LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25ste februari 2003 ter uitvoering van artikel 9, elfde lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110)

Geldend van 01-03-2003 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25ste februari 2003 ter uitvoering van artikel 9, elfde lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110)

Artikel 1

De datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking van het minimumuurloon in elk eilandgebied, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder b, derde lid, onder b en vierde lid, onder b, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110), wordt vastgesteld op 1 maart 2003.

Nota van toelichting

Nota van toelichting behorende bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 25ste februari 2003 ter uitvoering van artikel 9, elfde lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110)

Dit landsbesluit vindt zijn grondslag in artikel 9, elfde lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110). Voornoemd artikel werd gewijzigd bij P.B. 2000, no. 69, waarin werd bepaald dat middels een gefaseerde gelijktrekking van de huidige minimumlonen, uiteindelijk één minimumloon per eilandgebied zal gelden. Gekozen werd voor een invoering in drie fasen omdat het verschil tussen de categorieën voor sommige eilandgebieden dusdanig groot is, dat gelijktrekking ineens een te zware wissel zal trekken op de economieën van de eilandgebieden.

De eerste fase is op 1 augustus 2001 ingevoerd. Thans is het moment gekomen voor invoering van de tweede fase. De regering is voornemens de derde fase te effectueren met ingang van 1 januari 2004.

De SER concludeert dat de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor de economie als geheel door hun beperkte omvang en bereik te verwaarlozen zijn. De Directie Financiën concludeert uit het advies en het bijbehorende cijfermateriaal van de SER dat de voorgestelde maatregelen zullen leiden tot minder belastingopbrengsten. Ter compensatie van deze lagere inkomsten voor de overheid wordt geadviseerd om over te gaan tot verdere verlaging van de uitgaven. De Raad van Advies heeft geen inhoudelijke opmerkingen.

De Staatssecretaris van Arbeidszaken,

D.H. POULO