LANDSBESLUIT van de 19de juli 1967 no. 22 tot vaststelling van een loonregeling voor de arbeiders in dienst van de Nederlandse Antillen, werkzaam in het eilandgebied Bonaire

Geldend van 31-01-1987 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 19de juli 1967 no. 22 tot vaststelling van een loonregeling voor de arbeiders in dienst van de Nederlandse Antillen, werkzaam in het eilandgebied Bonaire

Artikel 1

Dit landsbesluit is van toepassing op de arbeiders in dienst van de Nederlandse Antillen, die op arbeidsovereenkomst, onder genot van een weekloon, in het eilandgebied Bonaire werkzaam zijn in een functie welke is opgenomen in dit landsbesluit.

Artikel 2

  • 1. Voor iedere werknemer, die in dienst wordt genomen, wordt door de Minister onder wiens departement betrokkene ressorteert, de loonschaal bepaald krachtens welke hij zal worden betaald, alsmede het loon in die loonschaal. Bij indienstneming wordt als regel het aanvangsloon toegekend.

  • 2. Binnen het raam der loonschalen worden de lonen der arbeiders, die een functie bekleden, waaraan periodieke verhogingen zijn verbonden, bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en voldoende dienstijver periodiek door het Hoofd van Dienst verhoogd, naar gelang van de aangegeven diensttijd.

  • 3. Bij onthouding van periodieke verhoging, als in het eerste lid bedoeld, wordt de reden der onthouding schriftelijk aan de arbeider medegedeeld.

  • 4. De plaatsing in een hogere loonschaal geschiedt door de Minister onder wiens departement betrokkene ressorteert.

Artikel 3

  • 1. Plaatsing in een hogere loonschaal geeft aanspraak op verhoging van het loon tot het naasthogere bedrag van de loonschaal, geldende voor de betrekking waarin de arbeider werkzaam wordt gesteld.

  • 2. Periodieke verhogingen, waarop in de nieuwe loonschaal aanspraak bestaat, worden toegekend op het tijdstip, waarop daarop aanspraak zou hebben bestaan in de oude loonschaal.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing, indien het maximumbedrag (eventueel verhoogd met ƒ 10,— of ƒ 20,— als voorman of als baas) van de loonschaal, waarin de oude betrekking is gerangschikt, lager is dan het aanvangsloon van de schaal, waarin de nieuwe betrekking is gerangschikt. De termijn voor de toekenning der eerstvolgende periodieke verhoging begint in dit geval te lopen op het tijdstip van ingang der plaatsing in de hogere loonschaal.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Minister onder wiens departement betrokkene ressorteert, in bijzondere gevallen in verband met bevordering een grotere loonsverhoging toekennen. Het bepaalde in het tweede lid is alsdan echter niet van toepassing.

Artikel 4

  • 1.

    Het weekloon van de leerling bedraagt tenminste ƒ 15,60 en ten hoogste ƒ 29,60.

Het weekloon van de leerling in het bezit van een diploma Lagere Technische School of een daaraan tenminste gelijk te stellen opleiding bedraagt ƒ 28,—.

  • 2.

    Het weekloon van hem die aankomend- of hulpvakman is, bedraagt tenminste ƒ 29,60 en ten hoogste het minimum van de (laagste) loonschaal, geldende voor de betrekking waarin hij aankomend of hulp is.

  • 3.

    Met inachtneming van deze loongrenzen kan het Hoofd van Dienst het loon bij voldoende geschiktheid en voldoende dienstijver verhogen, voor zover de vorderingen van de betrokkene naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.

Artikel 5

  • 1. Het maximum van de loonschaal wordt door aanwijzing als voorman verhoogd met een bedrag van ƒ 10,—.

  • 2. Het maximum van de loonschaal wordt door aanwijzing als baas verhoogd met een bedrag van ƒ 20,—.

  • 3. Aan de arbeider, die op het maximum van zijn eigenlijke loonschaal staat, zal bij zijn aanwijzing als voorman of als baas een loonsverhoging worden gegeven binnen het raam van voormelde verhoogde loonschaal; daarna zullen periodieke loonsverhogingen worden toegekend, totdat de verhoogde maxima zullen zijn bereikt.

  • 4. Indien de arbeider bij zijn aanwijzing als voormeld het maximum van zijn eigenlijke loonschaal nog niet heeft bereikt, wordt hem in deze schaal een loonsverhoging toegekend; daarnaast kan de Minister onder wiens departement betrokkene ressorteert, hem in deze schaal één of meer extra loonsverhogingen toekennen en indien door het een of het ander het maximum van de eigenlijke loonschaal wordt bereikt, kan voornoemde Minister hem ook nog een loonsverhoging als bedoeld in het derde lid toekennen. Totdat de arbeider het maximum van zijn eigenlijke loonschaal zal hebben bereikt, zullen periodieke loonsverhogingen in deze schaal worden toegekend. Daarna zullen periodieke loonsverhogingen worden toegekend totdat de verhoogde maxima als bedoeld in de leden 1 en 2 zullen zijn bereikt.

