Regeling vervallen per 01-10-2010

Welstandsverordening Wageningen 1997

Geldend van 01-03-1997 t/m 30-09-2010

Intitulé

Welstandsverordening Wageningen 1997

Verordening, regelende de gemeentelijke welstandsadvisering en de instelling, samenstelling, taak en bevoegdheid van de gemeentelijke welstandscommissie en beoordelingscommissie stad en monumenten. (Welstandsverordening Wageningen 1997.)

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Beoordelingscommissie stad en monumenten:

de in artikel 2 bedoelde commissie.

Monumenten:

de in de Monumentenverordening Wageningen 1997 bedoelde al dan niet beschermde monumenten, inclusief de daarbij behorende erven en terreinen en de ten behoeve van die monumenten in gebruik zijnde aansluitende terreinen.

Monumentencommissie:

de in de Monumentenverordening Wageningen 1997 bedoelde commissie.

Onafhankelijk deskundige:

een deskundige, welke zitting heeft in de beoordelingscommissie stad en monumenten of de welstandscommissie en die geen lid is van de gemeenteraad van Wageningen of niet ondergeschikt is aan of in dienst is van, danwel werkzaam is onder opdrachtgeverschap van het gemeentebestuur van Wageningen.

Welstandscommissie:

de in artikel 2 bedoelde commissie.

Artikel 2. Instelling welstandscommissie en beoordelingscommissie stad en monumenten

Er is in deze gemeente een welstandscommissie en een beoordelingscommissie stad en monumenten.

Hoofdstuk 2. De welstandscommissie

Artikel 3. Taak

De commissie heeft tot taak:

  • a.

    het op verzoek van burgemeester en wethouders adviseren over redelijke eisen van welstand wanneer de Woningwet of de bouwverordening Wageningen 1993 dan wel een andere gemeentelijke verordening of een door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota of aanwijzingsbesluit dit eist of aangeeft en voor zover niet bij deze verordening is opgedragen aan de beoordelingscommissie stad en monumenten.

  • b.

    het op verzoek van burgemeester en wethouders adviseren over het door de raad vast te stellen beleid voor de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving in planologische maatregelen, beleidsnota's en dergelijke en over andere onderwerpen van beleid voorzover deze een relatie hebben met de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving.

  • c.

    het op verzoek van burgemeester en wethouders deelnemen in overlegsituaties omtrent aangelegenheden, bedoeld onder b.

Artikel 4. Samenstelling en benoeming

  • 1. De commissie bestaat uit vier onafhankelijk deskundigen.

  • 2. Jaarlijks hebben drie leden van de commissie zitting aan de hand van het bij deze verordening behorende rouleringsschema.

  • 3. Voor benoeming tot lid komen in aanmerking personen, die deskundig zijn op het terrein van de architectuur en/of stedebouw.

  • 4. De leden worden door burgemeester en wethouders benoemd.

  • 5. De benoeming geldt voor een periode van vier jaren, met dien verstand dat bij de 1e benoeming de termijnen per lid zodanig worden vastgesteld dat tweejaarlijks twee leden aftreden.

  • 6. Aftredende leden kunnen eenmaal worden herbenoemd.

  • 7. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Bij benoeming in een tussentijdse vacature heeft de benoemde zitting tot het einde van de zittingsduur van degene in wiens plaats hij/zij is benoemd.

Artikel 5. Einde lidmaatschap

  • 1. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 2. De leden kunnen tussentijds bij een met redenen omkleed besluit door burgemeester en wethouders worden ontslagen.

  • 3. De leden houden op lid van de commissie te zijn, indien zij geen onafhankelijk deskundige meer zijn.

Artikel 6. Vergaderingen

  • 1. De commissie vergadert als regel een keer in de veertien dagen.

  • 2. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar, tenzij de orde van de vergadering of de aard van het onderwerp of het belang van belanghebbende zich daartegen verzetten.

Artikel 7. Overleg

  • 1. Ten aanzien van de in artikel 3 genoemde adviestaken is het mogelijk om met de commissie in vooroverleg te treden.

  • 2. De commissie is bevoegd belanghebbenden, uit te nodigen in de vergadering van de commissie persoonlijk of bij gemachtigde het bouwplan c.q. ontwerp toe te lichten.

  • 3. De commissie is bevoegd het in lid 1 en 2 bedoelde overleg te mandateren aan één van haar leden.

