Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR143883
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR143883/1
LANDSVERORDENING van de 9de februari 1998 houdende regels inzake het beheer van de natuur en de bescherming van de daarin voorkomende dier- en plantsoorten (Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming)
Geldend van 10-10-2010 t/m heden
Intitulé
LANDSVERORDENING van de 9de februari 1998 houdende regels inzake het beheer van de natuur en de bescherming van de daarin voorkomende dier- en plantsoorten (Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming)HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
-
1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Minister: de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;
- b.
bestuurscollege: het bestuurscollege van elk der eilandgebieden;
- c.
eilandsraad: de eilandsraad van elk der eilandgebieden;
- d.
commissie: de commissie, genoemd in artikel 3;
- e.
beheersinstantie: de instantie bedoeld in artikel 5;
- f.
wetenschappelijke autoriteit: één of meer door de Minister aangewezen deskundigen of instanties;
- g.
inheemse fauna en flora: de in de Nederlandse Antillen of in de Nederlands-Antilliaanse wateren van nature voorkomende dieren en planten;
- h.
soort: elke soort, ondersoort of een geografisch geïsoleerde populatie van flora of fauna;
- i.
Verdrag van Ramsar: de op 2 februari 1971 te Ramsar tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats van watervogels (Trb. 1975, 84);
- j.
CITES-verdrag: de op 3 maart 1973 te Washington gesloten Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantsoorten, met bijlagen (Trb. 1975, 23) alsmede de Resoluties van de Conferentie van Partijen behorende bij dit verdrag;
- k.
Bonn-conventie: het op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, met bijlagen (Trb. 1981, 6);
- l.
SPAW-protocol: het op 18 januari 1990 te Kingston getekende protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten, met bijlagen (Trb. 1990, 115), behorende bij het op 24 maart 1983 te Cartagena de Indias gesloten Verdrag inzake de bescherming en ontwikkeling van het mariene milieu in het Caraïbisch gebied (Trb. 1983, 152);
- m.
Biodiversiteitsverdrag: het op 5 juni 1992 te Rio de Janeiro tot stand gekomen verdrag inzake de biologische diversiteit (Trb. 1992, 164);
- n.
Zeeschildpaddenverdrag: Inter-Amerikaans Verdrag inzake de bescherming en het behoud van zeeschildpadden, met Bijlagen; Caracas, 1 december 1996 (Trb. 1999, 45).
- a.
-
2. De geldende tekst van de in het eerste lid, onderdelen i tot en met n, genoemde verdragen liggen voor een ieder ter inzage bij de beheersinstantie en de commissie.
HOOFDSTUK II Taken en bevoegdheden van het Land
Artikel 2
-
1. De Minister stelt een maal per vijf jaren een landelijk natuurbeleidsplan vast, waarin mede uitvoering wordt gegeven aan de terzake aangegane internationale verplichtingen.
-
2. De Minister bereidt het natuurbeleidsplan voor in nauw overleg met het bestuurscollege.
-
3. Het natuurbeleidsplan bevat in elk geval:
- a.
de doelstellingen inzake de natuur en het landschap die in de planperiode moeten worden verwezenlijkt;
- b.
een overzicht van prioriteiten op het gebied van de natuur en het landschap, die binnen de planperiode dienen te worden aangepakt;
- c.
de bij de uitvoering van het beleid in aanmerking te nemen natuurbeschermingswaarden;
- d.
een lijst van nationale parken, zowel terrestrisch als marien, die bestaan uit bij eilandsverordening ingestelde natuurparken.
- a.
-
4. Bij het opstellen van het natuurbeleidsplan houdt de Minister rekening met de ruimtelijke ontwikkelingsplannen van de eilandgebieden.
-
5. Het natuurbeleidsplan strekt tot algemeen kader voor het natuurbeleid.
-
6. Jaarlijks doet de Minister vóór 1 september verslag van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het natuurbeleidsplan aan de Staten. Afschrift van dit verslag wordt mede aangeboden aan het bestuurscollege.
