LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 7de december 1959 ter instelling van een Onderwijsraad

Geldend van 29-12-1959 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 7de december 1959 ter instelling van een Onderwijsraad

Artikel 1

Dit landsbesluit verstaat onder:

de Minister: de Minister van Onderwijs;

de Raad: de Onderwijsraad.

Artikel 2

  • 1. Er wordt ingesteld een Onderwijsraad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste acht leden, de voorzitter inbegrepen.

  • 2. De voorzitter en de leden van de Raad worden door de Minister benoemd. Deze benoeming geschiedt als regel voor een periode van vier jaren. De aftredenden zijn terstond weder benoembaar.

  • 3. De leden van de Raad mogen niet zijn bezoldigd lid van enig lands- of eilandsschooltoezicht.

Artikel 3

  • 1. De Raad is gevestigd en vergadert te Willemstad op Curaçao.

  • 2. Indien gewichtige redenen daartoe nopen, kan de Minister bepalen dat een of meer vergaderingen buiten Curaçao zullen worden gehouden.

  • 3. In een vergadering wordt niet beraadslaagd of gestemd, indien daarin niet meer dan de helft van het aantal benoemde leden tegenwoordig is.

Artikel 4

  • 1. Bij ontstentenis of afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een in de eerste vergadering van de Raad te benoemen waarnemende voorzitter.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde benoeming geeft de voorzitter kennis aan de Minister.

Artikel 5

De Raad regelt zijn eigen werkzaamheden. Indien de noodzaak daartoe blijkt, kan of kunnen een of meer afdelingen van de Raad worden gevormd ter bestudering van bepaalde vraagstukken.

Artikel 6

  • 1. Indien een afdeling van de Raad wordt of afdelingen van de Raad worden gevormd, worden voor elke afdeling de voorzitter en de leden, die daarin zitting zullen hebben, aangewezen.

  • 2. Van de vorming van een afdeling of afdelingen van de Raad geeft de voorzitter kennis aan de Minister.

Artikel 7

Op voordracht van de Raad kan door de Minister aan de voorzitter en de leden voor het bijwonen van vergaderingen van de Raad een presentiegeld worden toegekend.

Artikel 8

De Raad wordt bijgestaan door een secretaris, die door de Minister wordt aangewezen.

Artikel 9

  • 1. De secretaris van de Raad is secretaris van elke afdeling daarvan.

  • 2. Bij ontstentenis of afwezigheid wordt de secretaris vervangen door een door de voorzitter aan te wijzen lid.

Artikel 10

  • 1.

    Na daartoe verkregen toestemming van de Minister kunnen door de leden en de secretaris van de Raad binnen de Nederlandse Antillen dienstreizen worden gemaakt.

  • 2.

    De voorzitter, de leden en de secretaris van de Raad genieten vrije overtocht en vergoeding wegens teerkosten op de voet van de bepalingen, neergelegd in de Beschikking van de 20ste juni 1933, no. 700, houdende vaststelling van een regeling van vergoeding voor reis- en teerkosten, gelijk mede voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen (P.B. 1958, no. 153), zoals gewijzigd, wegens door hen ten behoeve van de Raad gemaakte reizen. Tevens is op hen van toepassing het landsbesluit Verzekering Vliegrisico's 1952 (P.B. 1952, no. 10), waarbij te hunnen aanzien de verzekerde som

ƒ 75.000,— bedraagt.

Artikel 11

  • 1. De declaraties terzake vergoeding wegens teerkosten bedoeld in het voorgaande artikel worden door of vanwege de Minister beoordeeld.

  • 2. Aan het einde van elk kalenderkwartaal doet de voorzitter aan de Minister opgave van de door hem, de leden en de secretaris in het afgelopen kwartaal ten behoeve van de Raad gemaakte vliegreizen.

Artikel 12

  • 1. De Raad verricht de werkzaamheden, hem bij landsverordening of landsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgedragen.

  • 2. De Raad geeft voorts aan de Minister desgevraagd of eigener beweging advies omtrent vraagstukken, het onderwijs betreffende.

Artikel 13

Omtrent de door de Raad voorbereide onderwerpen wordt een, door meerderheid van stemmen verkregen, advies uitgebracht aan de Minister. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Indien leden, die een van het meerderheidsadvies afwijkende mening voorstaan, zulks verlangen, wordt hun mening, zonder vermelding van de namen der betrokken leden, tegelijk met het meerderheidsadvies ter kennis van de Minister gebracht.

Artikel 14

  • 1. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld.

  • 2. Staken in deze volgende vergadering de stemmen opnieuw dan wordt in het uit te brengen advies van beide gevoelens melding gemaakt.

Artikel 15

  • 1. Voorzover zulks nodig is ter vervulling van de aan de Raad opgedragen taak, worden de leden zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld tot het bezoeken van onderwijsinstellingen.

  • 2. De voorzitter roept daartoe de bemiddeling in van de Minister.

Artikel 16

De Raad en de afdelingen van de Raad zijn bevoegd niet-leden tot hun vergaderingen toe te laten, teneinde zich omtrent bepaalde onderwerpen door hen te doen voorlichten.

Artikel 17

  • 1. Aan de leden en de secretaris wordt omtrent onderwerpen, welke in een vergadering van de Raad of een afdeling van de Raad zijn behandeld geheimhouding verzocht, indien de meerderheid der aanwezige leden daartoe besluit.

  • 2. Opheffing van de in het vorige lid bedoelde geheimhouding geschiedt eveneens bij een besluit van de meerderheid der in een vergadering van de Raad of van een afdeling van de Raad aanwezige leden.

  • 3. De leden en de secretaris van de Raad en van de afdelingen van de Raad zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van stukken, door de Gouverneur, door de Minister of door de voorzitter tot de Raad of tot de afdeling(en) gericht, indien op die stukken het woord „geheim" voorkomt. Deze geheimhouding wordt in acht genomen, totdat zij door de Gouverneur, de Minister of de voorzitter wordt opgeheven.

Artikel 18

De Raad brengt jaarlijks vóór 1 maart aan de Minister schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden over het afgelopen jaar. Voor de eerste maal wordt zodanig verslag uitgebracht in 1961, handelend over de werkzaamheden, verricht vanaf de datum van instelling van de Raad tot 1 januari 1961.

Artikel 19

De Raad kan een reglement van orde voor zijn eigen werkzaamheden vaststellen en brengt dit ter kennis van de Minister.

Artikel 20

Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als „Landsbesluit Onderwijsraad 1959" treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.

Artikel 21

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, treedt van de voor de eerste maal benoemde leden, de helft, daartoe door het lot te bepalen, na twee jaren af, met dien verstande dat, indien vijf of zeven leden benoemd zijn, respectievelijk twee of drie leden aftreden. De aftredenden zijn terstond weder benoembaar.