spaanse taal

6

Franse taal

6

natuur- en scheikunde 2

6

economie

6

biologie

6

mens en maatschappij 1,2

6

_______________________________________________________________________

b.

sector zorg en welzijn:

_______________________________________________________________________

vakken

aantal lessen per vak

_______________________________________________________________________

Spaanse taal

6

Franse taal

6

wiskunde

6

natuur-scheikunde 1

6

natuur-scheikunde 2

6

mens en maatschappij 1,2

6

_______________________________________________________________________

c.

sector economie:

_______________________________________________________________________

vakken

aantal lessen per vak

_______________________________________________________________________

Spaanse taal

6

Franse taal

6

wiskunde

6

natuur-scheikunde 1

6

natuur-scheikunde 2

6

biologie

6

mens en maatschappij 1,2

6

_______________________________________________________________________

  • 7.

    De leerlingen volgen bij het sectorprogramma ecotechniek in afwijking van het vijfde lid, onderdeel a, in het sectordeel het vak biologie in plaats van het vak wiskunde en volgen in afwijking van het zesde lid, onderdeel a, bij keuze van het vak biologie het vak wiskunde.

  • 8.

    De leerlingen van alle leerwegen volgen gedurende het derde en vierde leerjaar in alle vakken tezamen ten minste 64 en ten hoogste 72 wekelijkse lessen. In geval van een keuzevak als bedoeld in het zesde lid, wordt het maximaal aantal wekelijkse lessen, genoemd in de eerste volzin, verhoogd met twee wekelijkse lessen.

  • 9.

    In het derde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste één week en ten hoogste vier weken stage.

  • 10.

    In het vierde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste twee weken en ten hoogste zes weken stage.

Artikel 20a

  • 1. In afwijking van artikel 20 volgen de leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderijs, onderwijs in ten minste de vakken Papiamentu, rekenen/wiskunde, informatica, lichamelijke opvoeding en mens en maatschappij. In afwijking van de eerste volzin volgen de leerlingen van een school in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten het vak Engelse taal in plaats van het vak Papiamentu.

  • 2. In afwijking van artikel 20, negende en tiende lid, omvat de stage voor leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs ten hoogste de helft van de som van de wekelijkse lessen, met dien verstande dat de stage van leerlingen die jonger zijn dan 16 jaar, ten hoogste vier vijfde deel van de som van de wekelijkse lessen vormt.

§ 4A. Godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijke vorming

Artikel 21

Indien het bevoegd gezag dat wenst, volgen de leerlingen in elk leerjaar van een school voor v.w.o., h.a.v.o. en v.s.b.o. wekelijks ten hoogste twee lessen in het vak godsdienstonderwijs dan wel het vak levensbeschouwelijke vorming, met dien verstande dat de in de artikelen 16 tot en met 20 genoemde aantallen wekelijkse lessen dan wel uren normatieve studielast in acht worden genomen.

Artikel 22

xx

Artikel 23

xx

§ 5. Duur van de lessen

Artikel 24

  • 1. De duur van de lessen is 45 minuten.

  • 2. In bijzondere gevallen kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie op verzoek van het bevoegd gezag afwijking van het eerste lid goedkeuren.

§ 6.

xx

Artikel 25

xx

§ 7. Splitsing en samenvoeging van klassen en vorming van groepen

Artikel 26

  • 1.

    Vorming van klassen vorming van groepen van leerlingen kan slechts geschieden, voor zover het totale aantal leraarlessen niet groter wordt dan de uitkomst van de formule 36 n + a + p en het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen ten minste 18 bedraagt.

  • 2.

    Onder het totale aantal leerlinglessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leerling volgens de lesrooster wekelijks volgt.

Onder het totale aantal leraarlessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leraar volgens de lesrooster wekelijks geeft.

  • 3.