Artikel 3
-
1. Er is een Commissie natuurbeheer en bescherming.
-
2. De commissie heeft tot taak de Minister en het bestuurscollege desgevraagd of uit eigen beweging van advies te dienen over maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening.
-
3. De commissie bestaat uit vijf leden, waaronder een voorzitter. De leden van de commissie worden telkens voor een periode van vijf jaren benoemd.
-
4. Het bestuurscollege benoemt een lid en een plaatsvervangend lid. Het bestuurscollege kan het door hem benoemde lid en plaatsvervangende lid schorsen en ontslaan.
-
5. Jaarlijks kiest de commissie een voorzitter uit haar midden.
-
6. De directeur van het Departement Volksgezondheid en Milieuhygiëne of een door deze aan te wijzen medewerker is secretaris van de commissie.
Artikel 4
-
1. De commissie stelt een reglement op met betrekking tot haar werkwijze. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Minister.
-
2. De commissie is bevoegd voor haar werkzaamheden een beroep te doen op deskundigen, met dien verstande dat de door deze in rekening te brengen honoraria en overige kosten voorafgaande goedkeuring behoeven van de Minister.
-
3. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een door de Minister vast te stellen vergoeding.
-
4. De leden van de commissie, hun plaatsvervangers en de secretaris wordt vergund zonodig reis- en verblijfkosten te declareren overeenkomstig de regels vermeld in de Beschikking van de 20ste juni 1933, no. 700, houdende vaststelling van een regeling der vergoeding voor reis- en teerkosten, gelijk mede voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen (P.B. 1958, no. 153).
-
5. De uitgaven die voortvloeien uit het tweede, derde en vierde lid komen ten laste van de begroting van de Nederlandse Antillen.
-
6. Het Landsbesluit Vliegrisico's 1952 (P.B. 1952, no. 10) is op de leden van de commissie, hun plaatsvervangers en de secretaris van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
-
1. De Minister wijst een beheersinstantie aan.
-
2. De beheersinstantie:
- a.
is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel III, tweede lid, onderdelen b, en c, derde lid, onderdeel c, vierde lid, onderdeel b, vijfde lid, onderdelen b en c, artikel IV, tweede lid, onderdelen b en c, vijfde lid, onderdelen a en b, zesde lid, onderdeel b, artikel V, tweede lid, onderdelen a en b, vierde lid, artikel VI, zesde en zevende lid, artikel VII, tweede, derde, vijfde en zesde lid, en artikel 8, zevende lid, van het CITES-verdrag, overeenkomstig de desbetreffende of overige voorschriften terzake;
- b.
is bevoegd tot het verstrekken van vergunningen en certificaten krachtens de bepalingen van de artikelen III, IV en V van het CITES-verdrag, het toestaan van de uitzondering, bedoeld in artikel VII, zevende lid, van het CITES-verdrag en het verlenen van de in dat lid bedoelde machtiging, overeenkomstig de desbetreffende of overige voorschriften terzake.
- c.
heeft tot taak het bijhouden van de volgende registers:
- 1.
een register van in de Nederlandse Antillen gehouden of in bezit zijnde soorten, opgenomen in bijlage 1 van het CITES-verdrag en de Bonn-conventie en bijlagen 1 en 2 van het SPAW-protocol;
- 2.
een register in de Nederlandse Antillen overeenkomstig het voorschrift, bedoeld in Artikel VIII, zesde lid, onderdelen a en b, van het CITES-verdrag;
- 3.
een register van personen die diersoorten of plantensoorten, opgenomen in de bijlagen van het CITES-verdrag, in gevangenschap doen voorttelen onderscheidenlijk kweken.
- 1.
- a.
-
3. De beheersinstantie verstrekt van elke registratie in de registers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, ten 1, een bewijs.