Artikel 8. Adviezen

  • 1. De adviezen van de commissie zijn gemotiveerd en worden schriftelijk uitgebracht.

  • 2. Aan de vaststelling van een advies wordt niet deelgenomen door een lid dat op enigerlei wijze rechtstreeks of zijdelings is betrokken bij de zaak waarop het advies betrekking heeft.

  • 3. De commissie adviseert niet indien niet ten minste twee leden aanwezig zijn, met uitzondering van afdoening bij mandaat als bedoeld in lid 4.

  • 4. De commissie is bevoegd het adviseren over de in artikel 3, sub a genoemde adviestaken te mandateren aan één van haar leden voor zover het eenvoudige aangelegenheden betreft.

Artikel 9. Relatiebepaling

De commissie neemt bij de uitoefening van haar taak de bepalingen van de bouwverordening Wageningen 1993, voorzover betrekking hebbend op de welstandsadvisering, in acht.

Artikel 10. Voorzitter

De commissie kiest uit haar midden een voorzitter.

Artikel 11. Ambtelijke ondersteuning

Burgemeester en wethouders regelen de ambtelijke ondersteuning van de commissie bij de uitvoering van haar taken.

Artikel 12. Vergoeding

De leden van de commissie genieten per bijgewoonde vergadering een vaste vergoeding waarvan de hoogte door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 3. De beoordelingscommissie stad en monumenten.

Artikel 13. Taak

  • 1. De commissie treedt in de plaats van de welstandscommissie bij monumenten en in gebieden binnen de gemeente die door burgemeester en wethouders als haar werkterrein zijn aangewezen, voor zover het de advisering betreft als bedoeld in artikel 3, sub a.

  • 2. De commissie adviseert ten aanzien van aanvragen om vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of Monumentenverordening Wageningen 1997 in de nader in de Monumentenverordening Wageningen 1997 aangegeven gevallen.

Artikel 14. Samenstelling en benoeming

  • 1. De commissie bestaat uit twee niet ambtelijke leden van de monumentencommissie en twee leden van de welstandscommissie.

  • 2. De monumentencommissie en de welstandscommissie wijzen zelf de in lid 1 bedoelde leden aan.

  • 3. De leden houden op lid te zijn indien hun lidmaatschap van de monumentencommissie of de welstandscommissie is komen te vervallen dan wel indien bedoelde commissies op grond van lid 2 een ander lid hebben aangewezen.

Artikel 15. Adviezen

  • 1. Op de adviezen van de commissie is het bepaalde in artikel 8, lid 1 en 2 van toepassing.

  • 2. Indien omtrent een bepaald advies geen afstemming van monumentenzorg en redelijke eisen van welstand mogelijk is wordt in het uit te brengen advies gemotiveerd waarom er sprake is van onverenigbaarheid van advisering en welke gemotiveerde adviesstandpunten zijn ingenomen.

  • 3. De commissie mag niet beraadslagen of adviseren indien niet tenminste één lid van de monumentencommissie en één lid van de welstandscommissie aanwezig is.

Artikel 16. Relatiebepaling

De commissie neemt bij de uitoefening van haar taak de bepalingen van de bouwverordening Wageningen 1993, voorzover betrekking hebbend op de welstandsadvisering, en de bepalingen van de Monumentenverordening Wageningen 1997, voor zover betrekking hebbend op haar adviezen, in acht.

Artikel 17. Overige bepalingen

  • 1. De artikelen 6, 7, 10, 11 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Slotbepaling

Artikel 18. Nadere regels door burgemeester en wethouders.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen nader door hen te stellen regels het aantal te vragen adviezen als bedoeld in artikel 3, sub a en artikel 13 lid 1 en het aantal te houden vooroverleggen als bedoeld in artikel 7 voor één en dezelfde zaak te bepalen.

Artikel 19. Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Welstandsverordening Wageningen 1997.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van 1 maart 1997.

  • 3. De Verordening Welstandscommissie Wageningen, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 18 december 1989, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 21 september 1992 vervalt op 1 maart 1997.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Wageningen op 17 februari 1997.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 4, LID 2 VAN DE WELSTANDSVERORDENING WAGENINGEN 1997

Rouleringsschema.

