Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent toekenning pensioen aan onderwijzend personeel Verordening regelende de toekenning van pensioen aan het onderwijzend personeel van de door de gemeente gesubsidieerde bijzondere kleuterscholen gevestigd te Leiden

Geldend van 01-01-1953 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1952

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent toekenning pensioen aan onderwijzend personeel Verordening regelende de toekenning van pensioen aan het onderwijzend personeel van de door de gemeente gesubsidieerde bijzondere kleuterscholen gevestigd te Leiden

Artikel 1

Aan het onderwijzend personeel, werkzaam bij het door de gemeente gesubsidieerde bijzonder kleuteronderwijs, waarvan de jaarwedden krachtens de subsidieregeling voor vergoeding in aanmerking komen, wordt met inachtneming van de volgende artikelen een recht op pensioen ten laste der gemeente toegekend, zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen der Pensioenwet 1922 (Staatsblad 240).

Artikel 2

Als diensttijd, welke voor toekenning van pensioen medetelt, komt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in aanmerking de tijd, welke boven de 18jarige leeftijd bij het bijzonder kleuteronderwijs in de gemeente Leiden is doorgebracht en waarover de in artikel 3 genoemde bijdrage is of wordt betaald.

De diensttijd, doorgebracht voor 1 januari 1952, telt slechts mede voor de leden van het ongehuwde onderwijzend personeel, die op dit tijdstip in dienst waren en op de datum van vaststelling dezer verordening nog in dienst zijn, mits zij voor 1 april 1953 een daartoe strekkend verzoek bij burgemeester en wethouders indienen en de door dat College verlangde gegevens met betrekking tot de diensttijd verstrekken.

Artikel 3

Door het personeel is over de voor toekenning van pensioen in aanmerking komende diensttijd aan de gemeente per jaar een bijdrage verschuldigd, berekend naar 2% der jaarwedde, vermeerderd met 5 1/2% van de jaarwedde, beperkt tot ƒ 3.000,, met dien verstande, dat over de diensttijd, vervuld voor 1 januari 1952, een bijdrage is verschuldigd, berekend naar 2% per jaar van de jaarwedde op de datum van het in werking treden dezer verordening. Onder jaarwedde wordt in dit artikel verstaan de wedde in de zin van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad 240), voorzover die voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komt.

Artikel 4

De betaling van de in artikel 3 genoemde bijdrage geschiedt door middel van inhouding op de jaarwedde en, zo nodig, op het pensioen. De inhouding van de over het jaar 1952 verschuldigde bijdrage geschiedt in drie zoveel mogelijk gelijke termijnen in de jaren 1953 tot en met 1955; de inhouding van de bijdrage, verschuldigd over diensttijd, vervuld voor het in werking treden van deze verordening, heeft plaats in tien zoveel mogelijke gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste verschijnt in 1956. Op verzoek van belanghebbende kan inhouding in een korter tijdvak plaats vinden.

Artikel 5

Indien, behalve op een pensioen ingevolge deze verordening, nog aanspraak bestaat op een pensioen uit anderen hoofde (uitkeringen ingevolge een verzekering ter zake van ouderdom of invaliditeit hieronder begrepen) en de som van de pensioenen, eventueel verminderd met de inhouding, bedoeld in artikel 4, het bedrag van het pensioen, dat bij het maximum aantal voor pensioen medetellende dienstjaren ingevolge deze verordening kan worden genoten, overschrijdt, wordt het ingevolge deze verordening toe te kennen pensioen verminderd in dier voege, dat in totaal aan pensioen niet meer wordt genoten dan het evenbedoelde maximum pensioen.

Artikel 6

Het geneeskundig onderzoek, als bedoeld in artikel 74 der Pensioenwet 1922 (Staatsblad 240), geschiedt door twee door burgemeester en wethouders aan te wijzen geneeskundigen. Burgemeester en wethouders zijn vrij in de keuze van die geneeskundigen.

Artikel 7

De vaststelling van de pensioenen geschiedt door burgemeester en wethouders. Van elk besluit tot vaststelling wordt zo spoedig mogelijk kennis gegeven aan belanghebbende, die binnen een maand daartegen in beroep kan komen bij de gemeenteraad.

Artikel 8

De uitbetaling der pensioenen geschiedt maandelijks.

Artikel 9

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht op 1 januari 1952 in werking.