MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 10de augustus 2005 houdende regels voor het toepassen van elektronisch toezicht

Geldend van 18-08-2005 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 10de augustus 2005 houdende regels voor het toepassen van elektronisch toezicht

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

  • a.

    elektronisch toezicht: een technische voorziening waarbij, gebruikmakend van signalen met regelmatige tussenpozen, de aanwezigheid van een gedetineerde op een bepaalde tijd en plaats gecontroleerd wordt;

  • b.

    de minister: de Minister van Justitie;

  • c.

    gesticht: huis van bewaring en gevangenis;

  • d.

    directeur: de locatiedirecteur van een gesticht en bij diens afwezigheid, degene die hem vervangt;

  • e.

    gedetineerde: de persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in een gesticht plaatsvindt;

  • f.

    programma: een samenstel van activiteiten waaraan wordt deelgenomen door een persoon, die onder elektronisch toezicht wordt gesteld, opgesteld door een reclasseringsinstelling en in geval van een minderjarige door de Voogdijraad;

  • g.

    strafrestant : het gedeelte van een opgelegde vrijheidsstraf dan wel van het samenstel van dergelijke straffen dat nog moet worden ondergaan, waarbij wordt uitgegaan van de toepassing van voorwaardelijke invrijheidstelling volgens de daarvoor geldende wettelijke regeling;

Paragraaf 1. Toestemming tot het betreden van woningen

Artikel 2

Het door degene die onder elektronisch toezicht wordt gesteld en diens meerderjarige huisgenoten ondertekende formulier voor deelname aan elektronisch toezicht, door de minister vast te stellen, behelst een uitdrukkelijke toestemming aan de ambtenaar belast met uitvoering van elektronisch toezicht tot het betreden van de woning van betrokkene. Deze toestemming vervalt na ommekomst van de duur van het elektronisch toezicht, doch in ieder geval nadat de technische voorziening uit de woning is verwijderd.

Paragraaf 2. Gedetineerden die in aanmerking komen voor verlof

Artikel 3

  • 1. Aan een gedetineerde die is veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, niet zijnde vervangende hechtenis, kan op diens verzoek of op verzoek van de directeur of op verzoek van een reclasseringsinstelling die dit verzoek mede in het algemeen belang en in het belang van de gedetineerde doet, door de minister worden vergund om bij wijze van verlof, voorafgaand aan de ommekomst van de straf danwel van tweederde, of vier vijfde van de gevangenisstraf, tijdelijk het gesticht te verlaten onder de voorwaarde dat de gedetineerde onder elektronisch toezicht wordt gesteld.

  • 2. Het verlof kan geheel of gedeeltelijk met gebruikmaking van een technische voorziening, ter beoordeling van de minister, plaatsvinden met dien verstande dat het verlof immer wordt aangevangen onder voorwaarde van elektronisch toezicht.

  • 3. Het verzoek bedoeld in het eerste lid, moet worden ingediend door tussenkomst van de directeur, die zijn advies en die van de reclasseringsinstelling of voogdijraad terzake bijvoegt.

  • 4. Alvorens de minister beslist op dit verzoek, stelt hij het Centraal College voor de Reclassering in de gelegenheid om terzake advies uit te brengen.

  • 5. Onder de voorwaarden van het verlof, als bedoeld in het eerste lid, wordt steeds opgenomen dat de gedetineerde aan een programma deelneemt.

  • 6. Het opstellen van het programma in het kader van de toepassing van elektronisch toezicht geschiedt door de Voogdijraad, in geval van een minderjarige, onderscheidenlijk door de reclasseringsinstelling in overleg met het openbaar ministerie.

Artikel 4

  • 1. In aanmerking voor verlof komen gedetineerden ten aanzien van wie een gunstige beslissing inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling is te verwachten en gedetineerden, aan wie ingevolge artikel 18, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen geen voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegekend, maar over wie de prognose met betrekking tot hun succesvolle terugkeer in de maatschappij gunstig is.