Artikel 6

Als overwerk wordt aangemerkt de aan de arbeider opgedragen arbeid, buiten de volgens werkrooster voor hem geldende normale dagelijkse arbeidstijd.

Artikel 7

  • 1. Voor de arbeider, die niet in wachtploegstelsel werkzaam is, gelden voorts de volgende bepalingen:

    • A.

      Op feestdagen, die niet tevens zondagen zijn, wordt aan de arbeider verlof gegeven met behoud van loon.

    • B.

      Voor overwerk, verricht op een werkdag, ontvangt de arbeider betaling naar verhouding van het gewone uurloon verhoogd met 50%.

    • C.

      Voor overwerk, verricht op een rustdag of op een zon- of een feestdag, ontvangt de arbeider betaling naar verhouding van het gewone uurloon verhoogd met 100%.

  • 2. Voor de arbeider, die in wachtploegstelsel werkzaam is, alsmede voor bedoeld personeel dat volgens het voor hem geldende werkrooster ook op zon- en feestdagen moet werken, gelden voorts de navolgende bepalingen:

    • A.

      Voor overwerk, verricht op een dag die geen zon- of feestdag of rustdag is, ontvangt de arbeider betaling naar verhouding van het gewone uurloon verhoogd met 50%.

    • B.

      Voor overwerk, door de arbeider verricht op zijn rustdag volgens het voor hem geldende werkrooster, alsmede op zon- en feestdagen, ontvangt de arbeider betaling naar verhouding van het gewone uurloon verhoogd met 100%.

    • C.

      Indien de arbeider op een feestdag ingevolge het voor hem geldende werkrooster moet werken, ontvangt hij voor elk uur, dat hij aldus volgens het werkrooster heeft gewerkt, naast zijn loon een vergoeding gelijk aan 100% van zijn uurloon.

  • 3. Onder feestdag wordt verstaan hetgeen daaronder in artikel 3 van het Werkliedenreglement 1944 (P.B. 1946, no. 155) wordt verstaan.

Artikel 8

Bij verzuim van werkuren of gedeelten daarvan binnen de bij werkrooster vastgestelde tijd wordt betaling gekort over het aantal verzuimde uren, afgerond naar boven tot hele uren.

Artikel 9

Wanneer het Hoofd van Dienst dit in het belang van het werk wenselijk acht, kan hij de arbeider wegens bijzonder goede dienstverrichtingen of bij bijzonder moeilijk, gevaarlijk of vuil werk tijdelijk een toeslag op het gewone loon toekennen, echter tot geen hoger bedrag dan 25 procent van zijn gewone loon.

Artikel 10

De arbeider, die tijdelijk door het Hoofd van Dienst te werk wordt gesteld in een betrekking waaraan een hoger weekloon is verbonden, ontvangt over iedere dag van die tewerkstelling betaling naar reden van het loon, hetwelk hij bij definitieve werkzaamstelling in de waargenomen betrekking zou hebben genoten.

Artikel 10a

  • 1. De arbeider geniet kindertoelage in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen welke gelden voor de werklieden in dienst van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk voor deze werkman worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid.

  • 2. Tenzij het gezag dat bevoegd is het loon toe te kennen of in het toegekende loon wijziging te brengen anders beslist, wordt geen kindertoelage genoten door arbeider die geen volledige dagtaak heeft.

Artikel 11

De Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) en de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14) en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften zijn op de arbeider van toepassing met dien verstande dat de betrokken bij algehele arbeidsongeschiktheid recht kan doen gelden op het navolgende ziekengeld of ongevallengeld:

  • a.

    indien hij gehuwd is of ongehuwd en kostwinner:

    • -

      gedurende de eerste zesentwintig weken: bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 100% van het loon;

    • -

      gedurende de daaropvolgende zesentwintig weken: bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 85% van het loon;

  • b.

    indien hij ongehuwd en geen kostwinner is:

    • -

      gedurende de eerste zesentwintig weken: bij huisverpleging 100% van het loon en bij ziekenhuisverpleging 85% van het loon;

    • -

      gedurende de daaropvolgende zesentwintig weken: bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 70% van het loon;

  • c.

    bij ziekte of gebreken, welke het rechtstreeks gevolg zijn van de uitoefening van de dienst en niet aan de schuld of onvoorzichtigheid van de arbeider zijn te wijten, tot het tijdstip van herstel:

    • -

      gedurende de eerste tweeënvijftig weken bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 100% van het loon;

    • -

      gedurende de verdere duur:

  • a.

    indien de arbeider gehuwd is of ongehuwd en kostwinner bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 60% van het loon;

  • b.

    indien de arbeider ongehuwd en geen kostwinner is bij huisverpleging en bij ziekenhuisverpleging 50% van het loon;.