-
4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voor de registers bedoeld in het tweede lid, regels gesteld met betrekking tot de inhoud, de vorm en het beheer, alsmede met betrekking tot de gegevens en bescheiden die bij de aanmelding voor opneming in de registers dienen te worden verstrekt.
-
5. De beheersinstantie is bevoegd voor haar taken, bedoeld in het tweede en derde lid, vergoedingen in rekening te brengen die bij ministeriële beschikking met algemene werking worden vastgesteld.
Artikel 6
-
1. De Minister wijst één of meer deskundigen of instanties aan als wetenschappelijke autoriteit.
-
2. De wetenschappelijke autoriteit heeft de volgende taken:
- 1.
het afgeven van de verklaringen, bedoeld in artikel III, tweede lid, onderdeel a, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, alsmede artikel IV, tweede lid, onderdeel a en zesde lid, onderdeel a, van het CITES-verdrag;
- 2.
het houden van voortdurend toezicht en de inkennisstelling, bedoeld in artikel IV, derde lid, van het CITES-verdrag;
- 3.
het geven van advies als bedoeld in artikel VIII, vierde lid, onderdeel c, van het CITES-verdrag;
- 4.
het desgevraagd adviseren van de Minister, het bestuurscollege, de beheersinstantie alsmede de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 18, eerste lid, over:
- a.
de identificatie van specimens als bedoeld in artikel 7, of soorten als bedoeld in artikel 8; en
- b.
alle andere aangelegenheden betrekking hebbende op het natuurbeheer en de natuurbescherming die hem om advies worden voorgelegd.
- a.
- 1.
-
3. De wetenschappelijke autoriteit is bevoegd voor haar taken als bedoeld in het tweede lid, vergoedingen in rekening te brengen die bij ministeriële beschikking met algemene werking worden vastgesteld.
Artikel 7
In de artikelen 7A, 7B, 11, 15 en 35, alsmede de daarop berustende bepaling wordt verstaan onder:
- a.
specimen: specimen als bedoeld in artikel I, onderdeel b, van het CITES-verdrag;
- b.
invoer: iedere handeling die kennelijk rechtstreeks is gericht op het bewerkstelligen van het binnen het grondgebied van de Nederlandse Antillen brengen.
- c.
uitvoer: iedere handeling die kennelijk rechtstreeks is gericht op het bewerkstelligen van het buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen brengen.
- d.
wederuitvoer: de uitvoer van hetgeen tevoren is ingevoerd;
- e.
handel: de uitvoer, de wederuitvoer, de invoer en het inbrengen vanuit de zee voortkomende dieren en planten;
- f.
aanvoer van uit de zee voortkomen de planten en dieren: het tot binnen de grenzen van de Nederlandse Antillen vervoeren van specimens van soorten, opgenomen in de bijlagen van het CITES-verdrag, die zijn gehaald uit zeegebied dat niet tot het rechtsgebied van de Nederlandse Antillen behoort;
- g.
doorvoer: de uitvoer van elk tevoren ingevoerd specimen zonder dat dit in het vrije verkeer is gebracht.
Artikel 7A
-
1. Handel in specimens, opgenomen in Bijlage I, II of III van het CITES-verdrag, moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van onderscheidenlijk artikel III, IV of V van dit verdrag, onverminderd de uitzonderingsgevallen van artikel VII, tweede, derde, vijfde en zesde lid, van het CITES-verdrag.
-
2. Bij doorvoer of overlading als bedoeld in artikel VII van het CITES-verdrag, moet een specimen voorzien zijn van een uitvoer-, wederuitvoer- of aanvoervergunning of -certificaat die in overeenstemming met de bepalingen van artikel VI van het CITES-verdrag is afgegeven.
-
3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gegeven ter uitvoering van het CITES-verdrag. Een zodanig landsbesluit kan worden uitgevaardigd op verzoek van een eilandgebied
Artikel 7B
-
1. Bij handel als bedoeld in artikel 7A, eerste lid, moeten de krachtens de bepalingen van de artikelen III, IV en V van het CITES-verdrag verstrekte vergunningen en certificaten in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel VI van dit verdrag.