  • 2. Tevens komen in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie de voorwaardelijke invrijheidstelling is afgewezen, maar over wie de prognose met betrekking tot hun succesvolle terugkeer in de maatschappij na verloop van tijd zo gunstig is geworden, dat in geval voorwaardelijke invrijheidstelling nog aan de orde had kunnen komen, een gunstig advies te verwachten zou zijn.

  • 3. Heeft het college, voordat zij advies uitbrengt over voorwaardelijke invrijheidstelling, bedenkingen over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling, dan kan het college de minister adviseren om de vroegste datum voor verlof uit te stellen.

Artikel 5

Het verlof bedoeld in artikel 3, eerste lid, is voorts slechts mogelijk indien:

  • a.

    het strafrestant niet meer bedraagt dan achttien maanden,

  • b.

    het strafrestant bij aanvang van de deelname aan het programma ten minste èèn maand bedraagt,

  • c.

    er geen omstandigheden zijn die zich tegen zijn deelname verzetten, en

  • d.

    ten aanzien van de gedetineerde geen uitleveringsprocedure loopt dan wel ten aanzien van de gedetineerde niet vaststaat dat hij zal worden uitgeleverd.

Paragraaf 3. Gevallen waarin het verlof wordt geweigerd

Artikel 6

Het verlof wordt geweigerd in geval van:

  • a.

    vermoeden dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken;

  • b.

    gevaar voor verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten;

  • c.

    vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsgebruik of een poging tot binnen het gesticht brengen van wapens, verdovende middelen en andere door de directeur verboden voorwerpen;

  • d.

    gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken;

  • e.

    risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde;

  • f.

    risico voor een ongestoord verlof als gevolg van ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de te bezoeken persoon;

  • g.

    het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf;

  • h.

    gevaar voor de gedetineerde zelf;

  • i.

    het risico van maatschappelijke onrust;

  • j.

    het ontbreken van een voor het college aanvaardbaar verlofadres;

  • k.

    een gedetineerde die niet beschikt over een geldige titel tot verblijf in de Nederlandse Antillen of daarover niet meer zal beschikken ten tijde van de aanvang van het verlof; dit laatste geldt eveneens voor een niet in de Nederlandse Antillen ingezeten Europese Nederlander en Arubaan, tenzij deze over een vaste woon- of verblijfplaats binnen het koninkrijk beschikt, zich bereid verklaart aldaar te wonen dan wel te verblijven, veranderingen van adres door te geven aan de betrokken reclasseringsinstelling hier te lande en zich te houden aan de aanwijzingen, hem door een reclasseringsinstelling in het land Nederland dan wel het land Aruba namens de betrokken reclasseringsinstelling hier te lande te geven;

  • l.

    een gedetineerde ten aanzien van wie, ongeacht of deze beschikt over een titel tot verblijf als hierboven bedoeld:

  • m.

    een uitleveringsprocedure loopt dan wel ten aanzien van wie vaststaat dat hij zal worden uitgeleverd;

  • n.

    na afloop van de detentie uitzetting dan wel verwijdering in de zin van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1966, no. 17) dreigt.

  • o.

    weigering door de betrokkene – ter beoordeling van het college – om de hem door of namens de directeur opgedragen arbeid te verrichten of de voor hem geschikte opleidingen of cursussen te volgen.

Artikel 7

Het verlof wordt geweigerd of uitgesteld in geval van:

  • a.

    agressief gedrag tegen het gevangenispersoneel en/of andere personen, die ter uitoefening van hun beroep, taak of functie in het gevangeniscomplex aanwezig zijn en/of andere gedetineerden, voor welk gedrag opsluiting in de strafcel is opgelegd, of

  • b.

    ontsnapping en het verlenen van hulp bij ontsnapping of poging tot een en ander, of

  • c.

    het binnen de gevangenis brengen of laten brengen van verdovende middelen, wapens en/of ander voorwerpen wier bezit door de directeur is verboden, of

  • d.

    bezit van verdovende middelen, wapens en/of andere door de directeur verboden voorwerpen.