Zitting in commissie:

Jaar 1: A, B en C. Plv. lid: D

Jaar 2: B, C en D. Plv. lid: A

Jaar 3: C, D en A. Plv. lid: B

Jaar 4: D, A en B. Plv. lid: C

enz.

Welstandsverordening Wageningen 1997

BESLUIT VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS D.D. 6 AUGUSTUS 1996:

AANWIJZING WERKGEBIED BEOORDELINGSCOMMISSIE STAD EN MONUMENTEN.

In het kader van deze verordening is als werkgebied voor de beoordelingscommissie stad en monumenten door burgemeester en wethouders aangewezen het door de stadsgracht omgeven stadscentrum, waarbij de buitenzijde van de gracht de grens is, met dien verstande dat daar waar de gracht ondergronds gaat de aansluiting Hoogstraat/Bergstraat en in het verlengde daarvan de linkerzijde van de rijweg van de Stationsstraat de grens is tot aan het kruispunt met het Plantsoen, waar de grens aan de noordzijde van het Plantsoen verder gaat tot aan de brug over de gracht. Vanaf daar is de gracht weer de grens.

ALGEMENE TOELICHTING

1.VAN WELSTANDSTOEZICHT NAAR WELSTANDSZORG

Het welstandstoezicht is niet meer ....... Leve de welstandszorg !

De gemeente Wageningen heeft al meer dan 25 jaar een eigen welstandscommissie. Deze is in het leven geroepen onder de werking van de Woningwet 1962 met als taak het adviseren over redelijke eisen van welstand bij aanvragen om een bouwvergunning bouwplannen. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet op 1 oktober 1992 zijn de deuren geopend voor een geïntegreerd welstandsbeleid. Dit is van grote invloed op de taak en werkwijze van de welstandscommissie.

Was de taak van de welstandscommissie voorheen beperkt tot het beoordelen van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand, nu kan zij een bijdrage leveren aan het beleid voor de ruimtelijke `(beeld)kwaliteit van de gemeente Wageningen (welstandszorg).

De Verordening Welstandscommissie Wageningen, zoals die sinds de laatste wijziging van 1992 luidde, regelde de instelling, samenstelling, taak en bevoegdheden van de gemeentelijke welstandscommissie. Door de nieuwe Woningwet en de daaruit voortvloeiende ontwikkelingen dient deze verordening te worden geactualiseerd. Zo heeft in 1994 een integratie plaatsgevonden tussen de welstandsadvisering en de monumentenzorg door het instellen van de overlapcommissie van de monumentencommissie en de welstandscommissie. Deze commissie adviseert over monumenten, M.I.P. panden en panden binnen de stadsgracht. Verder is een dialoog tussen welstand en stedebouw op gang gekomen en heeft een integratie van de diverse beleidsvelden plaatsgevonden in de Stuurgroep Beeldkwaliteit, waar de welstandscommissie ook in is vertegenwoordigd.

In de notitie "welstandscommissie Wageningen" van 7 mei 1996 hebben burgemeester en wethouders de gegroeide situatie geëvalueerd en afgewogen tegen het onderbrengen van de welstandsadvisering c.a. aan het Gelders Genootschap te Arnhem. Welstandszorg als onderdeel van gemeentelijk beleid is daarbij het uitgangspunt geweest. De conclusie is overduidelijk: doorgaan op de ingeslagen weg en welstandsadvisering niet uitbesteden.

Een citaat uit de conclusie:

"... het "exporteren" van de welstandszorg (een belangrijke schakel voor zowel de initiring als voor de implementatie van beleid) naar deze bovenlokale instelling, zou binnen de Wageningse context een ontzenuwing betekenen van het huidige proces van integratie en overleg. Dit laatste is juist een van de verworvenheden waarin Wageningen in vergelijking tot andere gelijkwaardige gemeenten - zelfs in afwachting van nader geformuleerd welstandsbeleid - vooruitstrevend blijkt te zijn."

2.WELSTANDSBELEID

In het belang van de deregulering is in de Woningwet de mogelijkheid vastgelegd om gebieden en meldingsplichtige bouwwerken van het welstandstoezicht uit te sluiten.

In het belang van het streven naar meer visuele kwaliteit biedt dezelfde Woningwet ook de mogelijkheid om in de bouwverordening nadere welstandseisen op te nemen.

Welstandsbeleid bevindt zich dus in een interessant spanningsveld: kwaliteit waar nodig, terughoudend waar kan en nooit op zichzelf staand.