-
2. Vergunningen of certificaten kunnen worden ingetrokken, indien:
- a.
de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen waaronder deze zijn verleend, niet worden nageleefd;
- b.
de gegevens, verstrekt ter verkrijging van de vergunning of het certificaat, zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag afwijzend of anders zou zijn beschikt, indien bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest.
- a.
-
3. Het model, bedoeld in Bijlage IV van het CITES-verdrag, betreffende vergunningen en certificaten worden bij ministeriële beschikking met algemene werking vastgesteld.
-
4. De regels opgenomen in de Resoluties van het CITES-verdrag met betrekking tot vergunningen en certificaten bedoeld in de artikelen van dit verdrag zijn van toepassing.
Artikel 8
In de artikelen 8A, 8B, 10, tweede lid, 13 en 15, alsmede de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
uitstervende soorten: soorten als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het SPAW-protocol;
- b.
bedreigde soorten: soorten als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van het SPAW-protocol;
- c.
beschermde soorten: soorten als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van het SPAW-protocol;
- d.
endemische soorten: soorten als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het SPAW-protocol;
- e.
Wetenschappelijke en Technische Raadgevende Commissie: als bedoeld in artikel 20 van het SPAW-protocol.
Artikel 8A
-
1. Het is verboden handelingen of aktiviteiten te verrichten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van het SPAW-protocol, ter zake van plantensoorten, opgenomen in Bijlage I van dat protocol, en zaden, delen of produkten van deze plantensoorten.
-
2. Het is verboden handelingen of aktiviteiten te verrichten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van het SPAW-protocol, ter zake van diersoorten, opgenomen in Bijlage II van dat protocol, en eieren, delen of produkten van deze diersoorten.
-
3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gegeven ter zake van:
- a.
de planten- of diersoorten, opgenomen in Bijlage III van het SPAW-protocol, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, onderdeel c, van dat protocol; en
- b.
andere aangelegenheden ter uitvoering van het SPAW-protocol, onverminderd het bepaalde in artikel 13, eerste lid, jo. artikel 15, derde lid, van deze landsverordening.
- a.
Artikel 8B
Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen ten aanzien van de verboden, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het SPAW-protocol, vrijstellingen worden verleend als bedoeld in artikel 11, tweede lid, en artikel 14 van dat protocol, nadat de Wetenschappelijke en Technische Raadgevende Commissie in evengenoemd artikel 11, tweede lid, de gegrondheid van de te verlenen vrijstellingen positief heeft beoordeeld.
Artikel 8C
-
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, derde lid, van deze landsverordening kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gegeven ter uitvoering van het Verdrag van Ramsar, de Bonn-conventie, het Biodiversiteitsverdrag en het Zeeschildpaddenverdrag.
-
2. Bij een landsbesluit als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat de eilandsraad zorgdraagt voor aangelegenheden vermeld in de in het eerste lid bedoelde verdragen onder opneming van een voorziening, bedoeld in artikel 15, derde lid, van deze landsverordening.
Artikel 8D
-
1. Buiten de territoriale wateren, doch binnen de visserijzone, bedoeld in artikel 1 van de Visserijlandsverordening (P.B. 1991, no. 74), heeft het Land dezelfde taken en bevoegdheden als die, welke voor de eilandgebieden zijn vastgesteld in de artikelen 10 tot en met 14.
-
2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen aanvullende beheersregels worden vastgesteld ter behoud van de natuur en het milieu van het gebied, bedoeld in het eerste lid.
-
3. In de visserijzone, bedoeld in het eerste lid, of in exclusieve economische zone kunnen beschermde gebieden worden ingesteld.