    In de formule 36 n + a + p stellen voor:

n: het aantal klassen van de school, te berekenen op de wijze zoals in artikel 27 is aangegeven,

a: het aantal klassen van het eerste en tweede leerjaar, berekend volgens artikel 27.

p: voor een school voor v.w.o. 32

voor een school voor h.a.v.o. 24

voor een school voor v.s.b.o. 16.

  • 4.

    Indien het bevoegd gezag de leerlingen niet de keuze biedt uit alle vakken waarin het eindexamen kan worden afgelegd, kan de minister de waarde van p op een lager aantal vaststellen.

Artikel 27

  • 1.

    Het aantal klassen van een school wordt voor de bepaling van de waarde van n berekend door de som te bepalen van de naar boven op de naastbijgelegen gehele getallen afgeronde quotiënten die worden verkregen door het aantal leerlingen van elk leerjaar van die school te delen door 30. In afwijking van de eerste volzin is in geval van arbeidsgericht onderwijs het quotiënt 16.

In bijzondere gevallen kan het bestuurscollege, de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie gehoord, toestemming verlenen om van het hierboven bepaalde af te wijken.

  • 2.

    Er worden klassen en groepen gevormd van ten hoogste 30 leerlingen. In bijzondere gevallen kan de met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie op verzoek van het bevoegd gezag groepen van meer dan 30 leerlingen toestaan.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid worden aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs respectievelijk aan de praktisch kadergerichte leerweg of praktisch beroepsgerichte leerweg van een school voor v.s.b.o. groepen gevormd van ten hoogste 16 respectievelijk 24 leerlingen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid is het toegestaan bij het onderwijs aan scholen voor v.s.b.o. in de sectorprogramma's metaal, bouw en motorvoertuigentechniek respectievelijk het sectorprogramma's instalectro en hospitality klassen of groepen te vormen van ten hoogste 10 respectievelijk 12 leerlingen, indien de veiligheid van de leerlingen dit vereist.

Artikel 28

Indien het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen groter is dan 24, wordt het maximaal toegestane totaal aantal leraarlessen vastgesteld op het naar boven afgerond quotiënt van het totaal aantal leerlinglessen en het getal 24.

Artikel 29

Bij de toepassing van de voorgaande en de volgende artikelen wordt tot grondslag genomen het gemiddeld aantal leerlingen dat op 1 juni van het afgelopen schooljaar en op 1 september van het desbetreffende schooljaar als werkelijk schoolgaand bekend stond.

Artikel 30

Indien twee of meer scholen, genoemd in artikel 26, derde lid, tot een scholengemeenschap zijn verenigd, worden deze scholen voor de toepassing van de voorgaande artikelen van deze paragraaf als één school aangemerkt, met dien verstande dat

  • a.

    de leerjaren die deze scholen niet gemeenschappelijk hebben, voor de berekening van het aantal klassen worden aangemerkt als leerjaren van zelfstandige scholen;

  • b.

    indien twee of meer van deze scholen behalve eerste leerjaren ook tweede en/of derde leerjaren gemeenschappelijk hebben, de waarde van a wordt vermeerderd met het getal dat gelijk is aan tweemaal het aantal klassen van de gemeenschappelijke tweede en/of derde leerjaren;

  • c.

    de waarde van p gesteld wordt op de som van de getallen, in artikel 26, derde lid, genoemd voor ieder van de scholen die tot de scholengemeenschap behoren.

Artikel 31

  • 1.

    Artikel 28 blijft buiten toepassing, zolang de school niet alle leerjaren omvat.

  • 2.

    Indien van een school voor v.w.o. de hoogste drie leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0. Indien van een zodanige school uitsluitend de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 10. Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 20.

  • 3.

    Indien van een school voor h.a.v.o. de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0.

Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 15.

  • 4.

    Indien van een school voor v.s.b.o. het hoogste leerjaar nog niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 0.

HOOFDSTUK IV Slotbepalingen

Artikel 32

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als „Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o. v.s.b.o.".

  • 2. Het treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 augustus 1968.