Paragraaf 5. Voorwaarden voor verblijf buiten het gesticht in het kader van verlof en duur elektronisch toezicht

Artikel 8

  • 1.

    Als algemene voorwaarden voor verlof worden gesteld:

    • a.

      dat betrokkene gedurende de periode waarvoor het verlof is gegeven geen strafbaar feit zal begaan noch zich op enige andere wijze zal misdragen; dit houdt uiteraard in dat betrokkene geen hard- of softdrugs zal gebruiken;

    • b.

      dat betrokkene zich vanaf 19.00 uur tot 06.00 uur zal ophouden op of in de onmiddellijke nabijheid van een tevoren in overleg met betrokkene door de reclassering vastgesteld adres.

  • 2.

    Als bijzondere voorwaarden voor verlof kunnen onder meer worden gesteld:

    • a.

      dat betrokkene zich zal gedragen naar de aanwijzingen hem door een reclasseringsinstelling te geven, ook indien deze inhouden

1°. dat betrokkene zich zal laten behandelen in, dan wel zal laten begeleiden door of vanwege een instelling voor verslavingszorg of gedragsdeskundige een behandeling dan wel begeleiding zal ondergaan;

2°. dat betrokkene een door een reclasseringsinstelling te bepalen opleiding, cursus of stage zal volgen;

3°. dat betrokkene een door een reclasseringsinstelling met inspraak van betrokkene geselecteerde baan zal aannemen en de in het kader van die baan gebruikelijke werkzaamheden naar behoren zal uitvoeren; dit houdt in voorkomende gevallen, ter beoordeling van het college, in dat betrokkene voor eigen rekening in loondienst of anderszins arbeid kan verrichten;

  • b.

    dat betrokkene gedurende de periode van het verlof geen alcoholhoudende drank zal gebruiken;

  • c.

    dat betrokkene de hem opgedragen dan wel toegestane werkzaamheden buiten het gesticht naar behoren zal verrichten;

  • d.

    dat betrokkene zich op aangeven van een reclasseringsinstelling zal onderwerpen aan een drugtest en/of alcoholtest.

Artikel 9

  • 1.

    De periode van verlof in de zin van artikel 3, eerste lid, gaat onmiddelijk vooraf aan de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel, indien ingevolge artikel 18, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, geen voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegekend, de datum van ommekomst van de door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

  • 2.

    De duur van het verlof, in de zin van artikel 3, bedraagt vijftien procent van de hoogte van de door de rechter opgelegde vrijheidstraf.

  • 3.

    Het gedeelte van verlof onder elektronisch toezicht zal in haar geheel de termijn van zes maanden niet overschrijden.

  • 4.

    De duur van de hechtenis of gevangenisstraf loopt door tijdens het verblijf buiten het gesticht in de zin van dit artikel.

Het verlof eindigt op de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling of bij ommekomst van de vrijheidstraf.

Artikel 10

Het verlof kan door de minister worden ingetrokken bij niet nakoming van een of meer van de algemene of bijzondere voorwaarden. In voorkomende gevallen kan door de minister, gehoord het Centraal College voor de Reclassering, op verzoek van het openbaar ministerie, een reclasseringsinstelling of de veroordeelde zelf dan wel ambtshalve een of meer voorwaarden worden toegevoegd, vervallen verklaard of gewijzigd.

Paragraaf 6. Schorsing voorlopige hechtenis

Artikel 11

De voorlopige hechtenis van een verdachte kan, indien de verdachte zich hiertoe bereid heeft verklaard, door de rechter worden geschorst mede onder voorwaarde van toepassing van elektronisch toezicht.