HOOFDSTUK III Taken en bevoegdheden van de eilandgebieden
Artikel 9
-
1. Het bestuurscollege stelt een maal per vijf jaren een eilandelijk natuurplan vast.
-
2. Het natuurplan behoeft de goedkeuring van de eilandsraad.
-
3. Het natuurplan bevat in ieder geval:
- a.
de uitgangspunten van het eilandelijk natuurbeleid voor de planperiode, met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen op het gebied van het natuurbeheer en bescherming alsmede uit het natuurbeleidsplan, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- b.
een overzicht van de actiepunten die in de planperiode zullen worden verwezenlijkt, alsmede de termijn waarbinnen dit zal plaatsvinden.
- a.
-
4. Jaarlijks doet het bestuurscollege vóór 1 juni verslag van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het natuurplan aan de eilandsraad en de Minister.
-
5. Bij het opstellen van het natuurplan draagt het bestuurscollege zorg dat dit is afgestemd op het natuurbeleidsplan.
Artikel 10
-
1. De eilandsraad stelt, voor zover mogelijk, natuurparken in.
-
2. Voor zover deze natuurparken betreffen parken als bedoeld in het Verdrag van Ramsar, het SPAW-protocol of het Biodiversiteitsverdrag, zijn de hieraan in deze verdragen gestelde eisen van toepassing.
-
3. De eilandsraad die een zodanig natuurpark heeft ingesteld, geeft hiervan kennis aan de Minister met vermelding van de ter zake relevante informatie.
-
4. De Minister draagt de gemelde natuurparken voor bij het desbetreffende uitvoerende bureau dat bij deze verdragen is ingesteld, met het verzoek tot opname in de bij dat verdrag horende lijst van beschermde gebieden.
Artikel 11
-
1. De eilandsraad draagt zorg voor de beheersmaatregelen voor en de bescherming van soorten die vermeld zijn in de bijlagen van het Zeeschildpaddenverdrag.
-
2. De eisen die hiervoor krachtens het in het eerste lid genoemde verdrag gelden, zijn van toepassing.
Artikel 12
-
1. De eilandsraad draagt zorg voor de bescherming van en de beheersmaatregelen voor soorten die vermeld zijn in de bijlagen van de Bonn-conventie.
-
2. De eisen die hiervoor krachtens het in het eerste lid genoemde verdrag gelden, zijn van toepassing.
Artikel 13
-
1. De eilandsraad draagt zorg voor de bescherming van en de beheersmaatregelen voor soorten die vermeld zijn in de bijlagen van het SPAW-protocol.
-
2. De eisen die hieraan krachtens het in het eerste lid genoemde verdrag gesteld worden, zijn van toepassing.
Artikel 14
-
1. De eilandsraad draagt zorg voor de bescherming van de biologische diversiteit, het verantwoord gebruik van haar componenten en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die uit het gebruik van genetische bronnen voortvloeien.
-
2. De eisen die hiervoor krachtens het Biodiversiteitsverdrag gelden, zijn van toepassing.
Artikel 15
-
1. De eilandsraad stelt uiterlijk twee jaren na inwerkingtreding van deze landsverordening voorschriften vast ter uitvoering van de verplichtingen die voor de eilandgebieden voortvloeien uit deze landsverordening.
-
2. Op verzoek van een bestuurscollege kan de Minister geheel of gedeeltelijk voorzien in faciliteiten, middelen en bijstand, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze landsverordening en de daaruit voortvloeiende regelgeving in het desbetreffende eilandgebied.
-
3. Voorzover de eilandsraad nalaat de in het eerste lid genoemde voorschriften binnen de aldaar genoemde termijn vast te stellen, wordt daarin uiterlijk 2 jaar na afloop van die termijn, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gehoord het desbetreffende bestuurscollege, voorzien.
HOOFDSTUK 5 Toezicht en opsporing
Artikel 16
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren of personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.
-
2. Voor zover het in het eerste lid bedoelde toezicht betrekking heeft op de naleving van door de eilandgebieden ter uitvoering van deze landsverordening gestelde voorschriften, wordt dit toezicht mede uitgeoefend door ambtenaren of personen die daartoe door het bestuurscollege worden aangewezen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin door het desbetreffende eilandgebied gebruikelijk officiële berichten worden bekendgemaakt.
