LANDSVERORDENING van de 29ste April 1949 tot wijziging van de landsverordening van de 4de Februari 1949 (P.B. no. 15), tot regeling van de positie en bezoldiging, alsmede van de aanspraken op verlof en verlofsbezoldiging, wachtgeld en pensioen van de Griffier van de Staten

Geldend van 11-05-1949 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 08-06-1948

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 29ste April 1949 tot wijziging van de landsverordening van de 4de Februari 1949 (P.B. no. 15), tot regeling van de positie en bezoldiging, alsmede van de aanspraken op verlof en verlofsbezoldiging, wachtgeld en pensioen van de Griffier van de Staten

Artikel 1

De landsverordening van de 4de Februari 1949 (P.B. no. 15), tot regeling van de positie en bezoldiging, alsmede van de aanspraken op verlof en verlofsbezoldiging, wachtgeld en pensioen van de Griffier van de Staten, wordt gewijzigd als volgt:

I.in artikel 4 wordt in stede van „f. 10.440,--“ en „f. 8.352.—“ onderscheidenlijk gelezen „f. 10.800.—en „f. 8.640.—“;

II. artikel 5 wordt gelezen:

„1. Alle wettelijke regelingen in de zin van artikel 3 der Staatsregeling, welke voor de landsdienaren gelden en betrekking hebben op de in artikel 91 der Staatsregeling genoemde onderwerpen, zijn, voor zover hierin niet bij deze landsverordening is voorzien, op de Griffier van toepassing.

2.De Griffier kan, op voordracht van de Staten worden opgenomen in regelingen, welke geen wettelijke regelingen zijn als in het voorgaande lid bedoeld en niet algemeen voor de landsdienaren gelden.”.

III. Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 6 ingevoegd, luidende:

„Artikel 6

De uitvoering van alle op de Griffier toepasselijke regelingen geschiedt, voorzover betreft deze toepassing, in overleg met de Staten.”.

IV. Artikel 6 wordt artikel 7.

Artikel 2

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging en werkt terug tot en met de 8ste Juni 1948.