Paragraaf 7. Bijzondere voorwaarden bij veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf

Artikel 12

Een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf in de zin van artikel 17a van het Wetboek van Strafrecht kan geschieden onder bijzondere voorwaarde van toepassing van elektronisch toezicht.

Paragraaf 8. Slotbepaling

Artikel 13

  • 1. Deze ministeriële beschikking wordt aangehaald als: Beschikking elektronisch toezicht.

  • 2. Deze ministeriële beschikking met bijbehorende nota van toelichting wordt geplaatst in het Publicatieblad.

  • 3. Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied.

TOELICHTING

Met de totstandkoming van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen (P.B. 1996, no. 73), de Gevangenismaatregel 1999 (P.B. 1999, no 117) en het Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen (P.B. 1999, no.119) is een belangrijke aanzet gegeven om te komen tot modernisering van het nederlands antilliaanse penitentiaire recht. Zij vormen onderdeel van de visie van de nederlands antilliaanse regering, dat gevangenisstraf mede dienstbaar gemaakt dient te worden aan de resocialisatie van de gedetineerden.

Onderhavig ontwerp Beschikking Elektronisch Toezicht komt tegemoet aan deze visie. Met dit ontwerp wordt tevens de executiemogelijkheid van straffen en daarmee de waarde van strafvonnissen in ere hersteld. Vele strafvonnissen, w.o. voornamelijk die van drugskoeriers kunnen niet ten uitvoer worden gelegd vanwege onvoldoende detentiecapaciteit. Deze situatie heeft ertoe geleid, dat het Openbaar Ministerie vaker een beroep heeft moeten doen op het fenomeen “trein”, waardoor gedetineerden zonder hun volledige straf uit te zitten, dus vóór de ommekomst van de datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling en zonder advies van de reclassering en het Centraal College voor de Reclassering uit de gevangenis ontslagen werden. Het hoeft geen betoog, dat de reclassering alsdan ieder juridisch kader miste om zorg te dragen voor toezicht en begeleiding, hetgeen de resocialisatiepogingen niet ten goede kwam.

Als alternatief voor het gebruik van schaarse cellen en met het oog op uitbreiding van resocialisatiemogelijkheden in de Nederlandse Antillen wordt elektronisch toezicht in augustus 2005, experimenteel voor een periode van èèn jaar, ingevoerd.

Elektronisch toezicht is een alternatief voor detentie, zonder daadwerkelijke celstraf, maar met begeleiding en onder toezicht van de reclassering. Elektronisch toezicht wordt als voorwaarde gesteld bij het verlenen van toestemming aan de gedetineerde voor verblijf buiten het gesticht (schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling en extramurale tenuitvoerlegging straf) en wordt immer vergezeld van een op maat gesneden programma. Aldus wordt in dit ontwerp drie mogelijkheden tezamen voorgesteld: Elektronisch toezicht als (a) schorsingsmodaliteit voor voorlopige hechtenis, als (b) sanctie (vrijheidsbeperking gekoppeld aan het voorwaardelijk gedeelte van een voorwaardelijke veroordeling) en als (c) executiemodaliteit (in het kader van detentiefasering). De onder letters (a) en (b) genoemde modaliteiten worden ook wel met de term voordeur aangeduid, hetgeen refereert naar de toepassing van elektronisch toezicht op degenen die nog niet in detentie zijn of waarvoor elektronisch toezicht bij rechterlijke uitspraak wordt opgelegd. Elektronisch toezicht bij de achterdeur is van toepassing indien de gedetineerde aan de hand van de pre-selectie criteria van zowel het gevangeniswezen alsook van de reclassering/voogdijraad, een positieve beoordeling kan verwachten en voorzover het strafrestant niet meer bedraagt dan achttien maanden.