Het is de gemeente zelf die richting geeft aan dat beleid. Eenmaal vastgelegd beleid zal een toetsingskader zijn voor de uitvoeringsplannen.

3.DE WELSTANDSCOMMISSIE

De welstandscommissie heeft binnen de welstandszorg een belangrijke rol:

  • -

    toetsen uitvoeringsplannen;

  • -

    beleidsinitiëring;

  • -

    integratie en overleg met aanverwante beleidsvelden.

De samenstelling van de commissie zal moeten waarborgen dat zij in staat is een geïntegreerde en gedifferentieerde visie te formuleren en te toetsen.

Voor de hand ligt dat de leden deskundig moeten zijn op het gebied van de architectuur en tenminste affiniteit en ervaring met de andere beleidsvelden moeten hebben.

Een meerwaarde is dat er een deskundige op het gebied van de andere beleidsvelden, met name een stedebouwkundige zitting heeft die intermediair kan zijn tussen welstand en stedebouw.

4.DE BEOORDELINGSCOMMISSIE STAD EN MONUMENTEN.

Zoals in de inleiding al is genoemd is er sinds 1994 een overlapcommissie van de monumentencommissie en welstandscommissie. De instelling, samenstelling, taak en bevoegdheid van die commissie was nog niet in een verordening vastgelegd. De naam "overlapcommissie" is al aardig ingeburgerd, maar is verder nietszeggend. Daarom is de herziening van de welstandsverordening aangegrepen om tevens de naam te wijzigen in "beoordelingscommissie stad en monumenten".

5.OPZET WELSTANDSVERORDENING WAGENINGEN 1997.

In deze verordening wordt vastgelegd wat de taak, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze e.d van de beoordelingscommissie stad en monumenten en de welstandscommissie zijn. In de bouwverordening Wageningen 1993 zijn verder nog enkele specifieke bepalingen opgenomen die van toepassing zijn op de welstandsadvisering. Die hoeven niet in de welstandsverordening te worden opgenomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.

Monumenten.

In de Monumentenverordening Wageningen 1997 is omschreven wat monumenten zijn. Een deel daarvan zijn van gemeentewege of rijkswege als beschermde monumenten aangewezen. Verder vallen daaronder in ieder geval de in het kader van het van rijkswege ingestelde landelijke Monumenten Inventarisatie Projekt geïnventariseerde bouwwerken in de gemeente Wageningen (zogenaamde "M.I.P.panden").

Onafhankelijk deskundige.

De onafhankelijkheid van de leden ten opzichte van het gemeente bestuur dient bij de beoordeling te zijn gewaarborgd, omdat de commissies zijn aangemerkt als "commissie van onafhankelijk deskundigen" als bedoeld in artikel 42, lid 2 en artikel 48 van de Woningwet.

Artikel 3.

Dit artikel regelt de taak van de commissie. De taak is ten opzichte van de welstandsbeoordeling onder de Woningwet 1962 aanzienlijk verruimd. De advisering sub a gaat over concrete uitvoeringsplannen, aan de hand van aanvragen om vergunning, ontheffing of melding van bouwwerken. Ook kunnen plannen in het kader van vooroverleg aan de commissie worden voorgelegd. De bepaling is ruim omschreven, zodat naast bouwplannen ook andere objecten, zoals bijvoorbeeld reclame-aanduidingen, terrasinrichting en -meubilair op redelijke eisen van welstand kunnen worden beoordeeld door de commissie.

De beleidsadviserende taak zoals nader omschreven in lid 2 omvat onder andere het voor bepaalde locaties en wijken ontwikkelen van randvoorwaarden voor de architectuur of de beeldkwaliteit, het aangeven van nadere criteria voor welstand en het aangeven van de mate van welstandsniveau per gebied of bebouwing, mede in relatie tot andere beleidsvelden, die raakvlakken met welstand hebben.

Genoemd kunnen worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, inrichting van de openbare ruimte, monumentenzorg, sociale veiligheid, stadsvernieuwing, reclamebeleid en dergelijke.

Een en ander betekent dat aan het begin van een procedure wordt afgewogen of de welstandscommissie voor advies zal worden ingeschakeld en op welk moment. Uitgangspunt is dat de commissie altijd zal worden betrokken bij de beleidsadvisering, tenzij er goed redenen zijn om daarvan af te zien.