-
3. De krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;
- d.
alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;
- e.
vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;
- f.
woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.
- a.
-
4. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het derde lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
-
5. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het derde lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging, indien het betreft de krachtens het eerste lid aangewezen personen, wordt verleend door de procureur-generaal en, indien het betreft de krachtens het tweede lid aangewezen personen, de gezaghebber.
-
6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen.
Artikel 17
-
1. Een ieder is verplicht aan toezichthouders alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.
-
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.
Artikel 18
-
1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren of personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.
-
2. Voor zover de in het eerste lid bedoelde opsporing betrekking heeft op feiten die zijn strafbaar gesteld in de door de eilandgebieden ter uitvoering van deze landsverordening gestelde voorschriften, wordt de opsporing mede uitgeoefend door ambtenaren of personen die daartoe door het bestuurscollege worden aangewezen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin door het desbetreffende eilandgebied gebruikelijk officiële berichten worden bekendgemaakt.
-
3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen ambtenaren of personen dienen te voldoen.
Artikel 19
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
HOOFDSTUK 6 Sancties
§ 1. Bestuursdwang
Artikel 20
De Minister en het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, zijn bevoegd tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het verrichten van hetgeen in strijd met de in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Artikel 21
-
1. Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang wordt op schrift gesteld en geldt als een beschikking.
-
2. De bekendmaking ervan geschiedt aan de overtreder en eventuele andere belanghebbenden.
-
3. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. De te nemen maatregelen worden in de beschikking vermeld.
-
4. Geen termijn behoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
-
5. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de Minister of het bestuurscollege de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet van te voren opschrift kan zetten, zorgt deze alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.
Artikel 22
-
1. De overtreder is de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
-
2. De beschikking vermeldt dat de toepassing van de bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt.
-
3. Indien de kosten geheel of gedeeltelijk niet ten laste van de overtreder zullen worden gebracht, wordt zulks in de beschikking vermeld.
-
4. Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 21, derde lid, is verstreken.
-
5. De kosten zijn ook verschuldigd indien de bestuursdwang door opheffing van de onwettige situatie niet of niet volledig is uitgevoerd.
Artikel 23
-
1. De Minister of het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, kan van de overtreder bij dwangbevel de verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten invorderen.
-
2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van de Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen.
-
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen of het desbetreffende eilandgebied.
-
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van het de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen of het desbetreffende eilandgebied kan de rechter in eerste aanleg de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Artikel 24
De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, zijn bevoorrecht op de zaak ten aanzien waarvan zij zijn besteed en worden na de kosten, bedoeld in artikel 1165, onder 4, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen uit de opbrengst van de zaak betaald.
Artikel 25
Om aan een besluit tot toepassing van bestuursdwang uitvoering te geven, zijn de artikelen 16, derde tot en met vijfde lid en 17 van overeenkomstige toepassing op door de Minister of het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, aan te wijzen personen.
Artikel 26
De Minister of het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, zijn bevoegd gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarop bevindt, te verzegelen.
Artikel 27
-
1. Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist.
-
2. Indien zaken zijn meegevoerd en opgeslagen, doen de Minister of het desbetreffende bestuurscollege daarvan proces-verbaal opmaken, waarvan afschrift wordt verstrekt aan de belanghebbende.
-
3. De Minister en het desbetreffende bestuurscollege dragen zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
-
4. De Minister en het desbetreffende bestuurscollege zijn bevoegd de afgifte op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, zijn de Minister en het bestuurscollege bevoegd de afgifte op te schorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.
Artikel 28
-
1. De Minister en het bestuurscollege, indien het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, zijn bevoegd, indien een opgeslagen zaak niet binnen drie maanden na de opslag kan worden teruggegeven, deze te verkopen of, indien verkoop naar hun oordeel niet mogelijk is, de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen.