De personen die voor elektronisch toezicht in aanmerking komen moeten beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats, schriftelijke toestemming van de meerderjarige huisgenoten en aanwezigheid van een telefoon- en stroomaansluiting. Tijdens het elektronisch toezicht draagt de deelnemer een zender in de vorm van een enkelband. De enkelband staat elektronisch in verbinding met een ontvanger die in zijn huis wordt geïnstalleerd. Via telefoon staat de ontvanger in verbinding met een computer op de centrale controle post bij het gesticht. De reclassering en voogdijraad stellen het programma samen. Het programma van de deelnemer wordt digitaal opgeslagen door de centrale contrôle post. Als de afwezigheid van de deelnemer niet overeenstemt met het afgesproken programma wordt een alarm gegeven. Vanuit de centrale controle post wordt dan contact opgenomen met de eilandelijke beveiligingsdienst die de afwezigheid van de deelnemer gaat onderzoeken. Zolang de bevoegdheid tot herroeping van het verblijf buiten het gesticht bestaat, kan de onder elektronisch toezicht gestelde persoon worden aangehouden. In geval van voordeur geschiedt de aanhouding op bevel van de officier of een hulpofficier van justitie en in geval achterdeur, in het belang der openbare orde, op bevel van het plaatselijk hoofd van politie van het eilandgebied, alwaar de onder toezicht gestelde zich bevindt, onder verplichting de Minister van Justitie daarvan onverwijld kennis te geven.

Teneinde uitvoering van het Project Elektronisch Toezicht zo soepel mogelijk te doen verlopen, is er tussen de eilandelijke beveiligingsdienst en het Korps Politie een samenwerkingsprotocol afgesloten.

Elektronisch toezicht geeft enerzijds een grote mate van vrijheid, doch doet anderzijds een enorm beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel en discipline van de deelnemer. Immers, als de afspraken niet worden nagekomen moet de overtreder zijn resterende straftijd alsnog uitzitten en kan het gevolgen hebben voor de toekenning van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling.

Bij de opzet van elektronisch toezicht is gebruik gemaakt van door bestaande wetgeving geboden toepassingsmogelijkheden. Dit geeft aan de betrokken instanties de ruimte om zich te concentreren op de effectiviteit en welslagen van dit resocialisatiemiddel.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Op grond van de in dit artikel verleende toestemming heeft zowel de reclasseringsambtenaar, de ambtenaar van de eilandelijke beveiligingsdienst (die tevens belast wordt met de aan- en afsluiting van de technische voorziening), als de opsporingsambtenaar toegang tot de woning of verblijfplaats van de deelnemer. Aldus wordt er geen inbreuk gedaan op een grondrecht.

De bevoegdheid tot het betreden van de woning houdt niet de bevoegdheid tot het doorzoeken hiervan in. Doel van het betreden is in beginsel slechts de controle van de technische voorziening en toebehoren of onderzoek naar de aanwezigheid van de deelnemer.

Artikelen 3, 4 en 5

Het verlof, geheel of gedeeltelijk onder voorwaarde van elektronisch toezicht geeft uitvoering aan artikel 39 van de Landsverordening Beginselen Gevangeniswezen (P.B. 1996, no 73). Het verblijf buiten het gesticht op grond van artikel 6 van dit ontwerp beschikking schort derhalve de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf niet op. Het verlof leidt dus naast uitbreiding van de resocialisatiemogelijkheden, tot een daadwerkelijke vermindering van de druk op het cellentekort met behoud van toezicht op de veroordeelde.

Elektronisch toezicht als executiemodaliteit is voorlopig slechts mogelijk voor de gedetineerde die buiten het gesticht verblijft, o.a. in familieverband. Aldus wordt nachtdetentie, waarbij de gedetineerde na verkregen toestemming van de minister arbeid buiten het gesticht verricht en daarna terugkeert, uitgesloten.

Artikel 9

Om effectief te zijn dient elektronisch toezicht in haar toepassing bij een gedetineerde in tijdsduur te worden beperkt. Er is gekozen voor een periode van zes maanden, aangezien in de praktijk in andere landen is gebleken dat de effectiviteit na een periode van zes maanden afneemt.