Artikel 4.

Lid 2.

Het rouleringsschema voorziet in de behoefte om de advisering zo optimaal mogelijk te houden. Ieder lid heeft een eigen inbreng en visie die de kwaliteit van het advies ten goede komt door de onderlinge dialoog. Door de wisseling wordt dit effect versterkt.

Lid 3.

De taak van de commissie vraagt om een samenstelling van leden die in ieder geval voldoende deskundig zijn op het gebied van architectuur, bij voorkeur met affiniteit met andere beleidsvelden. Bij de benoeming zullen deze affiniteit, kennis en ervaring van gegadigden een belangrijke rol spelen. Geregistreerde architecten zullen in de regel aan deze kwalificaties voldoen. Niet architecten zullen in ieder geval aantoonbare kwaliteiten moeten hebben.

De relatie met stedebouw is evident. Daarom is er ook voor gekozen om personen met deskundigheid op het gebied van stedebouw in de commissie op te nemen. Welstandszorg en monumentenzorg zijn eveneens nauw met elkaar verstrengeld. Die relatie wordt verankerd in de beoordelingscommissie stad en monumenten voor de toetsingstaak.

Lid 5.

Deze bepaling maakt het mogelijk om met de 1e benoeming op grond van deze verordening een cyclus in werking te zetten, waarbij elke 2 jaar 2 leden aftreden en dan kunnen worden herbenoemd respectievelijk worden vervangen door nieuwe leden.

Lid 6 en 7.

De benoeming geldt voor vier jaren. Ten einde te voorkomen dat na vier jaar alle zittende leden zouden verdwijnen en daarmee de opgebouwde kennis en ervaring in de commissie, is er voor gekozen om de benoeming zodanig te regelen dat elke twee jaar twee leden kunnen aftreden. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden. Enerzijds wordt zo opgebouwde kennis behouden en voor de adviestaak ingezet, anderzijds is een te lange zittingsduur niet goed voor de adviestaak. Er zal met regelmaat verandering van de samenstelling moeten plaatsvinden om in te spelen op ontwikkelingen en omstandigheden.

Artikel 5.

Lid 2 en 5.

Uitgangspunt is dat de leden aanblijven voor de termijn van benoeming als bedoeld in artikel 4, Er kunnen zich echter zwaarwegende en geobjectiveerde redenen voordoen, waardoor tussentijds ontslag gerechtvaardigd is.

Artikel 7.

Lid 1 en 2

Deze bepalingen zijn een aanvulling op artikel 9.6 van de bouwverordening Wageningen 1993, waarin de mondelinge toelichting door een belanghebbende is geregeld ten aanzien bouwaanvragen en meldingen. De bedoeling van het vooroverleg is tweeledig. De commissie kan op deze wijze nadere informatie krijgen over het ontwerp en belanghebbende over de motivering van de commissie. Opgemerkt wordt, dat het vooroverleg ook het moment kan zijn waarop de commissie bij een beoordeling over een ontwerp aanbevelingen zal kunnen doen aan de ontwerper. In de praktijk zullen deze aanbevelingen abstracter zijn bij ontwerpen van geregistreerde architecten en concreter bij ontwerpen van niet architecten, zoals particulieren of bouwkundigen. Hier bevindt zich een spanningsveld. De commissie heeft een toetsfunctie en geen ontwerpfunctie. Zij kan en mag dan ook niet op de stoel van de ontwerper gaan zitten. Van geval tot geval zal de commissie moeten afwegen in hoeverre aanbevelingen kunnen worden gedaan. De ontwerper respectievelijk de opdrachtgever blijven verantwoordelijk voor het ontwerp.

Artikel 8.

Lid 1.

De beoordeling van het al dan niet voldoen aan redelijke eisen van welstand is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Dit doen zij op basis van een advies van de bij deze verordening ingestelde commissies. Een advies moet daarom gemotiveerd zijn. In beginsel zal er tussen de leden consensus zijn, maar een advies hoeft niet altijd eenstemmig te zijn. Bij het ontbreken van eenstemmigheid is ook de motivering van het minderheidsstandpunt belangrijk. Overigens zal het motiveren van een positief advies in de meeste gevallen achterwege kunnen blijven, tenzij de plannen "discutabel" zijn, bijvoorbeeld als buren bedenkingen hebben tegen het bouwplan. In die gevallen is een motivatie van belang voor de beoordeling door burgemeester en wethouders.