-
2. Gelijke bevoegdheid hebben de Minister en het desbetreffende bestuurscollege ook binnen die termijn, zodra de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.
-
3. Verkoop, eigendomsoverdracht of vernietiging vinden niet plaats binnen twee weken na de verstrekking van het afschrift van het proces-verbaal betreffende het meevoeren en opslaan, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige stoffen betreft.
-
4. Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was, recht op de opbrengst van het goed onder aftrek van de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten van de verkoop.
§ 2. Dwangsom
Artikel 29
-
1. De Minister en het bestuurscollege, indien het betreft overtreding van eilandelijke voorschriften, kunnen in plaats van bestuursdwang toe te passen aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Voor het opleggen van een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het overtreden voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
-
2. De Minister of het desbetreffende bestuurscollege stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of op een bedrag per overtreding van de last. Zij stellen tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
-
3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken of het beëindigen van een overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Artikel 30
-
1. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de rechtspersoon de Nederlandse Antillen of het desbetreffende eilandgebied.
-
2. De Minister en het desbetreffende bestuurscollege kunnen bij dwangbevel het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen. Artikel 22, tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31
-
1. De Minister of het desbetreffende bestuurscollege kunnen op verzoek van de overtreder de dwangsom opheffen of de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
-
2. De Minister of het desbetreffende bestuurscollege kunnen op verzoek van de overtreder de dwangsom opheffen indien de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd.
Artikel 32
-
1. De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van één jaar na de dag waarop zij zijn verbeurd.
-
2. De verjaring wordt geschorst door faillissement en ieder wettelijk beletsel voor invordering van de dwangsom.
§ 3. Strafbepalingen
Artikel 33
-
1. Handelen in strijd met de voorschriften gegeven bij of krachtens de artikelen 7A, 7B, 8A, 8B en 8C of krachtens artikel 15, en overtreding van de verboden gegeven bij of krachtens de artikelen 7A, 7B, 8A, 8B en 8C of krachtens artikel 15, wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij geldboete van ten hoogste NAF. 1.000.000,--, hetzij beide straffen.
-
2. Handelen in strijd met de voorschriften gegeven bij of krachtens de artikelen 7A, 7B, 8A, 8B en 8C of krachtens artikel 15, en overtreding van de verboden gegeven bij of krachtens de artikel 7A, 7B, 8A, 8B en 8C of krachtens artikel 15, wordt, voor zover niet opzettelijk begaan, gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, hetzij geldboete van ten hoogste NAF. 100.000,--, hetzij beide straffen.
-
3. Handelen in strijd met de bij de artikelen 17, eerste lid, en 19 gegeven voorschriften wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste zes maanden, hetzij een geldboete van NAF. 25.000,--, hetzij beide straffen.
-
2. Overtreding van het in de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, gestelde verbod wordt, voor zover niet opzettelijk begaan, gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.
-
3. Overtreding van de krachtens artikel 15 te stellen verboden wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste een miljoen gulden, hetzij met beide straffen.
-
4. Overtreding van de krachtens artikel 15 te stellen verboden wordt, voor zover niet opzettelijk begaan, gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste een jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.
-
5. Handelen in strijd met artikel 17 alsmede met de overige krachtens artikel 15 te geven voorschriften wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van vijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.
Artikel 34
De in artikel 33, eerste en derde lid, strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven; de overige in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 35
-
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 35, 36 en 38b tot en met 38d van het Wetboek van strafrecht van de Nederlandse Antillen worden alle, onverschillig waar, ongeoorloofd aanwezig bevonden specimens, verbeurd verklaard of aan het verkeer onttrokken.
-
2. Verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken specimens worden, met inachtneming van de door de Minister gestelde regels, in beheer gegeven aan een daarbij aan te wijzen persoon of instelling.
-
3. Verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken levende specimens als bedoeld in het eerste lid worden met inachtneming van door de Minister te stellen regels teruggezet in de natuur.