  • d.

    bij ziekte, veroorzaakt door andere omstandigheden dan bedoeld onder c, wordt over de dag waarop de arbeidsongeschiktheid aanving en de daarop volgende dag der verhindering geen loon uitgekeerd. Niettemin wordt over de dag waarop de arbeidsongeschiktheid aanving en de daarop volgende dag loon uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het loon wordt over bedoelde twee dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak langer dan twee dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest.

Artikel 11a

xx

Artikel 12

  • 1. De arbeider, die hem bekende dienstvoorschriften niet nakomt of de hem gegeven dienstopdrachten niet of niet op de juiste wijze uitvoert, kan door het Hoofd van Dienst disciplinair worden gestraft met:

    • a.

      mondelinge of schriftelijke berisping;

    • b.

      schorsing gedurende ten hoogste twee weken, in welk geval de aanspraak van de arbeider op loon gedurende de schorsing vervalt.

  • 2. Schorsing kan slechts plaatsvinden bij een met redenen omklede beschikking na verkregen toestemming van de Minister onder wiens departement betrokkene ressorteert.

Artikel 13

Bij overlijden van een arbeider, die op de dag van overlijden tenminste één jaar in dienst is, geldt het navolgende :

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de arbeider, wordt aan de langstlevende echtgenoot een som uitgekeerd, gelijk aan dertien maal het bedrag van het wekelijkse loon op het tijdstip van overlijden.

  • 2.

    Indien de overleden arbeider op het tijdstip van overlijden niet in actieve dienst is, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan dertien maal hetgeen hij als wekelijks loon zou hebben genoten, indien hij op de eerste dag der week van het overlijden in activiteit was geweest.

  • 3.

    Indien de overleden arbeider geen betrekking als bedoeld in het eerste lid nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de arbeider. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 4.

    Laat de overleden arbeider ook geen betrekkingen als in het vorige lid bedoeld na, dan kan het in het eerste lid bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overleden arbeider voor de betaling dier kosten ontoereikend is.

Artikel 14

De uur- en weeklonen, alsmede het normale aantal werkuren per week van de arbeiders worden vastgesteld als volgt:

Schaal 1

Normaal aantal werkuren per week

Dienst-jaar

Uurloon

Week-loon

assistent–meetarbeider bij het Kadaster

40

1

ƒ 1,25

ƒ 50,—

2

“ 1,27

“ 50,80

3

“ 1,31

“ 52,40

4

“ 1,35

“ 54,—

5

“ 1,39

“ 55,60

Schaal 2

Normaal aantal werkuren per week

Dienst-jaar

Uurloon

Week-loon

kantoorloper tevens belast met huishoudelijke werkzaamheden bij Politie Bonaire

40

1

ƒ 1,27

ƒ 50,80

2

“ 1,31

“ 52,40

3

“ 1,35

“ 54,—

4

“ 1,39

“ 55,60

5

“ 1,44

“ 57,60

Schaal 3

Normaal aantal werkuren per week

Dienst-jaar

Uurloon

Week-loon

meetarbeider bij het Kadaster

40

1

ƒ 1,36

ƒ 54,40

2

“ 1,39

“ 55,60

3

“ 1,42

“ 56,80

4

“ 1,45

“ 58,—

5

“ 1,48

“ 59,20

6

“ 1,51

“ 60,40

7

“ 1,55

“ 62,—

8

“ 1,59

“ 63,60

Schaal 4

Normaal aantal werkuren per week

Dienst-jaar

Uurloon

Week-loon

automonteur kl. A bij Politie Bonaire

40

1

ƒ 1,44

ƒ

2

“ 1,48

“ 57,60

3

“ 1,52

“ 59,20

4

“ 1,56

“ 60,80

5

“ 1,61

“ 62,40

6

“ 1,66

“ 66,40

7

“ “

“ “

8

“ 1,71

“ 68,40

9

“ “

“ “

10

“1,76

“70,40

11

“ “

“ “

12

“1,81

“72,40

13

“ “

“ “

14

“1,86

“74,40

Artikel 15

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als „Loonregeling Arbeiders Bonaire".

  • 2. Dit landsbesluit wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van 1 januari 1967.