LANDSBESLUIT van de 2de maart 1959 no. 6 houdende een instructie voor de Coördinerend Ambtenaar Jeugdzorg.

Geldend van 08-08-1962 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 2de maart 1959 no. 6 houdende instelling van een Bureau voor Justitiële Jeugdzorg op Curaçao, en houdende een instructie voor de Coördinerend Ambtenaar Jeugdzorg.

Artikel 1.

De C.A.J. ziet toe dat de beslissingen van de Minister van Cultuur en Opvoeding inzake de justitiële jeugdzorg naar behoren worden uitgevoerd en rapporteert de Minister in gevallen van gebleken moedwillige verontachtzaming van deze beslissingen.

Artikel 2

De C.A.J. kan worden opgedragen voor of namens de Minister van Cultuur en Opvoeding op te treden ten overstaan van de voogdijraden, het gouvernements-opvoedingsgesticht voor jongens en verdere landsinstellingen alsook ten overstaan van particulieren, van stichtingen en verenigingen met wie de Regering van de Nederlandse Antillen bemoeienis heeft wegens haar taak met betrekking tot de justitiële jeugdzorg.

Artikel 3

De C.A.J. heeft verder tot taak:

  • a.

    aan de Minister van Cultuur en Opvoeding hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, adviezen uit te brengen omtrent aangelegenheden de justitiële jeugdzorg betreffende;

  • b.

    wettelijke regelingen de justitiële jeugdzorg betreffende te ontwerpen;

  • c.

    de werkzaamheden van de lands- en particuliere organen en instellingen wier bemoeiingen liggen op het gebied van de justitiële jeugdzorg zoveel mogelijk te coördineren en toezicht te houden op de uitvoering van de aan ieder terzake opgedragen c.q. op zich genomen taak.

Artikel 4

De C.A.J. is voorts belast met het onderhouden van het contact met eilandelijke organen en –instellingen en het coördineren van de werkzaamheden welke voortvloeien uit de justitiële jeugdzorg en de maatschappelijke jeugdzorg, die tot de taak van de eilandgebieden behoort, zulks voorzover dit noodzakelijk is voor richtige uitoefening van de landstaak en/of door de eilandsbesturen wordt gewenst.

Artikel 5

De C.A.J. ziet toe dat het beheer in het gouvernements-opvoedingsgesticht geregeld wordt gevoerd.

Artikel 6

De C.A.J. bezoekt op onbepaalde tijdstippen het gouvernements-opvoedingsgesticht en de in het genot van subsidie of vergoeding gestelde verenigingen, stichtingen of instellingen wier bemoeiingen liggen op het gebied van de justitiële jeugdzorg en brengt na elk bezoek, waarbij controle is uitgeoefend, rapport uit van zijn bevindingen aan de Minister van Cultuur en Opvoeding.

Artikel 7

C.A.J. brengt jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, rapport uit over zijn verrichtingen van het afgelopen jaar, waarin tevens een overzicht wordt gegeven van de stand der zaken op het gebied van de justitiële jeugdzorg.