Lid 3.

Dit lid heeft betrekking op de mandatering. Het gaat hierbij om eenvoudige aangelegenheden, waarbij vooral gedacht wordt aan bouwplannen e.d. die in de praktijk getoetst kunnen worden aan bekend veronderstelde inzichten van de commissie, aangelegenheden die uit een oogpunt van welstand van minder betekenis kunnen worden geacht en plannen die eenvoudig kunnen worden getoetst aan door de raad vastgelegde toetsingscriteria. Voor een efficiënte afhandeling kan dan gekozen worden voor afdoening door één lid, zonder dat daardoor aan de "kwaliteit' of waarde van het advies wordt tekort gedaan. Naarmate meer criteria in beleid is vastgelegd op grond van artikel 9.1, lid 2 van de bouwverordening Wageningen 1993, kan de toetsing eenvoudiger zijn. In dit verband wordt ook verwezen naar artikel 9.5. van de genoemde bouwverordening, waarin de mandatering ten aanzien van aanvragen om bouwvergunningen en meldingen is geregeld.

Artikel 9.

In de bouwverordening Wageningen 1993 zijn in hoofdstuk 9 specifieke bepalingen opgenomen over de advisering bij meldingen van bouwwerken en aanvraag bouwvergunningen. Die regeling moet in die gevallen in acht genomen worden.

Artikel 12.

Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van een redelijke vergoeding per vergadering, rekening houdend met de tarifering voor architecten volgens de BNA-richtlijnen.

Artikel 13.

Voor de beoordeling van monumenten als bedoeld in de Monumentenverordening Wageningen 1997 en de omliggende ruimte ligt er een duidelijke relatie tussen monumentenzorg en welstandszorg. Zowel de welstandscommissie als de monumentencommissie geven hun adviezen over veranderingen e.d. aan monumenten een advies en veelal is dat ook wettelijk verplicht. Een gezamenlijke beoordeling ligt dan ook voor de hand voor een goede afstemming tussen beide disciplines. De ervaringen die vanaf 1994 zijn opgedaan met de "overlapcommissie van de monumentencommissie en welstandscommissie" bevestigen de meerwaarde daarvan. Daarom wordt deze commissie, in deze verordening aangeduid als "beoordelingscommissie stad en monumenten" nu in deze verordening geregeld.

Een deel van de gemeente wordt als werkterrein van de beoordelingscommissie stad en monumenten aangewezen als het gebied vanuit cultuurhistorisch belang door de raad is aangemerkt als een bijzonder aandachtsgebied voor de beeldkwaliteit. Bijvoorbeeld omdat er een zodanige concentratie van monumenten is dat het totaal aan bebouwing het karakter en beeld van dat gebied bepaalt en daardoor ook overige bouwwerken integraal vanuit de monumenten- en welstandszorg dienen te worden bezien.

Artikel 16.

Voor wat betreft de bouwverordening Wageningen 1993 wordt verwezen naar de toelichting op artikel 9. De beoordelingscommissie stad en monumenten heeft ook een taak in het kader van Monumentenverordening Wageningen 1997, zodat zij ook gehouden is om de bepalingen van die verordening, voor zover betrekking hebbend op haar taak, in acht te nemen.

Artikel 18.

De uitvoering van de taak van de commissie moet doelmatig en doeltreffend zijn. Indien plannen meerdere keren aan de commissie voor vooroverleg of ter advisering worden voorgelegd, leidt dat tot een hogere werkdruk voor de commissie en de vraag of de leges voor het betreffende plan nog in redelijkheid in overeenstemming zijn met de werkzaamheden die hiervoor worden verricht. Het is niet wenselijk dat plannen/aanvragen etc. meer dan strikt nodig voor vooroverleg en advies aan de commissie worden voorgelegd. Dit artikel geeft burgemeester en wethouders daarom de mogelijkheid het aantal adviezen en vooroverleggen te bepalen, binnen nader door hen te stellen regels.

De daarbij te hanteren criteria kunnen bijvoorbeeld zijn de hoogte van de bouwkosten, de aard van het (bouw)plan of economische motieven. Het is aan burgemeester en wethouders deze richtlijnen te bepalen en te bepalen of voor adviezen en vooroverleggen die bovenop het bepaalde aantal komen, extra kosten in rekening worden gebracht.