-
4. Verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken levende specimens die afkomstig zijn uit een lidstaat, worden op kosten van de eigenaar, de vervoerder, de importeur of diens gemachtigde hetzij teruggezonden naar die lidstaat, hetzij verzonden naar een andere lidstaat indien naar het oordeel van de Minister aldaar een passender omgeving voor het specimen is gewaarborgd.
-
5. Verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken levende specimens die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, worden op kosten van de eigenaar, de vervoerder, de importeur of diens gemachtigde hetzij in de Nederlandse Antillen in een door de Minister te bepalen passende omgeving ondergebracht, hetzij verzonden naar een lidstaat waar naar het oordeel van de Minister een passender omgeving voor het specimen is gewaarborgd.
-
6. In het uiterste geval kan de Minister gelasten dat verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken levende specimens op kosten van de eigenaar, de vervoerder, de importeur of diens gemachtigde, worden vernietigd met inachtneming van door de Minister te stellen regels.
-
7. Verbeurd verklaarde of aan het verkeer onttrokken dode specimens worden op kosten van de eigenaar, de vervoerder, de importeur of diens gemachtigde vernietigd. In bijzondere gevallen kan de Minister afwijken van de eerste volzin, mits verzekerd is, dat het desbetreffende goed nimmer in het economisch verkeer kan komen.
-
8. Ten aanzien van hetgeen krachtens het vierde, vijfde, zesde of zevende lid, verschuldigd is, zijn de artikelen 22 en 23 van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 7 Beroep
[vervallen]
HOOFDSTUK 8 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 38
-
1. Het landelijk natuurbeleidsplan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt voor de eerste keer vastgesteld uiterlijk één jaar na het in werking treden van deze landsverordening.
-
2. Het eilandelijk natuurplan, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt voor de eerste keer vastgesteld uiterlijk twee jaren na het in werking treden van deze landsverordening.
-
3. Indien het bestuurscollege nalaat binnen de in het tweede lid genoemde termijn het eilandelijk natuurplan vast te stellen, stelt de gezaghebber dit, al dan niet na een aanwijzing van de Gouverneur als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, vast.
Artikel 39
-
1. Ingetrokken worden:
- a.
de landsverordening van den 11den april 1942, houdende verbod tot uitvoer van aloëplanten (P.B. 1942, no.84);
- b.
de landsverordening van de 19den juli 1976 tot bescherming van mariene gebieden (P.B. 1976, no. 157);
- c.
het Landsbesluit in- en uitvoerverbod bedreigde dieren en planten (P.B. 1992, no. 1).
- a.
-
2. Artikel 1, onderdeel b, van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 3den maart 1960 (P.B. 1960, no. 25) ter uitvoering van de artikelen 1 en 6 van de Uitvoerverbodenverordening 1944 (P.B. 1944, no. 117) vervalt.
-
3. *De landsverordening van de 20sten juli 1926, tot bescherming van diersoorten, nuttig voor land- en ooftbouw of die langzamerhand uitsterven en op welker voortbestaan prijs wordt gesteld (P.B. 1926, no. 60), wordt met ingang van het tijdstip waarop voor een eilandgebied de in artikel 15 van deze landsverordening bedoelde eilandsverordening van kracht is geworden voor dat eilandgebied ingetrokken.
Artikel 40
-
1. De verboden in artikel 8A, eerste en tweede lid, of krachtens het derde lid, onderdeel a, gelden niet voor het onder zich hebben van soorten, opgenomen in de Bijlagen I en II van het SPAW-protocol die men onder zich heeft op het tijdstip waarop deze landsveror-dening in werking treedt.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is eenieder die een soort, opgenomen in Bij-lage I van het CITES-verdrag en in de Bijlagen I en II van het SPAW-protocol, onder zich heeft, verplicht deze, binnen zes maanden na het tijdstip waarop deze landsverordening in werking treedt te registeren of te doen registreren in het register, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, ten eerste.
Artikel 41
Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
Artikel 42
Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl