LANDSVERORDENING houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (Trb. 1933, nr. 364)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (Trb. 1933, nr. 364)

Algemene bepaling

Artikel 1

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het verdrag: het op 31 mei 1932 te Londen tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (Trb. 1933, nr. 364);

    • b.

      de bevoegde Nederlandse consulaire ambtenaar: de Nederlandse consul-generaal te Londen of degene, die hem vervangt.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het bepaalde in deze verordening is een vertaling in het Nederlands van in de Engelse taal gestelde explooten en stukken niet verplicht.

Mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in Sint Maarten

Artikel 2

Oordeelt het Gerecht in eerste aanleg waaraan een aanvraag om mededeling van enig stuk overeenkomstig artikel 3 van het verdrag is toegezonden of doorgezonden, dat het geval, bedoeld bij letter f van dat artikel, aanwezig is, dan zendt hij de bescheiden onder opgave van redenen aan de Minister van Justitie, die zo nodig, na nader onderzoek, beslist.

Artikel 3

  • 1. De mededeling van enig stuk door het Gerecht in eerste aanleg ingevolge artikel 3 van het verdrag geschiedt door eenvoudige afgifte tegen bewijs van ontvangst.

  • 2. Is bij de aanvraag om mededeling van het stuk verzocht deze op een bijzondere wijze te doen geschieden, dan volgt het Gerecht in eerste aanleg deze wijze van mededeling, mits deze niet in strijd is met het geldende recht.

Artikel 4

Alle stukken, opgemaakt om gevolg te geven aan het verzoek om mededeling van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk, zijn vrij van de rechten van zegel en registratie.

Mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken vanuit Sint Maarten

Artikel 5

  • 1. Om overeenkomstig artikel 3 van het verdrag enig stuk te doen mededelen wordt, in afwijking van het bepaalde bij artikel 5, onder 7º, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het exploot steeds gedaan aan het Gerecht in eerste aanleg, met dien verstande, dat:

    • -

      indien het exploot een rechtsgeding betreft te voeren of aanhangig voor het Gerecht in eerste aanleg of het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hierna te noemen: het Hof, het gedaan wordt aan het Gerecht in eerste aanleg;

    • -

      indien het exploot niet reeds een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, het ook gedaan wordt aan het Gerecht in eerste aanleg.

  • 2. Onverminderd de vereisten bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor het exploot gesteld, zullen daarbij in ieder geval worden vermeld de volledige namen, het adres, en de hoedanigheid van degene voor wie het stuk bestemd is. Tevens wordt vermeld, dat het exploot overeenkomstig artikel 3 van het verdrag moet worden meegedeeld, met opgave of een bijzondere wijze van mededeling wordt verlangd.

  • 3. Het exploot is vergezeld van twee getekende afschriften en van vertalingen van deze drie bescheiden. De vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëdigd vertaler. Wordt bij het exploot een afzonderlijk stuk betekend, dan geldt het bepaalde omtrent afschriften en vertalingen ook voor dit afzonderlijk stuk.

Artikel 6

Het Gerecht in eerste aanleg kan, als waarborg voor de kosten, ter zake van de mededeling te maken, een door hem te begroten voorschot van de deurwaarder vragen.

Artikel 7

  • 1. Het Gerecht in eerste aanleg zal het exploot met “gezien” tekenen en de in het laatste lid van artikel 5 van deze landsverordening bedoelde afschriften met vertalingen, ter verdere behandeling doen toekomen aan de bevoegde Nederlandse consulaire ambtenaar. Hij verzoekt deze ambtenaar tevens de vertalingen voor overeenstemmend te verklaren.

  • 2. Is aan de artikelen 5 en 6 van deze landsverordening niet voldaan, dan weigert het Gerecht in eerste aanleg de mededeling van de stukken, echter niet dan na getracht te hebben de naleving van die artikelen zoveel mogelijk te bevorderen.

Artikel 8

  • 1. Het Gerecht in eerste aanleg ontvangt het bewijsstuk, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van het verdrag, van de Nederlandse consulaire ambtenaar.

  • 2. Het Gerecht in eerste aanleg kan weigeren dit bewijs aan belanghebbenden af te geven, zolang niet het gehele bedrag van de kosten, ter zake van de mededeling gemaakt, voldaan is.

Artikel 9

Verschijnt de gedaagde op de betekende rechtsdag niet, dan zal, indien de eiser het bewijsstuk, bedoeld in het vorige artikel, nog niet ontvangen heeft, de rechter op verzoek van de eiser het verlenen van verstek en de behandeling van de zaak tot een volgende zitting aanhouden.

Rogatoire commissies door de rechter uit te voeren

Artikel 10

  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 11 geeft het Gerecht in eerste aanleg aan de rogatoire commissie uitvoering.

  • 2. [vervallen]

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

Artikel 11

  • 1. Het Hof kan beslissen zelf de rogatoire commissie uit te voeren, ingeval de aard van deze commissie daartoe aanleiding geeft.

  • 2. Oordeelt het Gerecht in eerste aanleg dat er reden kan zijn tot toepassing van het vorige lid, dan vraagt hij de beslissing van het Hof.

Artikel 12

Oordeelt het Gerecht in eerste aanleg dat het geval, bedoeld in onderdeel f van artikel 7 van het verdrag, aanwezig is, dan vindt artikel 2 van deze landsverordening overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

Indien een persoon, die ter zake van een rogatoire commissie moet worden gehoord, niet vrijwillig verschijnt, geschiedt zijn oproeping op verzoek van de rechterlijke autoriteit, die de commissie uitvoert.

Artikel 14

Zodra de rechter de rogatoire commissie heeft afgedaan, zendt hij de ontvangen stukken aan de betrokken buitenlandse autoriteit terug, vermeerderd met de stukken, waaruit van de uitvoering blijkt en met een opgave van kosten als bedoeld in onderdeel b van artikel 10 van het verdrag.

Artikel 15

Alle stukken, ter zake van de uitvoering van rogatoire commissies opgemaakt, zijn vrij van de rechten van zegel en van registratie.

Rogatoire commissies door de rechter opgedragen

Artikel 16

  • 1. Indien een rogatoire commissie door de rechter overeenkomstig artikel 7 van het verdrag wordt opgedragen, zendt hij de stukken ter verdere behandeling aan de bevoegde Nederlandse consulaire ambtenaar. De zich bij die stukken bevindende vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëdigd vertaler.

  • 2. De rechter verzoekt de consulaire ambtenaar tevens de vertalingen voor overeenstemmend te verklaren.

Artikel 17

De kosten, die ter zake van de uitvoering van een rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag in rekening worden gebracht, vormen een deel van de proceskosten, waaromtrent volgens het gemene recht door de rechter uitspraak wordt gedaan.

Artikel 18

De rechter stelt, indien een rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag opgedragen is, na ontvangst van de stukken, de dag vast, waarop de zaak weer op de rol zal worden opgeroepen.

Artikel 19

Het proces-verbaal van de uitvoering van een rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag heeft gelijke kracht als dat van de rechter.

Slotbepaling

Artikel 20

[regelt de inwerkingtreding]