LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 19de Juni 1952 ter uitvoering van de artikelen 10 en 22 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, no. 134)

Geldend van 01-01-1953 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 19de Juni 1952 ter uitvoering van de artikelen 10 en 22 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, no. 134)

Artikel 1

De voorzitter van het hof van justitie in de Nederlandse Antillen kan aan de rechter in ambtenarenzaken en de rechter-plaatsvervanger, zomede aan de leden en leden- plaatsvervangers van de raad, die zich schuldig maken aan handelingen strijdig met de eer of waardigheid van hun ambt, een waarschuwing geven, na hen te voren de gelegenheid geboden te hebben zich te zijnen overstaan te verantwoorden.

Artikel 2

Behoudens het bepaalde in het tweede lid van artikel 10 en het tweede lid van artikel 22 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, no. 134), zijn het gerecht en de raad verplicht de Gouverneur desgevraagd schriftelijk van bericht en advies te dienen over onderwerpen hun werkkring betreffende.

Artikel 3

  • 1. De benoemde leden en leden- plaatsvervangers van de raad leggen, alvorens hun bediening te aanvaarden, in handen van de voorzitter van het hof van justitie in de Nederlandse Antillen, bijgestaan door de griffier van het hof van justitie, de eed of belofte af, in artikel 11 van de Rechterlijke organisatie omschreven met deze wijziging, dat, waar daarin voorkomen de woorden „enige rechtszaak", in deze wordt gelezen „enig geding".

  • 2. Tijd en plaats der beëdiging worden door de voorzitter vastgesteld in overleg met de te beëdigen leden en leden- plaatsvervangers.

  • 3. Van het afleggen van de eed of de belofte wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 4. Door het afleggen van de eed of de belofte aanvaarden de benoemde leden en leden- plaatsvervangers tevens hun bediening.

Artikel 4

  • 1. Bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten kunnen niet tezamen voor de behandeling van een geding zitting nemen in de raad.

  • 2. Bij de behandeling van een geding door de raad mag niet worden dienst gedaan door een griffier in bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten bestaande aan een dergenen, die zitting hebben.

  • 3. De zwagerschap houdt op door ontbinding van het huwelijk, waardoor zij is veroorzaakt.

Artikel 5.

Dit landsbesluit treedt in werking tegelijk met de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951.