Dit sluit niet uit dat het elektronisch toezicht tussentijds kan worden onderbroken. Zulks doet zich voor bijvoorbeeld in een geval van opname in het ziekenhuis. Het elektronisch toezicht zal in haar geheel de termijn van zes maanden niet overschrijden.

Berekening duur Elektronisch Toezicht (ET) bij de achterdeur.

De berekening gaat uit van de bruto onvoorwaardelijke vrijheidstraf waarop de VI-aftrek wordt toegepast (indien dit op iemand van toepassing is).

Daarna wordt nagegaan of iemand met verlof kan gaan. Zo ja, dan wordt 15% toegepast op de bruto straf. De uitkomst in maanden is het verlof. Van dit verlof wordt minimaal één en maximaal zes maanden onder ET uitgevoerd. Verder kan het verlof (inclusief toepassing ET) niet langer duren dan achttien maanden. Bij verlof korter dan één maand wordt geen ET toegepast.

Straffen van 12 maanden bruto en minder komen niet in aanmerking voor verlof, maar wel voor VI. ET kan in die gevallen worden toegepast als bijzondere voorwaarde voor VI.

Voorbeelden:

I.Straf is 36 maanden bruto.

Indien VI: (1/3 van 36 maanden = 12 maanden) dan moet de persoon 24 maanden zitten, na aftrek van VI.

De verlofberekening is 15% van de bruto straf ( 15% van 36 maanden = 5,4 maanden) wat neerkomt op 5,4 maanden.

Dit betekent dat iemand met een door de rechter opgelegde vrijheidstraf van 36 maanden, in totaal 18,6 maanden moet zitten en 5,4 maanden verlof krijgt met toepassing van ET, waarbij de reclassering/voogdijraad het vrijhedenbeleid kan toepassen.

II. Straf is 10 jaar bruto (= 120 maanden).

Indien VI: (1/3 van 120 maanden = 40 maanden) dan moet de persoon 80 maanden zitten, na aftrek van VI.

De verlofberekening is 15% van de bruto straf ( 15% van 120 maanden = 18 maanden) wat neerkomt op 18 maanden.

Dit betekent dat iemand met een door de rechter opgelegde vrijheidstraf van 120 maanden in totaal 62 maanden moet zitten en 18 maanden verlof krijgt, waarvan maximaal zes maanden met toepassing van ET, waarbij de reclassering/voogdijraad het vrijhedenbeleid kan toepassen.

Artikel 11

De schorsing voorlopige hechtenis betreft schorsing van door de rechter in het kader van strafvordering bevolen vrijheidsbeneming (de bewaring, de gevangenneming en de gevangenhouding) op grond van artikel 111 Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

In geval van een strafzaak kan de rechter de schorsing hiervan (onder voorwaarde van toepassing van elektronisch toezicht) ambtshalve bevelen, of op vordering van de Officier van Justitie om o.a tegemoet te komen aan de studiemogelijkheden van een minderjarige of wegens celtekort. Uiteraard dient een en ander te worden getoetst aan rechtsbeginselen (w.o. die van proportionaliteit en rechtsgelijkheid).

Artikel 12

Elektronisch toezicht als voorwaarde bij veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf is een sanctiemodaliteit, welke door de rechter wordt bevolen. Bij dit bevel wordt tevens opdracht gegeven aan de reclassering om bijstand te verlenen conform artikel 17d, tweede lid, Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen. Gelet op het feit dat bij wetenschappelijke onderzoeken is gebleken, dat elektronisch toezicht toch als zwaar wordt ervaren is er voor gekozen om deze modaliteit alleen mogelijk te doen zijn bij veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf.

Elektronisch toezicht kan op elk gegeven moment tijdens de proeftijd van de veroordeelde worden opgestart, doch is beperkt tot een door de rechter bepaalde periode. Uiteraard vervalt de voorwaarde bij het verstrijken van de proeftijd.